Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uw bewaarder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uw bewaarder

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Uw Bewaarder zal niet  sluimeren' Psalm 121 vers 3b

We gaan, gepakt en gezakt, op reis; onderweg zullen we wel zien, hoe het loopt. Maak u over ons maar geen zorgen. Zo spreekt de een. De ander kijkt zorgelijk; bezwaren en gevaren als bergen zo hoog. Mijn hulp is van de Heere. Zo hulpbehoevend ben ik, ik kom er voor uit. Zo hulpvaardig is de Heere, ik leerde Hem kennen. Die twee passen dan goed bij elkaar. Samen onderweg, zal de Heere overal in voorzien.

Ik hoor een stem uit het heiligdom, een groet, die m'n hart verkwikt. Ga maar gerust zegt die stem en de groeten van de Heere. De priester mag de groeten van de Heere overbrengen. Zijn zegen op het volk leggen. Dat deed hij wanneer hij de pelgrims huiswaarts liet gaan: De Heere zegene u en Hij behoede u. Woorden die een vertrouwde klank hebben. Die toch niet zó bekend zijn, dat we er nooit eens door verrast worden, als de kerkdienst zijn sluitstuk vindt in de zegen.

Zovelen wij om hulp verlegen zijn en onze hoop op de Heere vestigen, wordt het ons van zijnentwege toegevoegd: Hij zal uw voet niet laten wankelen. Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt. Mijn voet? Die wankelt zo gauw. Ik sta niet zo vast in mijn schoenen, en de weg is zo glibberig dat ik telkens uitglijd. Dat kan. U herinnert zich de 73e psalm: Mijn voeten waren bijna uitgeweken. Het is er soms zo na aan toe. Daar zijn verleidingen, die ons meesleuren, verzoekingen, die ons onzeker maken. O wee, ik wankel, straks val ik nog. Ik hoor het al, u hebt zo iets reeds eerder meegemaakt, u hinkt nog, u bent sindsdien niet meer zo goed ter been. Een verzwikte enkel? Mag ik er het verband van dit woord straks omheen wikkelen: Hij zal uw voet niet laten wankelen. Uw voet zal vaster gaan, dan de bergen staan. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, spreekt de Heere. Hij is machtig ons voor struikelen te bewaren. Van Hem is mijn hulp.

Uw bewaarder zal niet sluimeren. De Heere, Die behoedt is de herder. Ziet u Hem? Waar moet ik Hem zoeken? Waar anders dan in het midden van Zijn schapen! Dat is zo: de Herder is bij de kudde te vinden, de enige Herder. De Heere is mijn herder. Het ontbreekt mij aan niets. Hij leidt mij in het rechte spoor. Hij past op mij. Hij helpt mij. Uw Bewaarder. Moest u dit lied een naam geven, dan zou het het lied van de Bewaarder kunnen heten. Dat is het dragende woord van al deze zinnen. Bewaren is behoeden. Behoeden is behouden.

Wie is uw Bewaarder? Wie houdt over u de wacht? Niemand, verklaart u nors, trots misschien. Ik loop op eigen gelegenheid verder, ik leef voor eigen risico. Op mij hoeft niemand te passen, ik ben geen klein kind meer. Dat klinkt nogal zéker. Maar ik ben bang dat u zich in de buurt van de slechte herder bevindt. De duivel gunt u graag de waan van de vrijheid, van de eigen weg en het eigen doel. Hij weet, dat u dan aan zijn leiband loopt, hij leidt u in het spoor der ongerechtigheid en als het misloopt — en het loopt mis — dan grijnst hij. Dat komt er van. Verlies toch uw waan aan dit woord: Uw Bewaarder. Dat is geen bedrog, dat is waarheid. De Heere Jezus zegt: Ik ben de goede, de echte Herder. Ik zoek het verlorene en het weggedrevene breng ik terug, en Ik neem in Mijn hoede, wat ver van Mij aan de dood is overgeleverd. Gods geleide, Gods genade; Zijn bijstand wil Hij bewijzen, om Christus wil. Wat is iemand gelukkig, gezegend, met wie de Heere op weg gaat. Die door de Heere bewaard wordt in al de wisselende omstandigheden en bij al de wederwaardigheden van het leven.

Hij laat het nooit afweten: Uw Bewaarder zal niet sluimeren. Er waren wachters — om even van beeld te veranderen — die de stad moesten bewaken, of die, in de oogsttijd op de wachttoren in de wijngaard stonden. Ze waren niet altijd betrouwbaar; ze vielen wel eens in slaap en sommigen waren liever lui dan moe, ze sluimerden. Zo is de Heere niet. Hij is wakker en Hij waakt. Waker dat is maar een nederig beroep. De Heere is nederbuigend goed. Hij wil en zal bewaken. U mag uw gezin ook in Zijn hoede aanbevelen.

Ziet! Let er op, laat het u moed en hoop geven: De Bewaarder Israels. Het persoonlijke en het gemeenschappelijke grijpen in elkaar. Dat is kenmerkend voor de psalmen. De Israëliet die zingt, is geen solozanger. Hij zingt mee in het koor, het volkskoor. En de God die hij bezingt, is niet alleen ziin God, het is de God van Israël, het volk waartoe de man behoort. Zijn waakzaamheid werd in de geschiedenis van het volk bewezen. De priester roept het in herinnering: het volk heet naar Israël. Tot hem zei de Heere: Ik zal u behoeden, overal waar gij heengaat. Aan dat woord mocht Israël zich toevertrouwen en hij werd niet beschaamd. Zo verging het de Israëlieten; denk eens aan de tocht door de woestijn. Wie hield de nacht­wacht, in een vuurkolom? Wie hield de dagwacht, in een wolkkolom? De Heere. De Heere is onze God, zegt Jozua, Die ons bewaard heeft op al de weg, waardoor wij getogen zijn. Dat pleit voor Hem. Hij maakte zich als Bewaarder een heerlijke naam.

Zal niet sluimeren, noch slapen. Dat kan van geen mens gezegd worden. Wij waken wel eens bij een zieke, over ons kind. We worden, na verloop van tijd door de slaap overmand; van moeheid vallen ons de ogen toe. De Heere wordt niet moe en niet mat. Hij sluimert niet. En dat in tegenstelling met de goden die de heidenen in de naaste omgeving van Israël, vereren. Die houden, met de natuur mee, hun winterslaap. Baal was niet wakker te krijgen, toen zijn priesters hem riepen: Help. Elia spotte er mee: Misschien slaapt hij. En hoe uitbundig vierde men zijn ontwaken in de lente. Eindelijk weer wakker.

Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren noch slapen. Op Hem kunt u aan. Meer dan op een vader, meer dan op een moeder. Dag en nacht. Dat geldt voor Israël als geheel, iedere Israëliet, ieder die uit het geloof van Israël is, mag daar troost en steun uit putten. Is het echt waar? In de aanvechting menen wij, dat de Heere slaperig is, dat Hij ons amper hoort, en nauwelijks antwoordt. Dat Hij ons uit het oog verloren heeft. Wij trachten wakker te blijven, wij liggen te hanewaken, maar Hij ... Het is net omgekeerd: Ook als wij slapen waakt Hij. Hij doet, om zo te zeggen, geen oog dicht. Ik ga slapen, ik ben moe. Heere houdt ook deze nacht, over mij getrouw de wacht.

Mijn hulp is van de Heere. Als het anders is, deugt het niet. Zonder Hem bedriegt u zich. Hij bedriegt u niet. Durft iemand niet verder — want wat wacht hem? — hij heffe het hart op tot de Heere. Verder hoeft niet, hoger hoeft niet. De Heere, dat is ver en hoog genoeg. Heere, bewaar mij. Meer kan ik niet bidden. Bewaar mij voor alles waarvoor ik bewaard moet worden. Ik kijk eens rond, ik richt mijn blik naar de toekomst. Dan draai ik mij om; voor ik vertrek draai ik mij nog eenmaal om. De priester komt uit het heiligdom te voorschijn. Hij spreekt het woord des Heeren. Een woord, waarin de Heere zich aan mij verbindt en daarom een woord, waarmee ik reizen kan: Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren noch slapen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uw bewaarder

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's