Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Amen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Amen

Het gebed

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Catechismus acht dit slotwoord van zo grote betekenis, dat een aparte vraag (de laatste van het gehele geschrift) hieraan wordt gewijd. Misschien o.a. om daarmee krachtig in te gaan tegen het gevaar dat dit kostelijke, veelzeggende woord zou verbleken tot een 'stopwoord', een signaal, dat men de ogen weer openen en de handen, weer ontvouwen kan.

Van hoe rijke inhoud dit woord is, blijkt wel uit het feit, dat Christus zelf, zoals Hij als de Verhoogde en Verheerlijkte Zijn brieven door de dienst van Johannes zendt aan de zeven gemeenten in Klein-Azië, genoemd wordt 'de Amen' (Openb. 3 : 14). Dit Hebreeuwse woord is in het Grieks van het Nieuwe Testament ingegaan. Wanneer Jezus Zijn 'voorwaar. voorwaar' uitspreekt, dan staat er: men, amen. In dit woord zit de stam, waarvan in het Hebreeuws allerlei woorden zijn afgeleid voor waarheid, vastheid, trouw, geloof, vertrouwen.

Zelfs wordt het woordje Amen het volk Israël in de mond gelegd na een reeks vervloekingen. 'Al het volk zal zeggen: men' (Deut. 27:14—26). Daarmee beaamt het volk niet alleen de rechtmatigheid van deze vloek, maar spreekt het ook z'n stellige verwachting uit, dat God Zijn Woord, ook het woord der veroordeling zal uitvoeren.

Omgekeerd profeteert Jesaja van een tijd waarin men zich zegenen zal in de God der waarheid. En dan staat er eigenlijk: de God van amen.

Zo verstaan we, waarom Paulus van Gods beloften zegt, dat ze in Christus 'ja' zijn en 'amen'. Ze zijn volkomen zeker en betrouwbaar. En naar aanleiding van het spreken in talen vraagt Paulus, hoe de aanwezigen, indien het gesprokene voor hen onverstaanbaar is 'amen' zullen zeggen op hetgeen zij gehoord hebben, d.w.z. hoe zij het gehoorde van harte zullen 'beamen'.

Amen is dus een woord van de allergrootste betekenis. Juist aan het slot van het gebed. Want: bidden is een rekwest indienen. Maar niet lukraak. Integendeel, de Bijbel vraagt altijd het vertrouwen des harten bij hen, die tot God naderen. Wat dat betreft zouden we kunnen zeggen, dat er veel en vaak gebeden wordt in het persoonlijke leven, in huisgezin, vergadering en gemeente, zonder dat er 'amen' gezegd wordt, ook al ontbreekt het woord nooit aan het einde. Het is niet: bidden — en nu maar afwachten. Maar: bidden — en nu de vervulling inwachten.

In zondag 45 (vr. 117) is reeds als een van de kenmerken van het waarachtig bidden genoemd: het hebben van deze vaste grond, dat God ons gebed, niettegenstaande wij dat onwaardig zijn, zekerlijk verhoren wil, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft. Daarom is bij het bidden de oprechtheid Gods in het geding.

Onze eigen oprechtheid. Ook die is van belang. De Catechismus gaat daar niet aan voorbij. Vandaar dat naast de gewilligheid Gods om ons te verhoren geplaatst wordt onze gewilligheid om te ontvangen. Het is immers mogelijk, dat ons gebed keurig is opgesteld, onberispelijk van vorm en inhoud (misschien zelfs met de woorden van het allervolmaaktste gebed). En dat toch het hart eigenlijk niet meedoet. Dan zegt God: it volk nadert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij (Jes. 29 : 13). Een aangrijpend voorbeeld daarvan vinden we in Jeremia 14. Daar lezen we gebeden uit de mond van het volk, waarvan inhoud en bewoordingen ronduit treffend zijn, terwijl God toch" die gebeden afwijst. Jeremia krijgt van God een verbod om voor dit volk te bidden. Zelfs voorbede van grote bidders als Mozes en Samuel zou hierin geen verandering brengen (Jer. 15:1).

Terwijl wij aan de ernst en welgemeendheid van Gods Woorden niet behoeven te twijfelen en niet mogen twijfelen, kan er zeer wel reden zijn om aan onszelf te twijfelen. We kunnen het zó zeggen: we mogen vast geloven, dat, als we oprecht bidden. God ons verhoort. Maar de vraag rijst vaak, ook in de gemeente: hoe weet ik, dat ik oprecht bid ?

Ik meen, dat er geen betere weg is dan die, die David ons wijst in psalm 25. 'In deze prachtige psalm (wel het Onze Vader van het Oude Testament genoemd) heeft David vele heerlijke dingen gezegd. En dan is er opeens aan het einde de schrik voor de arglistigheid van zijn hart. En hij vraagt: Heere, laat toch oprechtheid en vroomheid mij behoeden.

Er zijn er inderdaad, die tot de gemeente behoord' hebben en met haar medegebeden hebben, en die haar toch, als Demas, verlaten en de tegenwoordige wereld Weer blijken lief te hebben. Maar dat zijn dan toch mensen, die nooit in ernst met het slot van psalm 139 gebeden hebben: Heere, doorgrond mij en ken mij en zie of in mij een schadelijke, een heilloze Weg is en leid mij op de eeuwige weg. Wie zo bidt, bidt oprecht.

De waarachtigheid Gods boven de onze

Vaak zal de spontaneïteit van onze begeerte voor zichzelf spreken. En de werkelijkheid van dat begeren is van groot belang. God heeft graag met begerige mensen te doen. Mensen, die hun mond wijd opendoen, begerig naar die dingen, die Hij in Zijn Woord beloofd heeft. Begerig naar die dingen, die in de zes beden worden opgesomd. We zouden nog vele andere dingen daarbij kunnen noemen: wijsheid des Geestes, een nieuw hart, leiding in allerlei beslissingen in ons leven enz.

Het is inderdaad van grote betekenis, dat we werkelijk gevoelen in ons hart, dat wij dit alles van God begeren. Zonder dit subjectieve element gaat de levende betrekking tussen God en ons verloren.

Daarom vraagt de psalmdichter: Maar wat klaag ik, Heer der heren, mijn begerenis voor U, in al mijn leed, met mijn zuchten en mijn zorgen niet verborgen, daar Gij alles ziet en weet.

Zo ook in psalm 26: proef mij, HEERE, en verzoek mij (keur mij); toets mijn nieren en mijn hart.

Maar in die subjectieve factor zit altijd de ongestadigheid van het op en neer, het meer of minder. Maar, wat niet op-of neergaat, is Gods belofte.

Er zijn dingen, die God niet beloofd heeft. Verborgen dingen, waarvan de restrictie geldt: aar niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Maar God heeft zich bekend gemaakt als een God, die ons al wat wij nodig hebben tot onze enige troost in leven en in sterven gaarne geeft, al zullen wij tijd en wijze der ver koring aan Hem over moeten laten. Ons gebed is een antwoord op Zijn nodiging: egeer, wat Ik u geven zal (1 Kon. 3:5).

Wat zullen wij kiezen ? Rijkdom, een lang leven, of eer ? Allemaal dingen, waarvoor God geen beloften heeft gegeven en waarvoor Hij niet heeft leren bidden. Of die grote dingen, waarom Christus zelf ons in het Onze Vader heeft leren bidden ? Als we daarom oprecht bidden, mogen we Amen zeggen. Niet op grond van onze oprechtheid, maar op grond van Gods waarachtigheid. Zoals de dichter van psalm 130 zegt: Ik verwacht den Heere; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.

Dus niet: e zullen maar hopen. . . en dan iets vaags en onzekers. Maar: ij houdt getrouw Zijn Woord (Ps. 6:9 berijmd). Dat woordje 'amen' is dus wel heel wat anders dan een inhoudsloos stopwoord.

Naar aanleiding van de aanspraak 'Onze Vader' hebben we opgemerkt, dat we het menigmaal niet verder brengen dan stamelen en stotteren en levenslang daarin geoefend moeten worden. Dat geldt ook van dat woordje Amen. Maar ook de mens, die zegt: Heere, ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp mag Amen zeggen. Want Gods waarachtigheid gaat de onze oneindig ver te boven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Amen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's