Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de heilige doop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de heilige doop

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder de hemel te verderven. ..' Genesis 6 : 17, 18.

Wanneer verstaan wij onze doop? Wanneer we twee dingen gezien hebben — in ons eigen leven. Het eerste is dit: De almachtige, eeuwige God straft naar Zijn streng oordeel de ongelovige en onboetvaardige wereld met de zondvloed.

En het tweede is dit: De gelovige Noach met zijn acht zielen wordt uit Gods grote barmhartigheid behouden en bewaard. De zondvloed in de dagen van Noach — daardoor wordt de dóóp beduid!

Zondvloed — is een woord, dat niet te maken heeft met het woord 'zonde', maar is afgeleid van een oud woord, dat betekent: een grote, algemene vloed. Een watervloed — een algemene vloed van water, overal. Zodat we lezen dat alle fonteinen van de grote afgrond worden opengebroken, en de sluizen van de hemel geopend. Van beneden — van boven — overal water, zodat de wereld, de verdorven wereld, als het ware terugzinkt in de toestand van de eerste scheppingsdag, waarop de aarde woest en ledig was — maar de Geest van God zweefde op de wateren! .

Deze watervloed in de dagen van Noach predikt ons: die Geest van God gaat wijken - de zondeval gaat dóór - tot de maat van ongerechtigheid vol is en de aarde wegzinkt onder de toorn van de heilige God. 'Want Ik, zie. Ik - zeide God tot Noach - breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder de hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal de geest geven'

Déze taal is nu de taal van de doop — in het doopvont zijn samengestroomd de wateren uit de dagen van Noach, en dezelfde taal spreekt daaruit tot ons: water, dat alle vlees verderft — de adem ontneemt het vreselijke donkere water des doods: daarin staren wij, staande bij het doopwater! Want — ondergaan in een grote vloed van wateren — dat leert ons de ondergang en besprenging met dit water. Het wijst naar ons — en spreekt: onrein! Wij — mèt onze kinderen in zonde ontvangen en geboren — daarom zijn wij kinderen onder Gods toorn, en kunnen in het Rijk van God niet komen — tenzij...

Tenzij — opnieuw de Geest van God zweeft over déze wateren — en nieuw leven uit Christus neemt — en ons zo als herboren, als wederom-geboren doet her­rijzen uit het water van de verdiende dood!

Tenzij - Noach genade vindt in de ogen des HEEREN !

Tenzij we lezen — en tot grenzeloze verwondering lézen we het — 'Maar met u, Noach — omdat ge genade hebt gevonden in Mijn ogen — zal Ik Mijn verbond oprichten — en gij zult in de ark gaan, gij, en uw zonen, en uw huisvrouw, en de vrouwen van uw zonen met u'.

Dat is de doop! Dat betekent: de doop! Uit de dood — het leven! Dóór de dood heen — het leven! De dood verdiend — leven ontvangen! Ondergaan in een grote vloed van wateren — maar: met u zal Ik Mijn verbond oprichten, en in de ark zult gij gaan...

Maar — waarom?

Waarom kon Noach genade vinden - en hij alleen in Gods ogen?

Wanneer op Golgotha eenmaal de tijd vervuld zal zijn, dat al Gods golven en baren zich sluiten boven het hoofd van de Zoon van Zijn liefde, dan daalt Christus af! Vrijwillig - vol liefde daalt Hij af in de diepe wateren van Gods oordeel - daalt Hij zelfs neder ter helle - om nooit weer te verrijzen? Wat is dan de stilte vol angst geladen - op deze kale heuvel buiten de stad Jeruzalem: nu is de vloed van Gods toorn uitgestort, in onbeperkte volheid - en het Kind, het Kind heeft de Vader zozeer lief, dat het de watervloed binnentreedt - en voor het oog is nu alles verloren. De satan - Gods eeuwige tegenstander juicht. ..

Té vroeg juicht hij — want in de vroege morgen van de derde dag, als de zon opgaat over een verzonken wereld, dan — rijst uit het water des doods omhoog met koninklijke majesteit de Koning van dood en leven! Hij treedt dwars door de dood heen — het eeuwige leven binnen. En daarom — daarom alleen kan Noach genade vinden in de ogen van de heilige God — zoals Petrus in zijn eerste brief ons dat meldt.

Alleen — de weg van deze genade is de weg van Christus Zélf — de weg, die Hij baande — de weg, die naar het zichtbare, rechtstreeks de dood inloopt, en waarop het leven ligt daarginds — aan de andere zijde van de dood. Daar — waarheen Christus voorging! Het leven in Christus! Want — Noach ging naar het zichtbare óók onder in de vloed — van beneden en van boven grepen hem en de zijnen de wateren des doods ook aan.

Ja — maar Noach was toch geborgen in een veilige ark?

Zeker — maar wéten wij, wat een ark is?

Een ark des behouds — zeggen we dan. Maar — dat zeggen we gewoonlijk te vroeg. Want — de weg achter Christus, de weg in de ark, de weg in onze doop ons voorgetekend voor heel ons leven — is een weg, die voor onze ogen niet anders dan de dood inloopt.

Een ark — is namelijk niet zozeer een schip, als wel: een doodkist.

Op nog één andere plaats in het Oude Testament komt dit zelfde woord voor: als de naam voor het biezen kistje van Mozes. Hetzelfde beeld: de kleine, rechthoekige doodkist. En als we daarin gaan, of daarin gelegd worden — dan treden we naar het zichtbare de dood binnen. Geen andere taal spreekt de doop: de ark, die ons moet behouden ziet er voor ons uit als een doodkist — zoals immers toch gebeden wordt voor onze kinderen: dat zij met Christus in Zijn dood begraven worden! Zo wijst het water van de doop naar ons — om in een geschonken geloof te leren: de weg achter Christus is de weg van de begrafenis, van de verdiende dood — en alleen langs die weg: door de dood heen, uit de dood — het leven! Het leven in de verrezen Christus — met Hem verrezen als herboren uit het 'bad der wedergeboorte'.

Die taal van onze doop — daarvoor hebben we een mensenleven lang nodig om die te leren verstaan — om in het geloof te leren ontdekken: alleen achter de dood ligt het leven — in Christus. Tussen Christus en mij — ligt de dood!

Een rijkdom ligt hierin verborgen, die Calvijn nog zó onder woorden durfde brengen: 'Zoals dan Noach het leven verkregen heeft door de dood, toen hij in de ark niet anders dan als in een graf besloten was, en, terwijl de gehele wereld omkwam, met zijn klein gezin behouden is geworden. Zó is tegenwoordig nog de doding, welke in de doop afgebeeld wordt, voor ons de ingang in het leven, en er is geen zaligheid te verwachten, tenzij er een scheiding gemaakt is tussen ons en de wereld'.

Scheiding tussen ons en de wereld — en dan, in die ark — geborgen in de ark Christus — is de mens opnieuw heer der schepping, zoals Noach gesteld over de dieren — evenals eenmaal in Edens hof. En zo wordt deze ark, deze doodkist tot datgene, wat het woord eveneens kan beduiden: een paleis.

Een paleis — en een moordenaar aan het kruis, midden in de dood: hij ziet het: eenparadijs - in Christus, de ark des behouds!

Wanneer verstaan we onze doop? Wanneer we déze dingen verstaan - in een geschonken geloof!

Zoals Luther het ons heeft voorgezongen:

'Dit is Gods wil, het water is
niet water slechts, is leven,
en woord en spijs en lafenis
dat zal Gods Geest ons geven.
Gods stem weerklinkt: Dit is Mijn Zoon,
Mijn Lam, Mijn welgevallen,
een mensenwoord, een mensenloon,
de waarheid voor ons allen,
diep in ons hart geschreven.'

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Van de heilige doop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's