Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Deining over brief  van het Hervormd moderamen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deining over brief van het Hervormd moderamen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee weken geleden schreef ik een artikel onder de titel 'De Hervormde Kerk en de Vrijzinnigheid', waarin ik inging op de brief, die het Hervormd moderamen aan de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden schreef naar aanleiding van de samenwerking tussen de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. Gezegd werd in die brief, dat die samenwerking niet ten koste zou mogen gaan van ruimte en pluriformiteit van theologisch denken zoals de vrijzinnigen dat ook voorstaan, waarbij dan tevens werd opgemerkt dat 'ook in de Gereformeerde Kerken het verschijnsel van het zogenaamd vrijzinnig theologisch denken verwerkt blijkt te kunnen worden'. Het vrijzinnig theologisch denken, zo werd gezegd, stelt de kerk wezenlijke vragen; vragen waarmee de kerk in onze tijd heeft te leven.

Naar aanleiding van deze brief vroeg ik mij af of deze feitelijke erkenning van het goed recht van de vrijzinnigheid binnen de Hervormde Kerk berustte op synodaal beraad of beleid, met name dus of aan deze brief een beraad over deze toch wel hoogst belangrijke kwestie vooraf was gegaan. En verder stelde ik de vraag wat de gereformeerde synode wel zou zeggen van de opmerking in de brief, dat het vrijzinnig theologisch denken ook in de Gereformeerde Kerken verwerkt blijkt te kunnen worden. Vragen naar twee kanten dus.

Welnu, er is intussen al heel wat deining om deze brief ontstaan. Op de-Gereformeerde synode, die vorige week in Lunteren gehouden werd, is er heftig over gediscussieerd en daar werd ook een tipje van een sluier opgelicht.

Geen vergadering vooraf

Die tip van de sluier werd opgelicht door ds. Groenenberg, lid van het breed moderamen van de hervormde synode, die op de gereformeerde synode aanwezig was en het woord voerde toen er heel wat kritiek op de brief was losgekomen. Hij stelde een verklaring van het hervormd moderamen over de brief in het vooruitzicht, zei verder dat hij de ongelukkige uitdrukkingen over de Gereformeerde Kerken betreurde, en liet tenslotte weten dat aan de verzending van de brief geen vergadering van het moderamen vooraf was gegaan.

De laatste opmerking mag wel onthullend genoemd worden. Het valt aan de ene kant te prijzen, dat ds. Groenenberg maar eerlijk zegt hoe de publikatie van de brief tot stand gekomen is: het moderamen heeft er niet van geweten, het was kennelijk het werk van enkele personen ! Wie er dan verantwoordelijk zijn voor het stellen van de inhoud blijft verborgen, maar duidelijk is dat in feite diegenen, die de brief ondertekenden, verantwoordelijk gesteld mogen worden. Zij hadden, gezien de verregaande conclusies en consequenties, die uit deze brief naar voren kwamen, op z'n minst moeten aanvoelen, dat een dergelijke brief toch niet weg kan zonder breed beraad. Maar intussen hebben zij de brief namens het moderamen, waarin zes personen zitting hebben. laten uitgaan. En zó een stuk gepresenteerd namens onze kerk.

De vraag, die hier dan ook uiteraard onmiddellijk opduikt, is welke waarde we moeten toekennen aan het spreken van onze kerk inzake concrete gebeurtenissen. Als over een dergelijke ingrijpende zaak geen beraad is geweest, hoe zit het dan met al die andere punten, waarover het moderamen in de loop van de jaren uitspraken heeft gedaan, en wel namens de kerk ? Me dunkt dat hier duidelijk wordt dat zulk spreken in concrete situaties soms het werk van enkele personen is en dat het dus voor kan komen, dat over ingrijpende zaken een brief uitgaat, zonder beraad van het moderamen, laat staan van het brééd-moderamen. Ds. Groenenberg heeft wel een tip van een sluier opgelicht.

Anderzijds mag echter ook de conclusie zijn, dat het moderamen kennelijk niet bewust deze ongelukkige brief, waarin de vrijzinnigheid als legitiem wordt erkend, heeft laten uitgaan. Rest nu nog slechts te weten wat het hervormd moderamen in de door ds. Groenenberg in het vooruitzicht gestelde verklaring dan wél zal zeggen over de vrijzinnigheid als men zich daar wél bewust over buigen zal. Want de discussie erover is nu wel erg toegespitst.

De Gereformeerde synode

Bij de Gereformeerden is de brief van het hervormd moderamen hard aangekomen. Dat was te verwachten, met name omdat gezegd werd, dat ook in de Gereformëerde Kerken het vrijzinnig theologisch denken verwerkt blijkt te kunnen worden. Ik heb intussen al wél geschreven, dat ik dit van het hervormd moderamen — hoe die brief dan ook tot stand gekomen mag zijn — een juiste analyse acht. Maar bij de gereformeerden bracht het kennelijk een schokeffect.

Dr. B. Wentsel, één van de felste opponenten op de gereformeerde synode tegen de hervormde brief, zei pijnlijk getroffen te zijn. In de Gereformeerde Kerken zijn geen vrijzinnigen, zo stelde hij; geen vrijzinnigen, die het Zoonschap van Christus ontkennen. En hij stelde dan ook voor dat de gereformeerde synode een clausule zou aannemen, waarin stond dat alleen diegenen ambtsdrager kunnen zijn, die het Zoonschap van Christus belijden. Zover kwam het niet. Wel interpreteerde de hoogleraar dr. J. v. d. Berg de uitspraak over de vrijzinnigheid uit de hervormde brief zó, dat daarmee wel niet bedoeld zou zijn, dat in de Gereformeerde Kerken het Zoonschap van Christus wordt geloochend.

Wat is vrijzinnig ?

Het is enerzijds begrijpelijk, dat de gereformeerde synode zo in de benen kwam over de kwestie van de vrijzinnigheid. De vraag is echter wel of de verontwaardiging over deze passage uit de hervormde brief wel zo terecht is. Afgezien van het feit dat ter gereformeerde synode diverse afgevaardigden nogal begrip konden op­ brengen voor het verschijnsel vrijzinnigheid in de Hervormde Kerk, dringt zich de vraag op wat we onder de vrijzinnigheid moeten verstaan. De gereformeerden hebben geen vrijzinnigen, zo wordt namelijk gezegd en de hervormden wel. Me dunkt echter dat dr. Wentsel daarmee met name een versimpeling gegeven heeft van het probleem, door uitsluitend de vrijzinnigheid te zien als het modernisme van de vorige eeuw met de ontkenning van het Zoonschap. Welnu, die vrijzinnigheid, dat modernisme van de vorige eeuw, het moderjiisme van Scholte, Opzoomer en Hoekstra, met z'n ontkenning van de meest centrale waarheden van de Schrift tot en met het Zoonschap, is binnen de Hervormde Kerk óók een verwaarloosbare grootheid geworden. Het furictioneert zó nog in de links-vrijzinnige Zwingli Bond, met ds. Van Lunzen als gewezen voortrekker.

Maar na 1900 kregen we de vrijzinnigheid van Heering, Eerdmans en anderen en van Roessingh, een beweging die veel minder gekenmerkt werd door een ontkenning van centrale heilswaarheden, dan door een verzwijgen ervan. Men hield zich bezig met andere zaken, met name ook heel sterk met de vragen van het sociale leven.

Die vrijzinnigheid, waarin 'meer openheid kwam voor de openbaring die in Christus geschied is' — zoals ik ergens las —, kreeg een kanaal in de Ver. van Vrijzinnige Hervormden, waaraan het hervormd moderamen zijn brief schreef. Die vereniging bleek, tot ongenoegen van de links-vrijzinnigen, mee te kunnen gaan met artikel X van de kerkorde, waarin gezegd wordt dat de kerk weert al wat haar belijden weerspreekt. Maar in de praktijk bleek intussen wel, dat men dit toch in feite niet voor z'n rekening nam. Want toen prof. dr. P. Smits de verzoening door voldoening loochende nam de Ver. van Vrijzinnige Hervormden het voor hem op. Het theologisch denken in de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden is dus enerzijds anders dan dat van de modernen van de vorige eeuw, anderzijds neemt men die modernistische opvattingen in bescherming, zodra men ze uit de kerk wil uitsnijden, zoals in het geval van prof. Smits, omdat men toch in feite een verwantschap in denken heeft.

Wat is dan nu het kenmerkende voor de theologie van de vrijzinnigheid in de Hervormde Kerk ? Ds. A. A. Spijkerboer schreef in Kerk en Theologie van juli 1973, naar aanleiding van de nieuwe beginselverklaring van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden, dat men te gemakkelijk overschakelt van het bevrijdend handelen van God naar het bevrijdend handelen van de mens. Prof. dr. P. Smits zegt in dat verband, dat het niet meer mogelijk is te geloven in een persoonlijk God, die tot ons spreekt in de Bijbel. Het Evangelie is hoogstens inspiratiebron voor het bevrijdend handelen van de mens zelf.

En intussen zijn er méér bronnen. De Bijbel is niet de enige, niet de unieke, de gezaghebbende bron. De menselijke rede is autonoom en de Schrift als enige bron van openbaring komt op de achtergrond. Ook de cultuur en de ontwikkeling daarvan geven inspiratie voor ons menselijk handelen.

Ik besef dat ik met deze korte aanduidingen verre van volledig ben als het gaat

om de typering van het huidige vrijzinnige denken. Maar deze vrijzinnigheid is niet zonder meer identiek met het modernisme van de vorige eeuw, ook al komt ook deze vrijzinnigheid nog voor en ook al gaat thans achter een ander kleed wel eenzelfde lading schuil. De kernvraag is echter: is de Bijbel de enige openbaringsbron of zijn er meer bronnen? En is het handelen van de mens in feite het handelen van God of is Gods handelen, Gods bevrijdend handelen uniek ?

Meer vrijzinnigheid dan we denken

Dit vrijzinnig denken, waarin de menselijke rede gesteld wordt boven de Schrift als enige openbaringsbron, is breder in de kerken verankerd dan menigeen vermoedt. Dit vrijzinnig theologisch denken zit in de Hervormde Kerk, ook buiten de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden. En dit vrijzinnig denken zit ook in de Gereformeerde Kerken. In Kuiterts theologie staat de bevrijding centraal. Is ook hier geen sprake van het direct overstappen van Gods handelen naar het handelen van de mens ? En is de alternatieve verzoeningsleer van dr. Wiersinga, waarin de verzoening van de schuld door voldoening wordt ontkend, en overgestapt wordt op een verzoeningsgedachte, waarbij het kruis ons mensen tot verzoenend handelen brengt, in feite niet de theologie, zoals die in vrijzinnige kringen opgeld doet ? Dr. G. de Ru stelde vorig jaar zelfs dat deze theologie in feite de oude vrijzinnige theologie van de vorige eeuw is.

Daarom ben ik er niet zo gerust op dat — zoals dr. Wentsel zegt — er in de Gereformeerde Kerken geen vrijzinnigheid voorkomt. Elke stroming heeft in elke tijd zo z'n eigen gezicht. We moeten ons dan ook niet allereerst afvragen in welk gewaad de vrijzinnigheid van de vorige eeuw 'zich presenteerde, maar hoe de vrijzinnigheid nu. is. En dan moet gezegd dat al wat nietrechtzinnig is, niet opkomt uit de rechte leer, vrijzinnig is. En dat heeft alles te maken met het verlaten van het Woord als enige bron en norm. Dan functioneert het Zoonschap niet in de bijbelse verbanden, ook al wordt het niet openlijk geloochend. Er zal dan ook duidelijkheid móeten komen over de vraag hoe de nieuwe vrijzinnigheid zich manifesteert, ook in de Gereformeerde Kerken, ook rondom het Zoonschap, ten aanzien van verzoening en verlossing.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Deining over brief  van het Hervormd moderamen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's