Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God schiep de soorten  naar hun aard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God schiep de soorten naar hun aard

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van De Waarheidsvriend van 20 april 1972 heeft reeds een bespreking gestaan van het boek van de Amerikaanse bioloog B. C. Nelson: 'Naar hun aard'. Nu werd ons door dr. A. E. Schouten een artikel van zijn hand toegezonden, dat hij eerder plaatste in 'Gereformeerd Den Haag'. We nemen dit stuk vanwege het belang van dit onderwerp hier op, zij het met de vermelding dat bestrijding van het evolutionisme vanuit het catastrofisme het gevaar loopt de ene speculatieve theorie door een andere te vervangen. Het boek van Nelson — dat op kundige en besliste wijze het evolutionisme bestrijdt, bevat toch ook wel elementen die in dit opzicht dubieus zijn. Men leze daarvoor ook de bespreking van drs. Slot, die overigens dit boek belangrijk achtte voor onze middelbare scholieren gezien het bijbelgetrouwe karakter ervan. De bespreking van dr. Schouten laat dit ook duideUjk zien.  

Drie jaar geleden verscheen bij Buy ten en Schipperheijn te Amsterdam een zeer belangrijke brochure van de hand van de thans in Den Haag wonende gereformeerde emeritus-predikant ds. D. J. Couvée. Die brochure kreeg van de auteur de titel mee: 'Mag het ? — Tegen het evolutiedogma'.

Deze brochure van ds. Couvée was een gelovig-kritische reactie op de radiolezingen voor de N.C.R.V. van de bioloog van de Vrije Universiteit, prof. dr. J. Lever, die zijn aanvaarding van het evolutionisme en zijn verwerping van het bijbels gegeven over de wording van de geschapen werkelijkheid beleed in zijn lezingen, die naderhand gebundeld zijn in zijn brochure, getiteld: 'Waar blijven we ? — Een bioloog over de wording van deze aardse werkelijkheid'.

De brochure van ds. Couvée trok dermate de aandacht als profetisch geladen bestrijding van het evolutionisme, dat een landelijk comité, het Comité-Brochure-Couvée, werd opgericht en zich ten doel stelde een ruime verspreiding van deze brochure onder de studerende jeugd van christelijken huize te bevorderen. Zo werden ruim 7000 exemplaren van de brochure-Couvée toegezonden aan eindexamenkandidaten van christelijke middelbare scholen. De brochure-Couvée is gelukkig nog steeds op de markt. Ze bereikte inmiddels haar vierde druk.

Als verrassende bevestiging van en aanvulling op de brochure van ds. Couvée verscheen nu recentelijk bij dezelfde uitgever een boek, getiteld 'Naar hun aard'. Het is de Nederlandse vertaling van een boek van de Amerikaanse bioloog-theoloog B. C. Nelson.

Met de titel van dit boek 'Naar hun aard' attendeert de auteur op een door de Heere God gehanteerd scheppingspatroon, dat ons nadrukkelijk — inderdaad met volle nadruk — is geopenbaard in de Heilige Schrift.

In Genesis 1 wordt tot tien keer toe ten aanzien van de door God geschapen levensvormen gezegd dat Hij ze schiep 'naar hun aard'. Daar staat dan ook soms nog bij 'zaad gevende' naar zijn aard. Volgens de evolutietheorie. zou alle organisch leven in de loop van miljarden jaren geleidelijk in een continu-proces van lagere naar hogere levensvonnen zijn ontstaan, met als jongste evolutieprodukt tot nu toe de mens. Er is natuurlijk geen enkele aanleiding om te stellen dat dit proces met de wording van de mens tot zijn afsluiting zou zijn gekomen... 'Waar blijven we ? ' vroeg professor Lever. Wel, in zijn visie blijven we niet bij de mens als kroon van Gods schepping, als beelddrager Gods, die Gods opdracht voor de wereld mag uitvoeren en de dienst van aanbidding en ook gehoorzaamheid aan zijn Schepper mag volvoeren tot op de dag dat de Heere Christus terugkomt om te oordelen de levenden en de doden.

Daar wij zelf schepselen zijn kunnen wij over de feitelijke gang van zaken bij Gods scheppingswerk niet kritisch of wetenschappelijk of met verstand-van-zaken denken en spreken.

Ongetwijfeld heeft Adam vóór zijn val méér visie en vooral diepere visie op Gods schepping gehad dan daarna, want we lezen in Genesis 2 vers 19 en 20 dat de Heere God de door Hem geschapen dieren tot Adam bracht 'om te zien hoe hij ze zou noemen'. Adam beschikte vóór zijn val over inzichten, die wij niet meer kennen, maar die wij in de hemel wel herkrijgen zullen (zie Corinthe 13 : 12).

Dat kenvermogen van Adam schetst de rooms-katholieke filosoof Romano Guardini zeer fijnzinnig op de volgende wijze: 'In de eerste bladzijden van de Heilige Schrift lezen we, dat God de mens 'de dieren heeft voorgesteld', opdat hij hun een naam zou geven. Met zijn klare zintuigen en zijn geestelijke helderziendheid keek de mens door de uiterlijke vorm in het wezen en sprak dit uit in de naam. Iets van het schepsel vond weerklank in zijn ziel. Er roerde iets in haar, dat tot het wezen van dat schepsel in bijzondere betrekking stond; de mens is immers samenvatting en eenheid der gehele schepping. En dit tweevoud, het wezen der dingen daarbuiten en het antwoord daarop in de mens, smolten samen tot een levend geheel en dat sprak de mens uit in de naam'.

Het scheppingsverhaal dat de H. Schrift aan de gevallen mens doorgeeft, is geen concreet verslag van Gods scheppend bezig zijn, dat immers buiten het kenvermogen van de mens ligt, maar het geeft wel nadrukkelijk patronen en schema's, die ons iets openbaren van de wording en de aard van de door God geschapen wereld. Het scheppingsverhaal wijst elke evolutiegedachte van het continue wordingsproces bij voorbaat af door te verkondigen dat God in fasen, trapsgewijs, de wereld heeft geschapen. 'Het was avond geweest en het was morgen geweest', daarmee wordt telkens weer de fasering van het scheppingsgebeuren benadrukt. Maar daar komt nog iets bij, en dat wordt breedvoerig belicht in het bovengenoemde boek van Nelson. Tot tien keer toe wordt in Genesis 1 als scheppingsgegeven verkondigd dat de daar genoemde vormen van organisch leven werden geschapen naar hun aard. Nelson noemt dat 'de mededeling van een biologische stelregel, die naar menselijke waarneming nog nooit heeft gefaald'. De Bijbel leert, aldus Nelson, dat er van  het begin af een groot aantal typen levende wezens was, die zo waren geschapen dat ze, door alle generaties heen, hun eigen kenmerken behielden. Deze typen kunnen gevoeglijk worden beschreven als soorten. Een soort is dan een groep organismen met gemeenschappelijke kenmerkende eigenschappen en die vrij onder elkaar kunnen kruisen. Vermenging van soorten om nieuwe soor­ten te verwekken of zich door evolutie te doen ontwikkelen, is absoluut onmogelijk. Onmogelijk vanwege Gods scheppingspatroon. In het tienvoudig herhaalde 'naar hun aard'. De meest wanhopige en spitsvondige pogingen van de mens in zijn biologisch experimenteren waren niet in staat om deze Goddelijke scheppingsorde te doorbreken.

Kruising van de soorten is veelal een absolute onmogelijkheid, en waar ze eenmalig mogelijk blijkt te zijn, loopt ze dood in steriliteit, in onvruchtbaarheid, zodat toch geen nieuwe soort wordt gecreëerd. Tevergeefs zal men pogen kat en hond, koe en paard, geit en varken, vlieg en bij, en — hoe walgelijk ook, maar het is serieus geprobeerd — mens en aap te kruisen.

Wel kan men de twee onderscheiden soorten paard en ezel kruisen, maar de uit die kruising geboren muildieren zijn steriel. De muildierhengsten zijn altijd steriel, maar een heel enkele keer komt het voor dat een muildiermerrie nageslacht kan voortbrengen. Echter is de erfelijkheid dan uitsluitend gebonden aan de erffactoren van het paard. In de eicellen van het vrouwelijk muildier is de aard van de ezelouder niet aanwezig. Bij kruising van soorten ontstaan bastaards. De mannelijke bastaards zijn altijd steriel, de vrouwelijke kunnen soms in één richting beperkte voortplantingsmogelijkhed vertonen, maar dit leidt niet tot nieuwe soorten. Daarmee is dus geen evolutietheorie te steunen.

Binnen de soorten zijn rijke mogelijkheden voor het ontstaan van nieuwe variëteiten in de schepping gelegd, zoals we weten uit de vele rassen van paarden, honden, duiven, kippen én mensen, enz. enz. !

Maar typisch blijft hierin gehandhaafd het ons in de Heilige Schrift geopenbaarde scheppingspatroon van leven en voortplanting 'naar hun aard'.

Ook de evolutionistische stelling dat verworven eigenschappen erfelijk zouden zijn is onjuist gebleken. Een geleidelijk evolueren naar nieuwe vormen door erfelijkheid van verworven eigenschappen heeft men dan ook op geen enkele wijze experimenteel kunnen bevestigen. Het grote probleem van de evolutietheorie is altijd geweest dat men de wezenlijke overgangen van lager naar hoger geordende organismen nooit heeft kunnen aantonen. Men spreekt in dit verband dan van de 'missig link' d.i. de schakel die gemist wordt. Het gaat echter niet om één 'missing link', maar om vele duizenden als men zou willen beweren dat via eencellige wezens, weekdieren, vissen, reptielen en zoogdieren tenslotte de mens zou zijn ontstaan. De tussenvormen, die dergelijke overgangen zouden moeten bewijzen, zijn nooit gevonden, ook niet in de fossiele resten uit een ver verleden.

De evolutietheorie is volstrekt speculatief. Ze is een onbewezen levensfilosofie, evenals het scheppingsgeloof, dat zich richt op wat Gods Woord aangaande de wording van wereld en mens openbaart.

Wat is geloven ? Dat leert ons Hebreeën 11 vers 1: Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt en het bewijs der dingen, die men niet ziet. Zo is ook de evolutietheorie een stuk geloof van mensen, die het bijbels gegeven over Gods schepping verwerpen.

Uit verzet tegen de aanvaarding van God als Schepper van en Heere over al het geschapene is de evolutietheorie opgekomen en gretig aanvaard.

Nelson citeert nu van een Amerikaanse hoogleraar L. T. M. More de volgende uitspraak: 'Ons geloof in de evolutie-idee hangt af van onze tegenzin om de vijandige leer van een speciale schepping te aanvaarden'. Diezelfde More getuigt dat 'de oorzaak van zijn evolutiegeloof ligt in zijn verlangen om de speciale schepping en in het algemeen het bovennatuurlijke uit zijn levensbeschouwing te elimineren'.

Ook citeert Nelson een Engelse hoofdlelaar Bateson, die zijn aanvaarding van de evolutietheorie een geloofsdaad noemt.

Wie evolutie tegenover schepping stelt, stelt dus niet wetenschap tegenover geloof. Nee, het is formeel geloof tegenover geloof. Men kan ook zeggen ongeloof tegenover geloof, want het verzet tegen de Godsopenbaring is de bakermat van het evolutionistisch denken.

In 1957 schreef professor Lever nog in Deel 2 van de Christelijke Encyclopedie: 'Niet iedere bioloog zal evolutionist genoemd willen worden. Voor de christen geldt dit in bijzondere mate, daar het evolutionisme vooral ontstaan is in reactie op en als vervanger van het christelijk geloof in God, de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde', (a.w. pag. 687).

We kunnen zeggen dat het aanvaarden van Gods schepping enerzijds of van de nergens bewezen evolutie anderzijds tegenover elkaar staat als geloof tegenover geloof. Maar er is wel een zeer diepgaand verschil ! Het scheppingsgeloof nu wortelt in de transcendente openbaring van de Heilige Schrift. Het evolutiegeloof wortelt in de voedingsbodem van het immanente menselijk denken. Het evolutiegeloof valt ten volle onder 'de ernstige waarschuwing van de Heilige Schrift in Colossenzen 2 vers 8: 'Past op dat er niemand komt die u een prooi maakt van de zogenaamde wijsbegeerte, welke niets anders is dan ijdel bedrog, berustend op menselijke overlevering op de elementen der wereld, maar niet op Christus'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

God schiep de soorten  naar hun aard

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's