Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God dienen dag en nacht*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God dienen dag en nacht*

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom zijn zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. Openbaring 7 : 15a

'Zalig zijn de doden die in de Heere sterven. Van nu aan. Ja zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid. En hun werken volgen met hen!' Door de kennelijke betoning van Zijn vrije genade mogen we weten in de zekerheid van het geloof dat de Heere deze woorden bevestigd heeft aan Zijn dienstknecht dominee Gijsbert Boer: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht! Over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten. Ga in, in de vreugde uws Heeren (Matth. 25 : 21). Als Koning van Zijn duur gekochte gemeente heeft de Heere Jezus vóór Hij heenging tot zijn Vader Zijn discipelen opgedragen als apostelen Zijn getuigen te zijn.

En dat mocht ook de roeping zijn van onze broeder, die we zeer liefhadden, waartoe de Heere in het oorlogsjaar 1940 wel op een heel bijzondere wijze Zijn almachtige, genadige hand op hem legde onder de puinhopen van het brandend Rotterdam, hem heiligend tot Zijn dienst.

Nee, niet om als apostel een 'uitgezondene' te zijn, zoals de discipelen dat waren. Maar wel ook als een discipel, een leerjongen van Jezus.

Al is hij van nature altijd een sterke leidinggevende figuur geweest, ondanks latere lichamelijke beperkingen, toch lag daarin niet zijn kracht en het gezag dat onmiskenbaar van hem uitging in de gemeenten die hij mocht dienen en op velerlei terrein in het kerkelijk leven.

Door genade heeft hij met al Gods kinderen mogen en ook moeten leren: Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn geest zal het geschieden.

Door de Geest, Die levend maakt, Die in alle waarheid leidt, Die de kracht Gods volbrengt in de zwakheid van Zijn kinderen. En zo is hij geworden zoals we hem mochten leren kennen en liefhebben: een dienaar van het Goddelijk Woord, die discipel bleef, een ootmoedige leerling. Wars van alle episcopalisme in de kerk, presbyteriaal in hart en nieren, duchtte hij alle heerschappij van het vlees ten koste van de Geest. En als we dan toch zouden willen zeggen dat hij stond in de lijn van de apostolische successie dan alleen door de overdracht van de leer der apostelen, de leer van de Heilige Schrift. Zoals ik hem eens treffend hoorde zeggen: het getuigenis van Mozes en de profeten, de evangelisten en de apostelen. Want daar stond hij middenin, er in gezet door de heerschappij van de Heilige Geest, als een dienaar, een nederige knecht, die eerbiedig boog onder het Goddelijk gezag van de H. Schrift als het levende Woord van God. En zo mocht hij dienen met een bewogen hart, indringend het evangelie verkondigend met vele vermaningen. Als een herder en leraar van de gemeente, versierd met rijke gaven van hoofd en hart. En een opziener over de gemeente, in haar midden het Woord dienend en er daarom in gravend en uit puttend, om verloren zondaren te mogen brengen en houden aan de voeten van het Lam.

En nu is hij heengegaan. En we zijn bedroefd. Voelen een grote leegte. U mevrouw Boer met uw kinderen. Wij in de kerk. Het is allemaal zo moeilijk onder woorden te brengen. Het behoeft ook niet. We mogen het allen weten, ieder voor zich, en ook van elkaar. Wat hij voor u was. Wat hij voor ons was. Hij die niet te groot was om met de kleinen om te gaan.

Om ze te onderwijzen, te bemoedigen en te troosten. Omdat hij doorleefde in zijn ziel dat God heeft uitverkoren wat niets is.

En zo mag dan toch door alle verdriet en vereenzaming heen dankbaarheid voor alles ons hart vervullen in de troostende wetenschap dat God Zijn moegestreden kind heeft thuisgehaald. En als ik dan aan u denk mevr. Boer, die u geestelijk in liefde en geloof zo verbonden mocht weten met uw man, dan denk ik ook aan die woorden, waarmee de Heere Zijn bedroefde volk vertrooste: Mijn Maker is uw Man. En als ik denk aan het nageslacht, uw kinderen en kleinkinderen, voor wie vader zo ontzaglijk veel betekende: Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen ontfermt zich de Heere over die Hem vrezen, die Zijn verbond houden en aan zijn bevelen denken om die te doen. En aan de familie, wat Jezus zei: Zo wie de wil van Mijn Vader doet Die in de hemel is, deze is mijn broeder en zuster (Matth. 12 : 50). En aan ons, die zijn vrienden mochten zijn, en allen die hem liefhadden, wat Jezus tot de discipelen zei: Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied (Joh. 15 : 14). En als we dan denken aan de kerk, waarin ds. Boer zo vruchtbaar mocht arbeiden, dan mogen we ons in herinnering brengen het Woord van Christus, ondanks alle verval en afval, waaraan hij geleden en waartegen hij gestreden heeft: Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld! De poorten der hel zullen Zijn gemeenten niet overweldigen.

En als we daar nu maar in geloof op mogen zien, juist dan kunnen we bedroefd zijn, dan mogen we bedroefd zijn.

Liefde weet van droefheid. Jezus weende bij het graf van zijn vriend Lazarus. Als we maar toezien op ons zelf. Want ook hier geldt: de mens beproeve zichzelf! Er is tweeërlei droefheid. De droefheid der wereld, die God niet kent en aan Hem voorbijgaat, waarom het oordeeel van God aan haar verbonden is en het een droefheid is die de dood werkt.

Maar de droefheid naar God, zoals God die bedoelt en werkt, drijft uit tot de God van alle genade en vertroosting.

Dat daartoe de nagedachtenis van ds. Boer nog tot rijke zegening moge zijn, want die droefheid werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid.

Van die zaligheid hebben we mogen horen in onze Schriftlezing. De apostel Johannes mocht een bemoedigend gezicht ontvangen, toen de hemel hem ontsloten werd op het eiland Patmos, waar hij als balling verkeerde om het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus.

Want 'na dezen', zo schrijft hij, en ziet een grote schare, die niemand tellen kon uit alle natiën en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon van God en het Lam, bekleed met lange witte klederen, als teken van hun heerlijkheid, en palmtakken waren in hun handen, als teken van overwinning. En zij riepen met grote stem zeggende: De zaligheid zij onze God Die op de troon zit, en het Lam.

Inderdaad, weïk een heerlijk uitzicht. Toen Bileam de heerlijkheid van Gods volk aanschouwde riep hij uit: Mijn ziel sterve de dood van de oprechte en mijn uiterste zij gelijk het zijne! Maar dat wensen is niet genoeg. Bekering is nodig, wedergeboorte, een nieuw leven uit God.

Dat we het Lam leren volgen waar het ook heen gaat. 'Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis dagelijks op en volge Mij'. Nee, dat is niet naar het vlees, maar wel naar de Geest! Dit missen is alles missen. Dit ontvangen is alles ontvangen.

Want luister maar goed naar onze tekstwoorden. Daarin wordt ons één en ander gezegd van die grote schare voor de troon van God en het Lam vóórdat zij die heerlijkheid in mocht gaan. Zij zijn allen uit de grote verdrukking gekomen en hebben hun lange klederen gewassen in het bloed des Lams! Let wel, allen! Niet één uitgezonderd.

Met die verdrukking wordt niet bedoeld het lijden als zodanig, waar de wereld zo vol van is als gevolg van de zonde. Want daar zijn alle mensen aan onderworpen. Bekeerde mensen en onbekeerde mensen, gelovigen en ongelovigen. Nee, hier wordt bedoeld de grote verdrukking in de eindtijd waar de Heere Jezus over gesproken heeft, als de liefde van velen verkouden zal, er valse Christussen zullen opstaan, men de gezonde leer niet meer zal verdragen, als de anti-christ tenvolle openbaar zal worden. Dan zal Gods kerk benauwd worden als nooit tevoren. Maar wil dat dan zeggen dat dus niet al Gods kinderen uit de grote verdrukking komen? Zij maken toch allen die eindtijd nret mee! Er is ook een weggenomen worden voor de dag des kwaads! Ja, dat is zo. En toch: er moge in de ene tijd meer druk zijn dan in de andere, maar allen komen uit de grote verdrukking. Op velerlei wijze. Verdrukking, als de Heilige Geest ons overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, als de heiligheid Gods, die voor een zondaar een verterend vuur is, de onheiligheid van ons leven ontdekt.

Dan is er benauwdheid en droefenis, verdrukking en vrees, zoals David zegt: Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij. Ik ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden, vol van druk, benauwd van hart. Een verdrukking, die voorbij gaat, waar het de Heere behaagt Zijn Zoon in ons te openbaren, als Hij ons komt te omringen met vrolijke gezangen van bevrijding.

Maar dan volgt een nieuwe verdrukking. Weten wij daarvan? We horen Paulus er van spreken als hij zegt: Ik heb een vermaak in de Wet van God naar de inwendige mens, maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet van mijn gemoed, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?

En dan die weer zo heel andere verdrukking.

De Heere Jezus heeft er van gesproken, toen Hij zei tot Zijn discipelen: Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. Toen Hij ook dit zei: In de wereld zult gij verdrukking hebben! Al deze woorden — en nog vele anderen: Zie, Ik zend u als lammeren in het midden der wolven (Lukas 10), wijzen op vervolging, smaad, miskenning en bittere smart.

En ga zo maar door. Wie van Gods kinderen weet er niet van? Onze broeder heeft er ook van geweten: van zondaar voor God zijn, van niet kunnen zijn zoals hij graag wilde zijn naar de roeping Gods die van boven is, van worsteling, van eenzaamheid, van lijden als een dienstknecht van Jezus Christus, van teleurstelling, van persoonlijke strijd om in te gaan, van dulden en verdragen als een goede krijgsknecht van Christus: strijdbaar en weerbaar, van alleen staan, van het lijden van deze tegenwoordige wereld. En gelukkig als ook wij daarvan mogen weten. De smaadheden dergenen die U smaden zijn op mij gevallen. Want waar ziet Johannes dat kleine kuddeke, dat toch een grote schare is uit die grote verdrukking?

Voor de troon van God!

Die na kortstondig ongeneugt mij eindeloos verheugt!

In de vervulling van wat we mogen zingen uit Psalm 126: Wie hier bedrukt met tranen zaait, zal juichen als hij vruchten maait!

Nee, niet om hun verdrukking als een verdiennende oorzaak. Denk dit vooral niet! Niet hun bloed en tranen om Christus wil, niet hun lijden om Jezus wil. Dat zou toch nog eindigen zijn in de mens, zich bedriegen voor de eeuwigheid.

Ds. Boer zou zeggen: 'Geen eer aan 't vlees, maar alleen aan het Lam Gods dat ik in alle beschroomdheid heb mogen dienen'. Nooit onze offers, ons wérk, wat wij mochten doen, maar wat Hij deed, wat Hij volbracht in Zijn diepe vernedering als het van God gegeven slachtlam. En wat Hij blijft volbrengen in Zijn uitermate verhoging aan des Vaders rechterhand door Zijn Woord en Geest! Zijn offer. Zijn dierbaar bloed, dat van alle zonden reinigt, is de enige oorzaak dat ze voor God mochten verschijnen, niet buiten maar in Sion. Dat wordt ons op iedere bladzijde van de Heilige Schrift om zo te zeggen geleerd, zoals we dat ook lezen in onze tekstwoorden, dat allen die uit de grote verdrukking komen hun klederen, hun hele zondige bestaan, gewassen hebben in het bloed des Lams.

Wat hebben die duizenden en duizenden, die Johannes zag voor de troon van God, op deze aarde al niet gedaan. Wat hebben ze niet geijverd, geleden en gestreden, gewerkt zolang het dag is, tot ze stervend het moede hoofd neerlegden. Maar als ze de heerlijkheid van hun Heere mogen ingaan en u vraagt wat ze gedaan hebben, dan is en blijft er maar één antwoord: Ze hebben hun lange klederen gewassen, wit gemaakt in het bloed des Lams. Ja, dat deden ze. Wat de Heere Jezus bedoelde als het enige goede werk, dat aangenaam is in de ogen van Zijn Vader, toen Hij zeide: it is het werk. Gods dat gij doen zult, nee, niet dat we onszelf reinigen, daar hebben we het Woord in tegen: al wiest ge uzelf met salpeter en al naamt ge u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend', maar dat ge gelooft in Hem, Die de Vader heeft gezonden (Joh. 6:29). Alles schade en drek achtend om Zijnentwil, al golden we onder de mensen als nog zo verdienstelijk, alleen Zijn gerechtigheid als onze schuldbetalende Borg, door Hem als een goddeloze gerechtvaardigd, als een vuurbrand het vuur ontrukt van de komende toorn.

Schuilen in de wonden van het Lam. Ondergedompeld worden in Zijn bloed. Met David bidden: Was Gij mij geheel, zo zal ik witter zijn dan sneeuw, die vers op het aardrijk nederviel.

Dat alleen is beslissend! Gods genadige verkiezing, waardoor Hij Zich ontfermt over wat niets is in zichzelf. De overmacht van Zijn genade. De almacht van Zijn Geest, Die plaats maakt waar geen plaats is, in de verheerlijking van Christus als het Lam dat geslacht is van voor de grondlegging der wereld.

Het is de wijzen en verstandigen verborgen, maar de kindekens wordt het geopenbaard.

Ds. Boer heeft er van mogen weten, geleerd in de verborgen omgang met God: 'Om Zijnentwil uit genade tot een kind aangenomen' Hij ging voor mij de dood in: Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood zou moeten sterven. Dat was zijn prediking, dat was zijn theologie, de theologie van het kruis, dat was zijn enige troost in leven en in sterven: dat ik het eigendom ben van Jezus Christus, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft.

Je mag daar soms iets heel persoonlijks van opmerken. De deur van het bidvertrek staat wel eens open. Denk aan de Psalmen, die naar de laatste wilsbeschikking van ds. Boer in deze dienst gezongen worden en dan gelijk ook aan het gebed van Mozes de man Gods: Heere Gij zijt ons een Toevlucht geweest van geslacht tot geslacht! En Hem, de God van het voorgeslacht, de God van het verbond, dan de nood van onze ziel maar voor mogen leggen: Ach Heere, mijn ziel buigt zich neder in mij, om dan, ja dan heel zeker, als een gezegende vrucht van onze enige Voorbidder, die als het geslachte Lam staat voor de troon van God Zijn Vader, door de Geest van alle vertroosting je eigen ziel te mogen toespreken: Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, want Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God. O, wat is dat groot en heerlijk! Dit te mogen ontvangen! Die ons tot hiertoe bereid heeft is God, Die ons ook het onderpand des Geestes heeft gegeven als een onderpand van de hemelse erfenis. Want daardoor en daardoor alleen zijn zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel, en Die op de troon zit zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen noch enige hitte, want het Lam dat in het midden van de troon is zal hen weiden en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

O, wat zal dat zijn, zó door God overschaduwd nooit meer te hongeren of te dorsten. Geen verdrukking meer, maar de vreugde van Zijn aangezicht eeuwig en altoos. Geen tranen meer te hoeven schreien! Door het Lam geleid op de altoos groene weiden van de door Hem verworven zaligheid, met volmaakte vreugde water te mogen scheppen uit de fonteinen des heils. Welk een uitzicht, welk een troost in leven en in sterven. Daartoe bewaard in de kracht van God door het geloof, verkrijgend het eind van uw geloof: de zaligheid der zielen. Tot dienst in heerlijkheid!

Het doet ons met Paulus instemmen: Want ik houd het daarvoor dat het lijden van deze tegenwoordige tijd - de grote verdrukking - niet is te waarderen tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden. Het is waar en zeker! Want de Heere is de getrouwe, Die nooit laat varen het werk van Zijn handen! Het doet mij denken aan de intreetekst van ds. Boer vanaf deze kansel in deze zijn laatste gemeente: 'En nu, wat verwacht ik o Heere, mijn hoop die is op U.' Een hoop die niet beschaamt en alle leed mag verzachten omdat de liefde Gods is uitgestort in onze harten.

Alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. Het werd bevestigd aan ds. Boer en zal ook aan ons bevestigd worden! Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid. En dit is het Woord dat onder u verkondigd is. Ook door hem! U die het hoorde tot voordeel door het bloed van het Lam, of tot oordeel door de toorn van het Lam.

Maar ledig zal dat Woord niet wederkeren: Zoekt de Heere terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij zich zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig (Jes. 55 : 6—7).

Het Woord der waarheid, het Woord der gerechtigheid, het Woord der bekering, het Woord der verzoening, het Woord der vertroosting, het Woord van het Lam. Het Woord van de Drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, uit Wie en door Wie maar ook tot Wie alle dingen zijn! Want Johannes zag een grote schare die niemand tellen kon, in aanbidding: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit en het Lam! Samen met de 24 ouderlingen, een vertegenwoordiging van de ganse kerk, en de 4 dieren, als een vertegenwoordiging van de ganse schepping die verlost wordt in de openbaring van de kinderen Gods, en samen ook met de engelen, zeggende: , Amen! De lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de kracht, en de sterkte, zij onze God in alle eeuwigheid.' Amen.

Bodegraven

(De Schriftlezing in deze dienst was Psalm 42 en Openbaring 7 : 9—17. Gezongen werden Psalm 42 : 1, 5 en 7; 25 : 1, 6 en 7 en 68 : 10).

* Deze meditatie is de preek die door ds. J. H. Cirkel werd gehouden in de rouwdienst die op 22 januari II. gehouden werd in de Morgensterkerk te Zoetermeer voorafgaande aan de begrafenis van ds. G. Boer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

God dienen dag en nacht*

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's