Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén weg of meerdere wegen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén weg of meerdere wegen?

Synodale discussie over de zending

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijdens de synodevergadering, die vorige week in Driebergen werd gehouden, stond ook de zending op de agenda. De jaarverslagen van de Raad voor de Zending en van de Gerefonneerde Zendings Bond lagen ter bespreking. Twee zendingen in één kerk, kan dat wel en moet dat wel ? Het was de vraag, die één van de synodeleden stelde, waarbij zijn kritische blik overigens kennelijk alleen de G.Z.B, betrof. Tijdens het beraad bleek echter wel duidelijk waaróm de G.Z.B, er is naast de algemene hervormde zending. De blikrichting van de G.Z.B, verschilt nogal ingrijpend van die van de Raad voor de Zending. In de principia, die onlangs door de G.Z.B, werden uitgegeven, kwam tot uitdrukking dat de G.Z.B, in zijn zendingsopdracht wil aansluiten bij het reformatorische. Reden voor dr. K. Blei uit Haarlem om te vragen of dat nu in de zending wel per sé moest. Waarop ds. J. van Sliedregt opmerkte, dat dit nu juist het kenmerkende is voor de G.Z.B. Hij vermeldde dat dr. H. Goedhart in Kenya de studenten uit de Institutie van Calvijn doceerde , en dat dit zeer goed aansloeg. Daaruit blijkt hoe actueel de principia van de Reformatie zijn ook op het zendingsveld. Maar kennelijk is het binnen onze kerk geen algemeen aanvaard uitgangspunt, dat ook op het zendingsveld de grondlijnen van de Reformatie tot gelding moeten komen.

Het jaarverslag van de Raad voor de Zending

Dat bleek met name ook uit het jaarverslag van de Raad voor de Zending, dat aan de synode fundamentele kritiek ontlokte. Het rapport stelt twee zendingsopvattingen als elkaar aanvullend naast elkaar. De eerste is: Tussen Jezus' hemelvaart en wederkomst worden mensen voor de beslissing ten aanzien van de heilsboodschap gesteld (2 Cor. 5 : 20), het Woord dient gepredikt te worden (Rom. 10 : 17) en de kerk moet worden gezien als een ark van Noach in een wereld die snel zijn ondergang tegemoet gaat. (Tussen twee haakjes: dr. Blei uit Haarlem stelde uitdrukkelijk dat hij dit geen zendingsopdracht wenste te achten). De tweede opvatting is: De belofte van het Koninkrijk Gods houdt ook de heerschappij van de wereld in. 'Gods rebelse wereld dient te allen tijde gezien te worden in het licht van de hoop (Rom. 8 : 19—21). Het gaat dan ook bij dit alles om 'sociale en politieke verantwoordelijkheid van de christenen en van de kerk, in dialoog en ontmoeting, waar niet slechts te geven valt maar ook te ontvangen'. Daarbij worden dan enkele teksten aangehaald, zoals Rom. 11 : 33—36, Ef. 3:8 en Col. 2:3, waarvan overigens ds. A. de Reuver uit Tholen bij de besprekingen opmerkte dat hier van énige politieke of sociale duiding geen sprake was. Het rapport van de Raad voor de Zending zegt dan verder dat het van de situatie afhangt welke van deze twee zendingsopvattingen de voorkeur verdient. In een pluriforme (veelvormige) wereld gaat het ook om pluriforme zending.

Intussen wordt overigens over de eerste zendingsopvatting in het rapport nergens meer gesproken. Men volstaat met de aanduiding ervan en beperkt zich verder tot de tweede opvatting. In dat verband valt dan de uitdrukking christelijke presentie, dat wil zeggen het gewoon aanwezig zijn van christenen op het zendingsveld, niet om op bekering uit te zijn maar op 'verzoening en genezing van verbanden en verhoudingen in vaak zo geplaagde samenlevingsvormen'. Dit is wel niet de enige opvatting van zending, zo wordt dan gezegd, maar ze dient wel uiterst serieus genomen te worden.

De Islam

Een en ander wordt concreet toegespitst op de houding van de zending tegenover de Islam. Het theologisch denken onderging — zo wordt gezegd — in dit opzicht verandering. Sommige werkers, zo zegt het rapport, 'raakten overtuigd, dat in hun situatie het doel van hun werk onder de moslims niet in de eerste plaats hun bekering was, maar dat het moet gaan om 'christelijke presentie, sociale en culturele dienstverlening' ten behoeve van en waar mogelijk samen met moslims. Wie namelijk geen onnodige belemmeringen voor het evangelisch getuigenis wil scheppen dient zich te onthouden van iedere vorm van zieltjeswinnerij, op straffe van zijn eigen doelstelling te ondergraven. Bij omgang tussen christenen en moslims moet het gaan om vrijmoedig getuigenis, wederzijds respect en vrijheid van godsdienstige overtuiging.

Bovendien, christenen en moslims hebben veel trekken van overeenkomst: het geloof in God, de grond van alle dingen, de Schepper en Onderhouder van het heelal, het geloof dat beider Schriften (de Bijbel en de Koran) meer zijn dan menselijke documenten omdat ze door God zijn gegeven, de regelmatige eredienst en lofprijzing, het gebed, erkenning van sociale en morele verantwoordelijkheid en het geloof dat het menselijk denken waardevol is en produktief.

Kritiek uit de synode

Er kwam, zoals gezegd, fundamentele kritiek los op dit rapport van de Raad voor de Zending. Ds. G. H. Wursten (Veenendaal) stelde terecht, dat de God in de Koran niet dezelfde is als de God van de Bijbel. Het kriterium is verder het geloof in Christus, de Enige, in de enige Naam die tot zaligheid gegeven is. Juist die enige naam maakt het christendom exclusief (al het andere als grond uitsluitend). Daarom kan het Evangelie onverstaanbaarheid betekenen en kan de onverstaanbaarheid leiden tot onuitstaanbaarheid. Ds. Wursten waarschuwde tegen het gevaar van overglijden van het christelijke naar het humanistische. Deze laatste uitdrukking viel ook in een door ds. H. Smits (Ingen) opgestelde nota over dit verslag. Gezegd werd: 'Het geheel is te humanistisch gelardeerd, het spreekt met vele monden'. En ook: 'Hoe bescheiden en dienstbaar wij ons ook opstellen, op een gegeven moment moet het hoge woord eruit, terwille van de enige Naam, die onder de hemel gegeven is, waardoor alle mensen moeten zalig worden. Bij Pinksteren hoort deze oproep tot bekering'. In de discussie merkte ds. Smits nog op dat men op de manier, waarop de dingen in het verslag van de Raad voor de Zending gesteld worden, alleen maar zal bestendigen dat er twee zendingsorganen in onze kerk bestaan.

Ds. F. J. Dun (Hummelo) — die tussen twee haakjes nogal onder de indruk was van de bijna drie miljoen gulden die door de G.Z.B, bijeen was gebracht in 1972 — vroeg: 'Mag je nog zeggen dat Mohammed een valse profeet en Jezus dé weg is ? ' Ds. Ph. Warners (Utrecht) vroeg zich af of door de hier voorgestelde zendingsvisie de zending niet het gevaar liep het terrein prijs te geven aan de geloofszending. 'Ik blijf zitten', zo zei hij, 'met het zendingsbevel uit Mattheüs 28'. Ds. S. Kooistra (Rotterdam) signaleerde hetzelfde en hij wees op het gevaar van de verschuiving van getuigenis en appèl naar presentie, aanwezig zijn in dienstbetoon.

Drs. A. de Reuver leverde scherpe kritiek. Hij zag in het verslag van de Raad van de Zending een theologie, die niet meer gestempeld is door de christologie en de pneumatologie (de leer van Christus en de Heilige Geest), een godsbegrip waarin God alleen nog maar liefde is en geen toorn en een heilsuniforraisme (de hele wereld is in het heil begrepen). Scherp ging hij in op een zinsnede in het verslag, waarin gesteld werd dat 'getuigen van Christus' nodig zijn in plaats van 'verdedigers van het geld'. Alsof dat een tegenstelling is, zo betoogde hij. Paulus was een getuige Gods en tegelijk een apologeet van het geloof. Hij eindigde met te zeggen: 'het is mogelijk dat mensen eenmaal tot ons zullen zeggen: 'u hebt me wel een tijdelijk onderdak gegeven, maar geen eeuwig onderdak. Ik lijd pijn in deze vlam'.'

Meerdere wegen tot behoud?

Aan de kritiek van de synodeleden is weinig toe te voegen. Ten diepste is in het geding of Jezus Christus nog dé Weg, dé Waarheid en hét Leven is en of het geloof in Hem beslissend is voor het behoud van mensen. In het begin van het rapport van de Raad voor de Zending staat, dat de zendingsconferentie in Bangkok — waarover al zoveel te doen is geweest — belangrijk is geweest voor de discussie en de bezinning. En als uitwerking van één en ander wordt dan onder meer gezegd, dat het kruis van Christus ons dwingt 'om ons te begeven in het gesproken getuigenis en de dialoog aan te gaan met al diegenen, van het ene of het andere geloof of van deze of gene overtuiging, die evenzeer door God bemind worden. Ondanks verschillen moet de ander nooit worden beschouwd als een vijand, maar door Jezus Christus als een broeder of zuster door wie God ons wil verrijken'.

Me dunkt dat dit ten diepste een misleidende opmerking is. Het gaat er niet om dat mensen van andere godsdiensten vijanden zijn van het Kruis van Christus. Paulus spreekt in Filippenzen wenende over mensen, die vijanden zijn van het Kruis. Maar vijanden worden met God verzoend door de dood van de Zoon. Deze noties ontbreken ten enenmale in de zojuist weergegeven visie op de zending. Christus wordt niet meer getekend als een val en opstanding. Door Christus zijn in feite alle mensen broeders. Maar het geloof in Hem is kennelijk niet meer van allesbeslissende betekenis. Eén van de synodeleden stelde, dat hij bij zijn reizen door islamitische landen gesprekken had gehad met moslims en dat, als ze zo hoorden wat het christendom wil, ze hun eigen geloof vertolkt wisten. Zijn we dan zo in de dialoog niet bezig elkaar buiten het kruis om broeders te noemen ? Me dunkt dat de zending die de mensen, of het nu christenen zijn of moslims, niet meer plaats voor de ergernis van het kruis, ernstig tekort schiet en schuldig staat aan het bloed van mensen, dat eenmaal van de hand van de predikers wordt geëist.

De Gereformeerde Zendings Bond wil zijn werk doen vanuit de reformatorische principia in het besef dat het ook in de zending ten diepste om het ene nodige gaat. om zonde en genade, om behoud daar waar het alleen te vinden is, namelijk in Christus die gegeven is tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Ik moet, met verschillende synodeleden, constateren dat in de zendingsvisie, zoals die in het verslag van de Zendings Raad naar voren komt humaniserende tendenzen aanwezig zijn, waarbij het geheimenis van de verzoening plaats maakt voor het verzoenend handelen van mensen in politieke en sociale kaders. Daarom zijn we dankbaar dat vanuit onze kerk de G.Z.B, zijn werk mag verrichten in het spoor van de Reformatie. Ook dat werk zal geschieden met vallen en opstaan, niet feilloos maar met de gebreken die elk mensenwerk aankleven. Maar de achtergrond waaruit het werk gedaan wordt is toch van beslissende betekenis. En dan mag dankbaar geconstateerd worden dat achter dit werk in onze kerk een volk staat, dat weet dat voor dit werk offers moeten worden gebracht. Weliswaar leven we in de kerk niet bij de macht van het getal of van het geld, maar de bijna drie miljoen gulden die voor dit werk op tafel kwam stemt tot dankbaarheid. Weliswaar brachten de andere gemeenden voor het zendingswerk van Oegstgeest ruim ƒ 5, 5 miljoen bijeen. Maar dan moeten we ons ook wel realiseren dat het geld voor de G.Z.B. uit ongeveer één vijfde deel van de hervormde gemeenten komt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Eén weg of meerdere wegen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's