Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen verwarring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen verwarring

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer toen wij ons bezighielden met artikel 8 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, hebben we gezien, dat dit artikel zich in de belijdenis aangaande de Drieëenheid Gods beweegt tussen twee polen. Aan de éne kant wordt gezegd, dat er in het Goddelijke Wezen drie Personen te onderscheiden zijn, maar dat deze drie één Goddelijk Wezen zijn. Op geen enkele manier mogen we het éne Goddelijke Wezen in ons denken en belijden uiteenrukken in verschillende delen. Maar anderzijds valt in artikel 8 de nadruk op het onderscheid, dat er niettemin is tussen de drie Goddelijke Personen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zij mogen niet terwille van de eenheid met elkaar verward of vermengd worden. Zij hebben ieder voor zich hun eigen zelfstandigheid, hun verschillende eigenschappen en hun onderscheiden werkingen.

Sabellianisme

Dat is wel zeer duidelijk uitgesproken geworden in de oude kerk, toen men antwoord geven moest op wat Sabellius leerde. Sabellius trok toen nl. de lijnen door van Noëtus en Praxeas, die beiden afkomstig waren van Klein-Azie en rondom het jaar 200 in Rome een afwijkende leer verdedigden. Tertullianus heeft ze fel bestreden. Hun afwijkende gevoelens zijn samen te vatten met het woord modialisme. Dat betekent, dat er volgens hun opvattingen slechts één God was. Die telkens weer op verschillende manieren (modi) naar buiten optrad, zoals iemand bv. in één Persoon zowel vader, onderwijzer op school als ouderling kan zijn. Er was dus volgens hen maar één Goddelijk Persoon, doch met drie verschillende openbaringswijzen. Dat kwam er echter op neer, dat dan ook van de Vader gezegd kon worden, dat Hij mens geworden is en geleden heeft. Men onderscheidde de Personen niet meer van elkaar. Maar dat de Vader geleden had aan het kruis (patripassianisme), dat was toch een gedachte, die in strijd was met de Schrift.

Sabellius nu heeft deze opvattingen nader uitgewerkt. Ook hij meende, dat de Vader en de Zoon en de Heilige Geest dezelfde Persoon vertegenwoordigden. Hij beschouwde deze drie verschillende namen slechts als drie titels voor één en dezelfde Goddelijke Persoon, zoals wanneer men kan zeggen, dat de éne God sterk, rechtvaardig en wijs is. Op deze wijze verwarde hij echter de Personen en onderkende hun onderscheiden zelfstandigheid niet. Of om een beeld te gebruiken, zoals het water in een vloeibare vorm (water), in een vaste vorm (ijs) en in een zwevende vorm (damp) door ons gekend wordt, zo wordt volgens Sabellius ook de ene Goddelijke Persoon in drie verschillende vormen door ons gekend. Men zou dan het geheim van de Goddelijke Drieëenheid verstandelijk doorzichtig hebben gemaakt, wanneer men geloofde, dat er in de hemel eigenlijk maar één Goddelijke Persoon was, terwijl deze éne God Zich onder het Oude Verbond als de Vader, in de volheid des tijds als de Zoon en in onze bedeling als de Heilige Geest vertoonde op de aarde. Op deze manier vertekent men echter de zaak en begrijpt men het precies verkeerd. Want ook in de hemel, ja zelfs van eeuwigheid is God er in drie Personen, terwijl Hij toch maar één Goddelijk Wezen is.

Vanuit de Schrift wordt nu een antwoord gegeven op verschillende dwaalleringen, onder welke ook die van Arius, Praxeas en Sabellius, in artikel 9 van de Geloofsbelijdenis. De namen van de dwaalleraars vindt men daar opgesomd. En artikel 8 zegt: 'Zo is het dan openbaar, dat de Vader niet is de Zoon en dat de Zoon niet is de Vader, dat ook insgelijks de Heilige Geest niet is de Vader, noch de Zoon ...' Ze zijn er alle drie van eeuwigheid geweest. 'De Vader is nooit zonder Zijn Zoon noch zonder Zijn Heilige Geest geweest'. 'Daar is noch eerste noch laatste'.

Onderscheiden zelfstandigheid

Daarmee is dus beleden, dat ieder van de Goddelijke Personen van eeuwigheid Zijn onderscheiden zelfstandigheid heeft. De Goddelijke Personen doordringen elkaar wel, maar gaan niet in elkaar op, zodat men ze met elkaar zou kunnen verwisselen. Het is kenmerkend voor de Vader, dat Hij eeuwig ongeboren is, eeuwig de Zoon genereert en de Heilige Geest uit Zich laat uitgaan. Het is kenmerkend voor de Zoon, dat Hij eeuwig uit de Vader opkomt, geboren wordt en ook mede de Heilige Geest van Zich laat uitgaan. Het is kenmerkend voor de Heilige Geest, dat Hij eeuwig uit de Vader en de Zoon uitgaan. Elk van de drie Goddelijke Personen heeft binnen het Goddelijk Wezen Zelf Zijn onderscheiden plaats. En die onderscheidenheid komt ook tot uitdrukking in datgene, wat er van ieder uitgaat naar buiten toe. Er is in dit verband gesproken over een 'Goddelijke oeconomie' een Goddelijke huishouding. Ieder heeft Zijn taak, beter gezegd Zijn bijzonder Goddelijk werk. Artikel 8 zegt: 'De Vader is de oorzaak, oorsprong en begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke. De Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld des Vaders. De Heilige Geest, de eeuwige Kracht en Mogendheid, uitgaande van de Vader en de Zoon'.

Verschillende werkingen

Als de Heidelbergse Catechismus de Apostolische Geloofsbelijdenis onder verdeeld, komt ze op de vraag, hoe deze artikelen gedeeld worden, tot het antwoord: 'In drie delen. Het eerste is van God de Vader en onze schepping. Het tweede is van God de Zoon en onze verlossing. Het derde van God de Heilige Geest en onze heiligmaking'.

Als we over God de Vader en Zijn werk spreken, komt ons het ganse scheppingswerk voor de geest. Hij staat aan het begin van alle geschapen en onzienlijke dingen. Dat wil niet zeggen, dat de Zoon bij het scheppingswerk niet is betrokken geweest. Joh. 1 : 1 vv. zegt, dat alle dingen door het Woord (dat is door Christus) gemaakt zijn. Ook is de Heilige Geest bij het scheppingswerk aanwezig geweest. Want de Geest Gods zweefde op de wateren (Gen. 1 : 2). Al staat dus de Persoon van de Vader Ijij de schepping van de wereld op de voorgrond, dat wil toch niet zeggen, dat Hij daarbij helemaal los staat van de Zoon en de Heilige Geest. Hoe zou het ook kunnen, als wij de zg. perichorese van de Personen, het in elkander zijn der drie Goddelijke Personen willen vasthouden. Iets soortgelijks kunnen we ook zeggen van de Zoon en Zijn werk. Heel dit werk der herschepping en verlossing staat op Zijn Naam. Maar niettemin heeft Hij dit werk niet verricht buiten de Vader en de Heilige Geeest om. In Zijn werk als Verlosser komt het verkiezend welbehagen des Vaders tot uitdrukking bv. (Ef. 1:4: Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Christus, voor de grondlegging der wereld ...') En hoe vaak heeft Christus (o.a. in het Johannes-Evangelie) van Zichzelf niet gezegd, dat Hij de Gezondene des Vaders was en in al Zijn werken niet alleen was. Ook staat de Heilige Geest niet buiten hét verlossingswerk van Christus. De Geest Gods, door Wie Christus ontvangen is, was op Christus gedurende heel Zijn ambtelijke arbeid. Het is de eeuw (de bedeling) des Geestes, waarin Hij optreedt. En de Geest met al Zijn Pinksterwerkingen, met de volheid van Zijn inwoning in de gemeente in al Zijn Goddelijke genadegaven, is door Christus' Verlosserswerk tenslotte verworven. Dat laatste is de poort voor het arbeidsterrein des Geestes. En soortgelijke dingen kunnen we nu ook weer zeggen van de Heilige Geest in Zijn werk als de Toepasser van de door Christus bewerkte verlossing. Hij is niet los van de Vader en de Zoon. Het is de Vader, Die de Zijnen door Zijn Geest heiligt in Zijn waarheid (Joh. 17 : 17). Het is de Zoon, uit Wie de Heilige Geest het neemt en het ons verkondigt (Joh. 16 : 15b). 'De Heilige Geest zal u alles indachtig maken, wat Hij, Christus u gezegd heeft' (Joh. 14:26).

De doorleving van Gods drieënig bestaan

Ieder van de drie Goddelijke Personen heeft dus Zijn eigen werking en werkkring, ook al is iedere Persoon in zijn specifieke werk verbonden met de andere Personen. Dat nu mag ook onderwerpelijk, of zo men wil bevindelijk ondervonden worden. De Drieëenheid is in de bevindelijke indrukken ervan niet te gronden noch daardoor te 'bewijzen', maar wel op een heerlijke wijze te doorleven. Met elk van de drie Goddelijke Personen maakt ieder van Gods kinderen op zijn tijd kennis. De gelovige leert eerbiedig buigen voor God Zijn Schepper en Zijn heilig recht, waardoor hij een Gods onvervreemdbaar eigendomsrecht op hem leert erkennen. In die weg leert hij het ook billijken, dat God hem rechtmatig verloren kan laten gaan en krijgt hij zulk een God ook hartelijk lief. In deze weg van ontlediging staan Christus en de Heilige Geest, althans voor zijn waarneming, op een afstand, ook al moeten we er meteen bij zeggen, dat op deze wijze God de Heilige Geest bezig is plaats te maken voor Christus en dat Christus voor hem klaar staat om Zich aan Hem te openbaren als een Zaligmaker, Die alles volbracht, wat hij had moeten volbrengen.

Langs deze weg behaagt het dan ook de Vader Christus te openbaren aan een schuldverslagen zondaar. 'Niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon en dien het de Zoon wil openbaren' (Matth. 11 : 27). Het is de Vader, die door Zijn Geest op deze wijze een zondaar naar Christus trekt.' Een iegelijk, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij' (Joh. 6 : 45). Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke' (Joh. 6 : 44a). Door dit trekken des Vaders en het komen tot Christus, openbaart Zich de tweede Persoon van het Goddelijk Wezen aan ons. Dat is een kennis van God in Christus, die zielsgelukkig maakt. Want daardoor worden wij ontdekt aan de eeuwige mogelijkheden Gods in de Zoon, waardoor wij van al onze onmogelijkheden verlost worden.

Dat wil nu echter niet zeggen, dat wij, wanneer zo de Zoon in ons leven op de voorgrond is komen te staan, er altijd evenveel weet van hebben, dat het de Vader is. Die ons trekt en de Geest, Die ons aan de voet van het kruis brengt. Naarmate Christus Zichzelf meer aan ons openbaart, worden wij ook dieper ingeleid in de kennis van Gods Geest en Zijn werkingen. De Geest wordt in onze harten uitgestort en in de doorbraak van het geloofsleven, in de verzegeling door de Geest (Ef. 1 : 13) komen wij aan de weet, dat er een Heilige Geest is. Die ons vervult met Pinkstergenade uit de volheid Gods. Die Geest leert ons roepen: Abba, Vader'. Die Geest maakt ons zeker van de eeuwige verkiezende liefde, waarmee de Vader naar ons om wilde zien voor de grondlegging der wereld.

De drieënige God wordt in de onderscheiden werkingen van de drie Goddelijke Personen gekend. Daar weet ieder van Gods kinderen van. Als we dat in het bovenstaande met voorzichtige woorden ontleed hebben, dan hebben we dat niet gedaan om een systeem op te bouwen, maar wel om elkander op te wekken deze drieenige God in Zijn onderscheiden werkingen meer en dieper te leren kennen. En als deze God zo onuitputtelijk rijk is, dan mogen wij er niet karig van leven, dan komen we in Hem ook nooit uitgestudeerd.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Geen verwarring

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's