Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zelfonderzoek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zelfonderzoek

Pastorale overwegingen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij willen de reeks over 'het geloof en zijn kenmerken' beëindigen met een bijdrage over het zelfonderzoek. Niet om de gelovigen uiteindelijk op zichzelf terug te werpen. Niet om hen eindeloos te doen wroeten in hun binnenste of er 'kenmerken van genade' aanwezig zijn om hen daarop te doen rusten. Wél echter om zichzelf te toetsen aan het Woord van God. Dat zij en blijve ons richtsnoer. Ons geloof moet aan bijbelse maatstaven voldoen. Dat wil zeggen: niet ik zelf geef de doorslag over de staat en stand van zaken in mijn geestelijk leven, maar God in Zijn heilig Woord. Daarom geschiedt dit zelfonderzoek coram Deo ( = voor het aangezicht van God). Zo hebben de waarachtig gelovigen aller eeuwen het óók gezien. David zegt in Ps. 26: Beproef mij Heere en doorzoek mij, toets mijn nieren en mijn hart. En in Ps. 139: Doorgrond mij o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg'. En Paulus zegt in 2 Cor. 13 : 5 'Onderzoek uzelf of gij in het geloof zijt, beproef u zelf. Of kent gij uzelf niet, dat Jezus Christus in u is ? ' De vraag rijst nu: Waarover dat zelfonderzoek in concreto moet gaan. Ik dacht dat we ons op schriftuurlijke banen begeven als wij luisteren naar de opstellers van het klassieke Avondmaalsformulier. Zij hadden goed door, dat Christus het Heilig Avondmaal alléén voor Zijn gelovigen ingesteld heeft. Daarom laten zij in het formulier uitkomen wie zij tot de gelovigen rekenen. Niet alle mensen. Alléén gelovigen kunnen zich recht beproeven. Daarom moet er een schikken zijn van de ziel om God te ontmoeten (Amos 4 : 12). Het Heilig Avondmaal is de plaats waar hemel en aarde het dichtst elkaar naderen. Het is een profetie en onderpand van het eeuwig leven bij God. Het is een afschaduwing en symbool van, de eeuwige bruiloft des Lams. Het pelgrims volk rust een weinig in de woestijn, in de koele schaduw van de palmen van Elim en drinkt met diepe teugen de frisse wateren uit de fonteinen des heils. Die verkwikking is nodig, want we leven in deze wereld als in een land dor en mat, zonder water. Daarom gaat het erom (zegt ons Avondmaalsformulier) dat wij tot onze tróóst des Heeren Avondmaal mogen houden. Maar dan is ook de rechte zelfbeproeving noodzakelijk. Vroeger moest Israël zich ook heiligen alvorens het tot God naderde. De Heere kwam met Zijn Verbond tot het volk, maar dat Verbond moest ingewilligd worden. In alle verbonden zijn immers twéé delen begrepen? Terecht is het Heilig Avondmaal wel genoemd het sacrament van de bekering. Deze bekering duurt ons gehele leven, moet telkens worden vernieuwd en voortgezet. Immers, ook na zijn (eerste) bekering gaat Gods kind door met zondigen. Dat doet de kennis 'hoe groot mijn zonden en ellenden zijn' dieper insnijden. Daarom eist elke Avondmaalsviering verbondsvernieuwing en elke verbondsvernieuwing belijdenis van schuld.

Nu kunnen we het formulier begrijpen als er staat: Ten eerste bedenke een iegelijk bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage. en voor God verootmoedige...

Dieper graven doet meer gruwelen vinden. Welk een giftige dampen kunnen uit de diepten van ons hart opstijgen. Terecht zegt ds. C. v. d. Wal: 'Hoe dieper wij in die afgrond blikken, des te meer zullen wij het woord 'vervloeking' accepteren. Het gaat niet om een doffe berusting in onze verlorenheid en doemwaardigheid, maar wél om de belijdenis, dat God ons géén onrecht zou doen, wanneer Hij ons onder Zijn vloek zou doen omkomen'. (Amen en beamen, blz. 184). Vervloekt wil zeggen: een voorwerp van Gods tóórn te zijn. Als aan de ingang van d.e hél te staan. Te verkeren op de rand van de eeuwige afgrond. Vervloekt wil zeggen: God is alleen maar tégen mij. Nu kan een mens dat aanhoren en tóch onverbroken blijven. Maar de waarachtig gelovige stort hier inéén. Om in wanhoop zich verder van God af te wenden? Nee, dat deed een Kaïn en een Judas. Waarachtige zondekennis leidt niet tot zelfbeklag, maar tot zelfmishaging. Toch blijft men niet bij God vandaan. Toch wordt het: Ik zal mijn rechter om genade bidden. Vroeger zei men wel eens: 'Wat do­delijk gewond is valt de schutter toe': O, God wees mij, zondaar genadig. Ware kennis van zonde en vervloeking leidt tot verootmoediging. Naarmate een mens dieper in eigenwaarde daalt, komt hij dichter bij God. Terecht is opgemerkt: Het dal van de ootmoed grenst aan de bergen vanwaar de hulp komt.

Het grenst aan de heuvel Golgotha, aan de voet van het kruis en het ziet op Jezus. Op Hem, in Wie de toorn van God op onbeschrijfelijke wijze zich heeft uitgewoed. Op Hem, in Wie tegelijk de liefd van God op z'n heerlijkst schittert. Daarom is waarachtige boetvaardigheid niet los te maken van het geloof. Wanneer de verloren zoon zich diep schuldig en ellendig gevoelt, zegt hij niet: ik zal er maar een eind aan maken, maar... ik zal opstaan en tot mijn vader gaan. Hij geloofde — hoe het ook afliep — dat er bij zijn vader nog iets te verkrijgen was, al had hij alle kinderrechten verspeeld. De waarlijk boetvaardige, vernederde, valt de Heere toe. Dat komt ook uit in het Avondmaalsformulier. Er staat: Ten andere onderzoek een ieder zijn hart of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn enz. Hier zijn heel wat verkeerde gedachten aan gekoppeld. De vraag luidt niet of we van onszelf denken dat we een gelovige zijn en dat we van onszelf zo zéker zijn. Néé, de spits wordt op de gewisse belofte van God gericht. Er wordt gevraagd wat wij van het vredesaanbod van de Koning der koningen denken. Wie tot God komt mag niet twijfelen of hij met een Waarachtige te doen heeft. Zijn beloften zijn in Christus Jezus ja en amen. Al kent de gelovige soms veel twijfel aan zichzelf, de beloften van God mogen nooit in twijfel getrokken worden. Daarom is het geloof op zichzelf geen grond, maar het is de voet die staat op vaste grond, op de rots der eeuwen. Of (om een ander voorbeeld te gebruiken): Het is het anker, dat zich hecht in de bodem der belofte. Het gaat op de klank af van de zilveren bazuin van het Evangelie. Het kent 1 Joh. 1 : 9 'Indien wij onze zonden belijden. Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergéve, ons reinigt van alle ongerechtigheid'. Niet, dat deze belijdenis iets verdienstelijks aan zich heeft, maar het is de wég van de schuldvergeving.

Als iemand zich dus afvraagt: is mijn berouw wel echt, dan kan hij zich hieraan toetsen of hij met zijn zonden tot God gegaan is. Of dus alles voor Zijn aangezicht neergelegd is en niets is achtergehouden. Als dat zo is dan mag men ook niet twijfelen aan wat God gezegd heeft. Calvijn zegt: Als grondslag van het geloof stellen wij de genadige belofte. Dat is het doelwit waarop het geloof mikt (Inst. boek III).

Daarom wortelt de vastheid van het geloof niet in het onderwerp, maar in het voorwerp. Is er dan geen subjectieve zijde? Zeker! Een ankertouw heeft twee kanten. De subjectieve zijde van het geloof is de ervaring van de betrouwbare grond van het geloof. Het geloof naar z'n subjectieve zijde ondervindt hoe God de Heere meevalt. Daarom komt er de strijd tegen het ongeloof. Wie waarlijk de Heere in Zijn ontfermende liefde (in Christus) heeft leren kennen, laat zich méér en méér drijven op de wateren van vrije genade. Daarom moet het zelfonderzoek steeds voor Gods aangezicht plaats hebben. Het leven, de praktijk der godzaligheid is de proef op de som van het geloof. Waar onze lust en liefde zich naar uitstrekken wordt bij het licht van het Woord duidelijk. Waar uw schat is daar zal uw hart zijn (Matth. 6 : 21).

Waarachtig geloof zoekt ook de gemeenschap der heiligen en vrede met de naaste. Daar wijst het Avondmaalsformulier óók op. Ook hier wordt de boom aan de vrucht gekend. Waar de bronnen van ons leven zitten mag (moet) onze naaste merken. Het waarachtig geloof schaamt zich niet getuige te zijn. Het tracht te werven voor Christus. Als u waarlijk Hem gevonden hebt, zult u ook wat over hebben voor Zijn dienst. Dan zal het niet zo gauw zijn: Ik heb geen tijd. Wie ons hart heeft, heeft ook onze tijd. Daar maken wij tijd voor. Zo gaat de beproeving over de héle linie van het leven. Het wordt: gehéél voor Hem ! Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst (en veel meer) heeft lief gehad. Gelukkig als deze liefde zó aangewakkerd is, dat het wordt: Heere, Gij weet alle dingen. Gij wéét dat ik U lief heb (Joh. 21 : 17). Dan heeft het zelfonderzoek zijn doel bereikt.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het zelfonderzoek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's