Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de troon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de troon

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'de Heere regeert; de aarde verheuge zich; dat vele eilanden zich verblijden. Rondom Hem zijn volken en donkerheid; gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid van zijn troon'. Psalm 97 vs 1 en 2

De Heere regeert, dat trekt door heel deze psalm heen, als gist door het deeg. Hij is aan het bewind, en daaruit vloeit het een en ander voort, voor de rechtvaardigen en voor de goddelozen, voor de hemelen en voor de aarde. U kunt dat in het vervolg lezen. Wij beperken ons tot een bericht van de troon. Hoe die daar onwrikbaar vaststaat en wat er omheen hangt aan duisternis. De psalm herinnert ons aan de openbaring, vooral aan het vierde hoofdstuk.

Het lied wordt gehoord. Aarde verheug u, eilanden verblijdt u. De aarde is het vasteland, de eilanden liggen overal verspreid. De hele wereld mag er met vreugde kennis van nemen, dat de Heere regeert. Zijn koningschap is op de schepping betrokken; de schepper is heerser en rechter. Daarom wordt de schepping hier opgeroepen om mee te zingen. Zij is zijn domein, zijn schoongoed. De gemeente weet zich met de schepping verbonden. Ze zucht mee en ze juicht mee. En dat met het oog op de toekomst van die schepping. De aarde wordt omgewoeld door geweld, opengescheurd en platgetrapt. De mensen richten verwoestingen aan, vooral in tijden van oorlog. Wij, die de schepping menen te beheersen, schenden haar op grote schaal. Onder dit heersen zucht zij. Paulus had er oor voor, hij ving het op. In de schepping klopt de verwachting: De Heere regeert. De Heere haalt haar door alle ellende en nood heen. Hij haalt haar door het oordeel heen. Spring daarom op van vreugde voor Hem, Die u uw recht en uw pracht zal teruggeven in zijn toekomst.

Wij behoeven de mensen niet buiten beschouwing te laten. Zij bewonen de aarde. Bevrijd uit de ban der machten mogen zij zich verblijden. De Heere regeert, zijn recht is niet machteloos; zijn macht is niet rechteloos. Het is goed door Hem geregeerd te worden. Goed? De prediking veroorzaakt enige opschudding. U krijgt de schrik van uw leven te pakken: de Heere regeert. En ik? Opstand tegen Hem, afval van Hem kenmerken mijn leven. Ik waag het Zijn macht te weerstreven, zijn recht te weerstaan. U wordt gesommeerd: Buigt u neder voor Hem. Valt Hem te voet, eer het te laat is. Hij regeert over ellendigen, die Hij de scepter der genade toereikt. Dan pas krijgen wij er schik in dat de Heere regeert. U kijkt rond in de schepping, over de wijde aarde. De aarde verheuge zich, dat vele eilanden zich verblijden. Dat is een tegenwicht tegen alles wat ons bezwaren en benauwen kan. Wij ontspringen de dans des demonen, de dans van het feit en het lot, door de psalm aan te heffen in het midden der gemeente. Dat doet kracht. De Heere woont nog altijd op de lofzangen van Israël.

U wilde wat vragen? Het is een nuchtere vraag: wat zie ik ervan? U bedoelt: ik zie er vaak niets van. Wolken en donkerheid zijn om mij heen. Verbijsterd hoor en zie ik alles wat er gebeurt. Soms klaart het even op, dan is het weer pikdonker. Och, dat ik vaak in de duisternis tast is misschien niet zo erg. Erger is wat hier staat: rondom Hem zijn wolken en donkerheid. God hult zich niet in nevelen, dat niet. Toch straalt het licht van zijn koningschap niet zo alles doorschijnend als ik wel wenste. Toch worden de dingen en de daden niet doorzichtig tot op Hem, zodat ik Hem er meer achter vermoed, dan dat Hij er uit tevoorschijn treedt en ik Hem mag aanschouwen. Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, dat is maar al te waar.

Hoe zou dat zitten met die donkerheid? God is een licht, een verblindend licht, gans geen duisternis is in Hem. U kunt niet in de zon kijken, u krijgt vlekken voor uw ogen. Daarom wordt het licht van Gods koningschap getemperd. Het geloof neemt de wolken en de donkerheid mee in de lof, zoals de dichter dat hier kennelijk doet.

Bovendien, die wolken hangen samen met onze zonden. Gods geduld met ons, wat Hij allemaal toelaat, dat is de donkerheid rondom Hem. Tegelijk is dat dreigend genoeg. Wat denkt u als de wolken inktzwart langs de hemel drijven; onweer op komst. De wolken pakken zich samen tot het oordeel. Wij leven in een donkere tijd. God laat heel veel toe. Let echter op de tekenen, straks ratelt de donder en flitst de bliksem: Sion heeft het gehoord en de dochteren van Juda hebben zich verheugd, wegens uw oordelen, o Heere.

Wat echter in die donkerheid onwankelbaar staat dat is de troon. Zijn troon. Breekt het onweer los, dan zullen allen die zien staan. Nu horen wij het zingen: Gerechtigheid en gericht zijn de vastheid van zijn troon, de grondslag. Daar steunt zijn regering op, daar wijkt de Heere niet van af. De vastheid van zijn troon. Alle tronen vertonen verschijnselen van verval, ze wankelen. Zij moeten vallen, omdat macht zonder recht niet bestaat, niet vaststaat. Gods troon staat vast tot in eeuwigheid. Gerechtigheid en gericht, dat is het: de Heere regeert.

In God is geen rechteloosheid. Hij stelt het recht en handelt ernaar. Hij maakt het bekend en bindt ons eraan. Hij heeft ons geleerd, wat recht is. Zijn rechten, zijn inzettingen. Zijn heilige wet. Want de Heere onze God is heilig, is het richtsnoer van Zijn daden. Rekenen wij daarmee? Er is velerlei recht; meestentijds is het recht van de sterkste aan bod. Nu, de Heere is de Sterkste, Zijn recht is Zijn kracht. Hoe durven wij onrecht te doen, tegenover Hem en de naaste, in eigen leven en in het samenleven der mensen, terwijl Hij regeert. Haat het kwade vermaant ons de dichter. God doet geen afstand van Zijn recht, dat zou troonsafstand zijn. Wat bekreunen de volken zich om de gerechtigheid? De geschiedenis gooit haar te grabbel. Vragen wij er nog naar? Zoeken wij gerechtigheid, ook voor de ontrechten? Doet de overheid het, en bidden wij daarvoor? Gerechtigheid. Een woord om van te schrikken. Daar komt toorn en oordeel uit voort. Ik mag u niet verzwijgen, dat Christus in dit woord gekomen is, dat Hij, de Heere onze gerechtigheid heet. Zo'n woord, zonder Christus, dat is verpletterend. Met Hem is het, zo waar, hoopgevend.

En gericht. Weer zo'n woord. Gerechtigheid en gericht, twee molenstenen waartussen wij vermorzeld worden. Tenzij Christus. In het midden van de troon ziet Johannes het Lam! Zag u het ooit? Mocht u in deze woorden zijn naam lezen, zijn werk? Dan klinkt het niet zo dreigend meer al wil het nog terdege ernstig genomen worden. Dan kennen we iets van vreugde over Gods gericht. Gericht. God zet de dingen recht. Hij haalt goed en kwaad uit elkaar, en ze liggen zo onontwarbaar door elkaar. Recht en onrecht scheiden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen scheiden. God neemt met onze dubbelzinnigheid geen genoegen. Hij stelt orde op zaken, als heerser. Hij eist het ook van ons, overheid en onderdanen. Hij doet het als rechter. God en de afgoden, die raken ook definitief van elkaar af: Beschaamd zullen wegen, die zich in afgoden beroemen. Kortom, het gericht schept de orde van de waarheid.

Dat is een orde, waarvoor we leven. Vaart het gericht over ons, dan stelt de Heere ons de dingen ordelijk voor ogen. Hij regeert met gericht. Hij doet het heden door Zijn Woord en Zijn Geest. In dat gericht krijgt alles zijn eigen en eigenlijke plaats toegewezen. Wat is dan uw plaats? Wie in Christus zijn plaats vond, zal in dat gericht bestaan. Hij mag blijven, waar hij stond, voor eeuwig. Zo is het een orde, waarin we leven. Voor eeuwig leven. Gij rechtvaardigen, verblijdt u in de Heere, in Hem alleen. In Zijn heerlijke toekomst, zullen de zondaren van de aarde verdelgd worden — de aarde verheuge zich. Maar wie in Gods gerechtigheid en in Zijn gericht, Christus mocht ontmoeten, die zullen met Hem zitten in Zijn troon. Weet u, wat zo wonderlijk is? Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid van Zijn troon. Goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Van de troon

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's