Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samen op weg 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samen op weg 2

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het interim-rapport van de hervormd-gereformeerde werkgroep 'Samen op weg', waarvan we in het vorige artikel de hoofdlijnen weergaven, is een geschriftje, waarin we een tussentijdse balans aantreffen inzake de besprekingen, die uiteindelijk moeten leiden tot de organisatorische eenheid van de hervormde en gereformeerde kerken.

De vraag is dus nog steeds in discussie: Hoe gaan we op pad? Dat het moet komen tot een eenheid staat voor velen vast. Dat laatste is echter helemaal afhankelijk van het antwoord, dat men op de gestelde vraag geeft: Hoe gaan we samen op weg? Is de weg, die in het rapport wordt uitgestippeld de juiste? Tenslotte wordt er in het genoemde boekje niet alleen maar een aantal vragen gesteld en feiten opgesomd. Er wordt ook een weg gezocht om tot een degelijk fundament voor de eenheid te komen.

Overeenstemming in het belijden

Dat men daarbij de vragen rondom het belijden en de belijdenis der Reformatie niet uit de weg gaat, is verblijdend. Misschien mogen we daaruit concluderen, dat de 'Sturm und Drang'-periode van 'Samen op weg' gepasseerd is. Uit de nota, die door hervormde en gereformeerde jongeren in 1969 op de tafel van de synoden is gelegd, hebben we immers sterk de indruk gekregen, dat het ideaal van de eenwording van beide kerken nauw verweven was met een visie op het gemeente-zijn, die de onze bepaald niet is. De kerk werd daarin dusdanig en consequent betrokken op de wereld en de maatschappij, dat we haar haast niet meer herkenden als een bruid, die voor haar hemelse Bruidegom staat en in geloofsverwondering weet hebben mag van de rechtvaardigmakende kracht van Zijn bloed en van de heiligende genade van Zijn Geest.

Het was voor ons gevoel te veel het: We hebben nu lang genoeg gepraat over geloofsverschillen, we moeten nu eindelijk maar eens wat samen gaan doen. De aandacht, die het belijden krijgt in het interim-rapport, doet ons daarom weldadig aan. Alvorens de kerken komen tot een organisatorische eenheid, mag toch waarlijk wel de vraag gesteld worden, welke de breekpunten waren, die ons uiteen deden gaan in de vorige eeuw, welke de inhoud is van het belijden van beide kerken en in hoeverre wij onszelf nog terugvinden in onze gezamenlijke belijdenisgeschriften, die als formulieren van enigheid althans in beider kerkorden en liturgische geschriften worden genoemd.

Dat zoeken naar overeenstemming in het belijden is ons sympathiek. Het is ook een schriftuurlijke eis. Hoe rijk is het, als leden van verschillende kerken elkaar niet alleen kunnen herkennen en erkennen, omdat zij met eenzelfde doop gedoopt, zijn, maar ook omdat zij in het geloof van dezelfde Christus der Schriften leven en dat geloof ook uitleven! Hoeveel bijkomstige dingen zouden wij willen verdragen, als dit het geestelijk klimaat is, waarin wij elkaar ontmoeten? ! Hoeveel correcties zouden we van elkaar kunnen verdragen, als wij ons in de religie van het belijden één wisten? !

Terecht wordt er daarom in het rapport telkens op gewezen, dat het niet alleen gaat om een juridische handhaving van de regels van het belijden der kerk, maar om een werkelijke geloofsgemeenschap, waarin dat belijden levend functioneert en heel het leven van de gemeente bepaalt. We weten, dat het eerste er kan zijn zonder het tweede.

Maar dat alles doet niets af van de noodzaak om dat doorleefde geloof, in geformuleerde belijdenisgeschriften godvruchtig neergelegd, ook metterdaad te handhaven en er daarom de grenzen van de kerk in te ontdekken. We hebben bij de lezing van het rapport 'Samen op weg' steeds het gevoel, dat het 'in gemeenschap met de belijdenis der vaderen' geen diepere uitdrukking is dan het 'in overeenstemming met de belijdenis der vaderen', maar veeleer een vagere. Hoeveel kritiek op onze formulieren van enigheid kan ermee door, terwijl men inmiddels toch in gemeenschap met de vaderen denkt te kunnen belijden? ! Dat is de vraag, die wij willen blijven stellen. Als de belijdenisgeschriften van de beide kerken om meer vragen dan een splinterige hantering ervan, zoals wordt geconstateerd in de geschiedenis van de afgescheidenen en dolerenden, en als deze belijdenisgeschriften tegelijkertijd toch meer zijn dan een museumstuk, zoals voor sommige hervormden, welke waarde vertegenwoordigen ze dan voor beide kerken in onze tijd?

Overeenstemming in de belijdenis?

We willen graag aandacht hebben voor de noodzaak om in confrontatie met de vragen van onze tijd steeds weer tot een kerkelijk geloofsgetuigenis te komen. Het belijden is de eeuwen door voortgegaan, steeds weer in de ontmoeting met de dwaalleer. Maar dat betekent toch niet, dat wij vandaag zoveel nieuwe dingen zouden kunnen zeggen over de centrale geloofsstukken, die in de tijd en de strijd van de Reformatie tegen de rooms-katholieke leer, tegen de dopersen en tegen de remonstranten in onze belijdenisgeschriften zijn geformuleerd. Dat blijven hoogst actuele zaken, omdat de dwalingen, die hier bestreden worden, helaas hun actualiteit nog steeds niet verloren hebben. Het gaat hier over kernzaken, die bezwaarlijk op hetzelfde niveau geplaatst kunnen worden als de vragen van onze tijd, hoe gewchtig deze ook zijn.

Daarom vragen wij ons af, waarom de werkgroep 'Samen op weg' haar uitdrukkelijk uitgangspunt niet genomen heeft in een consensus van de gezamenlijke belijdenisgeschriften van beide kerken. Waarom mogen wij niet aan elkaar vragen, of we bereid zijn deze belijdenis te erkennen als de leefregel voor onze samenleving als kerken en als de uitdrukking van ons levend geloof in de drieënige God? Hartelijke instemming met de drie formulieren van enigheid zal er ook toe leiden om daadwerkelijk in de kerkelijke praktijk overeen te stemmen in die belijdenis.

Wij hebben er niet zoveel moed op, dat het nieuwe ondertekeningsformulier voor ambtsdragers, waartoe de Gereformeerde Synode van Dordt in 1971 besloot wat beters zal opleveren dan de zogenaamde splinterige hantering van de belijdenis door de gereformeerden in het verleden. Het interim-rapport 'Samen op weg' suggereert dat. Zeker, een kerk kan ook in de uitoefening van de tucht dwalen. Maar is Assen (1926), waar gans andere uitspraken over het Schriftgezag zijn gedaan dan op de jongste gereformeerde synode, achterhaald? Ook dat veronderstelt het rapport. Als dat betekent, dat er nu gelukkig in de Gereformeerde Kerken ook ruimte is voor de hooggeroemde dubbelzinnige en vrijzinnige théologie van prof. Kuitert, dan weten we, dat de gereformeerde kerken en de hervormde kerk sprekend op elkaar zijn gaan gelijken in de visie op het gezag en de functie van de belijdenis. Maar dan weten we tegelijk, dat beide kerken van hun herkomst zijn vervreemd. In dit klimaat zijn b.v. besluiten als die van de bekende Dordtse Synode van 1618 —'19 ten aanzien van de remonstrantse leer ondenkbaar. Het remonstrantisme is ons over het hoofd gegroeid.

Daarom is het niet eerlijk om niettemin te blijven spreken over een gemeenschap met de belijdenis der vaderen of over een enigheid des geloofs met de drie formulieren van enigheid (zo de Synode van Dordt 1971 over de ondertekeningsformulieren). De rapporteurs van 'Samen op weg' constateren, dat er ten aanzien van het uniek karakter van de Heilige Schrift, gezaghebbend voor heel ons leven, geen essentieel verschil is tussen de beide kerken en vervolgens, dat het een door beide vastgelegde kerkelijke gedragsregel is om te weren, wat het belijden van de kerk weerspreekt. Is dat werkelijk waar? En wat komt er in de praktijk van terecht? Hebben we praktisch gezien de 'geest en hoofdzaak'-toestand van de vorige eeuw weer niet teruggekregen? En hebben de gereformeerden door hun zogenaamde splinterige hantering van de belijdenis alleen maar geleerd, dat dit 'geest en hoofdzaak'-klimaat in feite toch beter is? Maar dan gebiedt de eerlijkheid toch wel uit te spreken, dat de afscheiding en de doleantie een vergissing zijn geweest.

Een eenparig geloofsgetuigenis

Hoe zal in dit verband het eenparig geloofsgetuigenis, dat de werkgroep 'Samen op weg' als basis voor de toekomstige eenheid gaat opstellen, eruit zien? Zal het het karakter dragen van het 'Getuigenis', dat onlangs door een aantal hervormden als een hartekreet tegen de wassende stroom van vrijzinnigheid in ons midden is neer­ gelegd? Als 't over een nieuw belijden gaat in confrontatie met de dwaalleer van onze tijd, dan kon men dit 'Getuigenis' in ieder geval al vast overnemen. Maar waarom heeft onze synode het op dit punt nog steeds niet kunnen brengen tot een boodschap van bemoediging voor onze gemeenten? Zal het ooit mogelijk zijn tot zulk een eenparig geloofsgetuigenis te komen, dat daarin duidelijk positie gekozen wordt tegen de verontrustende en verwoestende opvattingen van een studentenpredikant als ds. Krop en tegelijk het geestelijk zo verschraalde en ingezonken gemeenteleven een nieuwe injectie krijgt vanuit de prediking van de levende opgestane Christus? Of moet ook hier de befaamde 'dubbelzinnigheid' ons redden? ! Hier ligt, dunkt mij, eèn zeer aangelegen punt, wanneer men wil komen tot een nieuwe belijdenis. Men weet, dat wij voor zo'n nieuwe belijdenis nooit een pleidooi gevoerd hebben. Laat eerst de belijdenis van de Reformatie door heel ons kerkelijk en ambtelijk en persoonlijk leven heentrekken. En laten we die samen dan ook maar verdedigen. Nogmaals, de kernzaken zijn daarin genoemd. En ze zijn ook vandaag nog hoogst actueel. Wil men bezwaren maken tegen de taal, dan hebben we daar begrip voor, al zit er in die taal ook juist veel gereformeerd 'staal' en moeten we er ons ook op dit punt voor hoeden, dat de woorden zodanig vertolkt worden, dat hun betekenis feitelijk wordt omgebogen naar de levensvisie van de gemiddelde mens van nu en zodoende krachteloos wordt gemaakt. Zo lezen we het in het rapport, als het gaat over de vertaling van de bijbelse grondwoorden. Onze belijdenisgeschriften blijken ook vandaag nog hoogst actueel te zijn. Daarom verstaan we het niet, als men in gemeenschap met de belijdenis der vaderen wil blijven belijden en tegelijk bezwaren oppert tegen de theologische denkvormen van onze belijdenis?

Wil men dan niettemin toch naast en vanuit de reformatorische belijdenis van onze kerk een eenparig geloofsgetuigenis stellen, dat ingaat op de problemen van onze tijd en dat de punten bevat, die we aan het slot van ons voorgaande artikel opsomden, dan is daar uiteraard niets tegenin te brengen. Als het gebeurt op de wijze van het hervormde 'Getuigenis' is het zelfs een hoogst nodige zaak. En daarbij zullen inderdaad ook andere zaken, zoals de plaats van Israël, het rassenvraagstuk, de verhouding zending-ontwikkelingshulp (-samenwerking), de oecumene, enz. aan de orde kunnen komen.

Leertucht

Nog één ding tot slot. Uit het rapport blijkt, dat hervormden en gereformeerden elkaar steeds meer herkennen in de groeiende overtuiging, dat het pad van de leertucht haast onbegaanbaar is. De redenen daarvoor worden genoemd. Wij zijn samen ziek geworden, we moeten samen aan het evangelie genezen. Maar we weten uit het evangelie, dat deze genezing soms met zich meebrengt, wat Christus zei: 'Zo zij hij u als de heiden en tollenaar'. De dwaalleer verdort vanzelf, zegt het rapport. Maar hoeveel mensen, die naar Christus' rechterstoel reizen, ^ zijn daar dan inmiddels door misleid? Tuchtprocedures maken de kerk hoe langer hoe ongeloofwaardiger in de wereld, zegt het rapport. Maar 't is natuurlijk ook de vraag, wat de wereld van de kerk moet geloven, als ze de éne predikant met klem de opstanding van Christus uit de doden hoort ontkennen en de ander hoort zeggen, dat dit de zaak is, waarmee de kerk staat of valt. Over geloofwaardigheid gesproken. Trouwens de norm van deze geloofwaardigheid moeten we niet bij die wereld zoeken, maar daar, waar de eerste christengemeente ze aan ontleende: aan het vervuld zijn met de Geest van Pinksteren, Die de Geest van de opgestane Christus is.

Zeker, we weten, dat tucht geen gemakkelijke zaak is. We hebben inderdaad sommige kerken op dit punt zien dwalen. Maar dat doet niets af van de noodzaak om coram Deo (voor het aangezicht van God) en tot behoud van de gemeente de herdersstaf ook als een roede te hanteren. Of leertucht dan alleen mogelijk is, wanneer heel de kerk (ook de andere kerken) daarmee instemmen? Zo stelt het rapport het. Dat zou dan betekenen, dat alleen die dwaalleer veroordeeld en bestraft dient te worden, die ook in rooms-katholieke ogen als dwaalleer gezien wordt. Maar dan is de Dordtse Synode van 1618—'19 een vergissing geweest.

Alles bij elkaar genomen blijven er dus heel wat vragen over bij de lezing van het rapport 'Samen op weg'. Vragen, die ons in ieder geval brengen tot die éne vraag: Zijn we op de goede weg? We weten, dat we met onze vragen en bezwaren niet alleen staan. We weten ons daarin ook verbonden met vele leden van de gereformeerde kerken. Daarom hebben we ons niet afzijdig te houden van de ontmoeting van elkaar. Wij hebben elkaar zo hard nodig. En we hebben samen bovenal nodig, dat wij hoofd voor hoofd en als kerken bewaard blijven bij de waarheid van de Schriften. En dat dringt tot de bede van Christus in Joh. 17: 'Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.'

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Samen op weg 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's