Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Strijd om  de homofilie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Strijd om de homofilie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog net in het jaar 1973 verscheen bij uitgeverij (Ton Bolland te Amsterdam het boekje Homofilie, geschreven door dr. J. Douma, hoogleraar aan de hogeschool der vrijgemaakt-gereformeerden te Kampen.*

Naar wij vernamen was binnen 14 dagen de eerste druk uitverkocht, een tweede zal binnenkort verschijnen. Zaterdag 15 december stond er in Trouw een vrij uitvoerig artikel over dit boekje, geschreven door dr. M. Zeegers, zenuwarts te Den Haag, die tot de gereformeerde kerken (synodaal) behoort. Zowel op dit artikel als op het boekje zelf willen wij hieï ingaan.

De toon

Op een rustige, waardige en evenwichtige wijze wordt door dr. Douma uiteengezet in zijn geschrift wat naar zijn overtuiging, op grond van de H. Schrift, gezegd moet worden over het onderwerp dat hij behandelt. Zeker niet op een wettische, veeleer op een pastorale wijze benadert hij het verschijnsel van de homofiUe. Hij gaat niet voorbij aan de nood van de mensen, in dit geval diender homofielen. Zelfs Zeegers, zijn tegenstander, moet toegeven, dat hij hen tracht te helpen. Echter niet door toegeven, maar door we^en te wijzen naar genezing; en door ze te sterken in hun strijd. Van farizeisme is geen sprake. Geheel anders is het echter', alleen al wat de toon betreft waarop gediscussieerd wordt, met dr. Zeegers. Hij brengt ons in een heel ander klimaat. Alles is veel scherper; hij is fanatiek; de toon is bitter en zuur. Het begint al dadelijk in zijn artikel. Daar laat de schrijver een bit-_ _ ter requisitoir horen over de kerk der eeuwen. De kerk heeft het nooit goed gedaan. Zij heeft het in ethisch opzicht altijd mis gehad; want zij heeft nooit anders dan remmend gewerkt waar het gaat over de strijd tegen sociaal onrecht, armoede en rassendriscriminatie; en zo ook ten aanzien van een verschijnsel als de homoseksualiteit. En dan de stekelige opmerking: 'Altijd weer waren én zijn er bijbelteksten bij de hand'. Wat verderop: 'Vrijdenkers en atheïsten hielpen mensen in nood, waar christenen tekort schoten en tegenwerkten'. En in dat verband durft dr. Zeegers zowaar te noemen een vereniging als de N.V.S.H. Wat verderop in zijn artikel komt de kritiek op Douma zelf. Ieder kan eigenlijk al van tevoren raden waar deze kritiek op uitloopt. Natuurlijk, Douma is onvoldoende geïnformeerd, Douma loopt dus wetenschappelijk achterop; Douma is bevooroordeeld; Douma zit bevangen in traditionele exegese, lees: in het conservatisme; gaat willekeurig met de Schrift om, haalt er uit wat hem past; en tot slot: Douma biedt niets nieuws. Zeegers meent dan ook Douma's boekje te moeten verwerpen; het zou schadelijk zijn voor de naaste. Met het oog op de hele serie, waarvan dit boekje het eerste deel is, zegt hij: 'Een ongelukkiger start van deze serie is nauwelijks denkbaar'.

Twee meningen

Wat is de mening van dr. Douma en wat is de mening van dr. Zeegers? Dr. Douma gaat er van uit dat homofilie een stoornis is. God heeft de mens heteroseksueel geschapen. Hij schiep de mens als man (mannelijk) en vrouw (vrouwelijk) en verbond die twee tot één vlees (Gen. 2). Homofilie is een creatuurlij ke ontaarding. Nu kan iemand homofiel geboren zijn; het ligt dan buiten zijn persoonlijke schuld. Maar de homofilie kan daarmee niet worden goedgepraat. Er is een collectieve schuld, een collectieve ontaarding van het menselijke geslacht, waar de homofilie een uiting van is. Wat is eigenlijk homofilie? Douma geeft er de volgende beschrijving van: Wij verstaan onder homofilie een gesteldheid waarin men de natuurlijke geslachtsdrift ontbeert en zich overwegend of alleen tot seksegenoten aangetrokken voelt'. Van de homofilie onderscheidt hij de homoseksualiteit; fwaarvan hij zegt: Daarnaast verstaan wij onder homoseksualiteit elke seksuele activiteit waarin handelingen met seksegenoten plaatsvinden'. De homoseksualiteit wordt door hem zónder meer als zondig afgewezen. Allerlei Schriftgegevens spelen hierin een grote rol. Ter sprake komen Gen. 19 (Sodom), Richt. 19 (geschiedenis van Gibea), Lev. 18 en 19; Rom. 1; 1 Cor. 6 : 10 en 1 Tim. 1 : 8—10; en verder nog een paar plaatsen in de Schrift waarvan het niet zeker is of er over homoseksualiteit gesproken wordt. Diepgaand gaat Douma in op de opvat-

tingen van hen die beweren dat in deze Schriftgedeelten niet de homoseksualiteit als zodanig veroordeeld wordt maar een bepaalde (de cultische) vorm ervan. Met steekhoudende argumenten toont hij aan dat tegelijk met deze bepaalde vorm ook de homoseksualiteit zelf als zondig wordt aangemerkt.

Uit de reactie van dr. Zeegers op dit boekje blijkt dat hij zich er zeer geprikkeld door voelt. Hij beschouwt de zienswijze van Douma als een reeds achterhaalde opvatting. Zelf heeft Zeegers in de jaren die achter ons liggen bijgedragen tot een geheel nieuwe zienswijze op de homofilie en de homoseksualiteit. Deze nieuwe zienswijze is nog niet ouder dan ongeveer 15 jaren. Men merkt daarin homofilie en homoseksualiteit niet meer als zondig aan. Men zou gewoon moeten aanvaarden homofiel te zijn; en men zou er ook naar mogen handelen. Uiteraard wel onder bepaalde voorwaarden, maar vriendenparen worden geoorloofd geacht. Men acht het een discriminatie bepaalde mensen op grond van hun anders zijn, d.w.z. niet heterofiel zijn, uit te sluiten van een beleving van de seksualiteit; men vindt dit liefdeloos en wettisch. Men bemerkt, twee meningen staan hier wel heel radikaal tegenover elkaar. Onverzoenlijk. Een artikel als dat van dr. Zeegers wijst dat duidelijk uit.

Het beroep op de Schrift

Het kan niet verwonderen dat dr. Zeegers in zijn artikel ingaat op Douma's beroep op de Schrift. Het beroep op de Schrift is immers hét argument van hen die homoseksualiteit voor zondig houden. Hij brengt o.a. in discussie Gen. 19, de geschiedenis die zich afspeelde te Sodom, toen daar twee engelen onderdak hadden gevonden bij Lot. Letterlijk schrijft Zeegers: 'Aangezien het volkomen ondenkbaar is dat alle inwoners, niemand uitgezonderd homofiel zouden zijn, heeft deze hele geschiedenis eigenlijk niets te maken met ons onderwerp. Het gaat niet over de intieme verhouding van twee homofielen die elkaar liefhebben, het gaat althans voor het merendeel over heterofielen die aan een homoseksuele orgie willen meedoen'. Tot zo ver dr. Zeegers. Heeft hij gelijk? Slechts voor een heel klein deel! Dat Sodomie en homoseksualiteit niet geheel aan elkaar gelijk zijn wisten wij al; dat heeft ook dr. Douma in zijn boekje uiteen gezet. Maar voor hetgeen waar het eigenlijk in deze geschiedenis op aankomt sluit Zeegers de ogen. Al wat hij zegt verandert nl. niets aan het feit dat de mannen van Sodom, ongeacht of zij homofielen of heterofielen waren, homoseksualiteit wilden; wat hun als een zware zonde is aangerekend. Al wat dr. Zeegers beweert verandert ook niets aan het feit dat twee homofielen die, zoals hij zegt, elkaar liefhebben en in intieme verhouding met elkaar leven, en voor wie hij het opneemt, precies hetzelfde doen als de mannen van Sodom hebben willen doen, en dat die daad als zodanig hier wordt veroordeeld. De sexuele orgie was op zich al vreselijk, maar dat zij homoseksueel was maakte haar dubbel erg; vandaar dat Lot liever de mannen van Sodom zijn twee dochters gaf (als een minder kwaad) dan de engelen, de mannen die zijn gasten waren. Wie zoals Zeegers de homoseksualiteit in bescherming neemt met een ontkrachting van wat er staat in Gen. 19 behoeft een ander waarlijk niet te beschuldigen van een willekeurig gebruik ken van de Schrift; hij doet het zelf.

Een ander Schriftgedeelte dat Zeegers in de discussie betrekt is Rom. 1. De woorden die Paulus daar gewijd heeft aan de zonde der homoseksualiteit zijn wel zo duidelijk dat er in de kerk der eeuwen nooit enige twijfel over heeft bestaan wat Paulus hier bedoelt. Toch heeft men de laatste jaren herhaaldelijk getracht ook in dit Schriftgedeelte iets anders te lezen dan er staat. Ook Paulus zou de cultische homoseksualiteit op het oog hebben gehad, en dus niet homoseksualiteit als zodanig hebben afgewezen als zondig. Dr. Douma heeft in zijn boekje deze mening grondig weerlegd. Maar zal men er naar luisteren? Waarschijnlijk niet! Men wil nu eenmaal koste wat het kost het kwaad van de homoseksualiteit goedpraten. Het is ten onzent begonnen bij dr. S. J. Ridderbos (De homosexuele naaste, Baam 1961, pp 27-55) en bij Zeegers is het ook zo. Wat Zeegers betreft hij spreekt in zijn artikel over de 'cultuurgebondenheid' van Paulus' uitspraken in dezen.

U begrijpt wel waar het heengaat: Paulus' uitspraken gelden dus voor ons niet! Kortom, ten aanzien van een kwestie als de homoseksualiteit zal men zich niet op bepaalde Schriftplaatsen mogen beroepen. Wat wil Zeegers dan? Er is, zegt hij, 'een voortgaande openbaring van God in de natuur'. Waar hij dit vandaan haalt? In elk geval niet uit de Schrift. Het klinkt ons in de oren als een puur vrijzinnige stelling uit de vorige eeuw. Wat wil hij er echter mee zeggen? Waarschijnlijk dit, dat wij, mensen van nu, meer weten dan Paulus, ook ten aanzien van een kwestie als de homofilie. Wij stuiten hier op diezelfde intellectuele hoogmoed die typerend is voor de geest van onze tijd, en voor zowel het nieuwe als het oude modernisme. Alsof niet óók Rom. 1 openbaring Gods is! Vandaag laat men dit vallen, en morgen wat anders. Als wat Paulus schrijft over de homoseksualiteit cultuurgebonden is en derhalve voor ons niet meer geldig waarom dan niet heel zijn ethiek? en aangezien zijn ethiek een direkt gevolg is van zijn verstaan van het Evangelie waarom dan ook niet heel zijn evangelie-prediking?

Zeegers, en ook anderen, beroepen zich in de kwestie waar het hier over gaat op het gebod der liefde. Wel erg gemakkelijk. Heb lief, en leef maar...raak! Ook al wil men dat nog niet in theorie, in de praktijk komt het ervan. Zeegers vergeet dat het liefdegebod de hoofdsom is van de Tien Geboden, van de Wet Gods. Wie het liefdegebod losmaakt van heel de Wet, en daaronder vallen ook de uitspraken van Paulus in Rom. 1, geeft de interpretatie van dat liefdegebod over aan puur menselijke willekeur. Hij vertrouwt de zondige mens toe wat hem niet toe te vertrouwen is. Maar ja, wij weten het, wij leven in een tijd van grenzeloos vertrouwen in de natuurlijke mens. Tot slot, Zeegers laat Gen. 2 geheel buiten beschouwing. God heeft de mens niet anders geschapen dan als man en vrouw en heeft die beide geboden vruchtbaar te zijn en de aarde te vervullen. Wat Paulus zegt in Rom. 1 staat in direkte relatie tot wat God al in het paradijs (Gen. 2) heeft geopenbaard. Daarom is een spreken over de cultuurgebondenheid van Paulus in dit verband in feite een kinderachtigheid, of, wat erger is: een welbewust niet willen luisteren naar wat de Schrift zegt, beter: wat Gód zegt in de Schrift.

Pastoraal gezichtpunt

In de keus tussen de standpunten van Douma en Zeegers lijkt pastoraal gezien het voordeel te liggen aan de kant van Zeegers. Douma zegt neen tegen de homoseksualiteit, Zeegers doet dat niet. Zeegers geeft toe. En hij niet alleen, het is mode geworden. Zozeer dat ook in dezen alle schaamte weg is. Wat God als een kruis deze of gene heeft opgelegd is gemaakt tot een vlag die met grote brutaliteit gezwaaid wordt. Het is moeilijk geworden om nog te zeggen: Het is zonde! Kan men er pastoraal mee uit de voeten? Als men onder pastoraat verstaat het alleen niaar een beetje bij-sturen maar in geen geval afkeuren, veroordelen, om alzo de gebrokenen van hart te genezen, dan niet. Maar is dat het ware pastoraat? Zeegers lijkt mild, milder dan Douma, maar is hij het ook? Nog afgezien van het feit dat hij Paulus en alle bijbelschrijvers een slag in het gezicht geeft, door wat zij krachtens openbaring Gods als waarheid verkondigden cultuurgebonden te verklaren; óók geeft hij een slag in het aangezicht van al die mannen en die vrouwen, die, aangezien zij homofiele neigingen in zich bespeurden. God gesmeekt hebben om vergeving, om hulp en kracht, en door zijn genade bewaard bleven voor homoseksuele daden. Men leze nog eens na het artikel van Ir. J. v. d. Graaf in de Waarheidsvriend van 26 juli 1.1. onder de titel 'Ik kan niet meer zo!' Daarin komt duidelijk aan het licht wat een levensstrijd hier gestreden kan worden en mensen alleen maar in groter nood komen als ze het advies krijgen leef maar zo, want je bent nu eenmaal zo. Door Zeegers en allen die zijn mening delen, wordt hun levensstrijd in feite zinloos geacht. Als zij maar dezelfde verlichte ideeën hadden gehad van deze nieuwe ethici, en niet in de cultuurgebondenheid | van Paulus waren blijven steken, hadden , zij zich veel ellende kunnen besparen en ' — laten wij het maar rondweg zeggen — , zich heerlijk kunnen uitleven! Het harde ^ en wettische is hier niet aan de kant van^-Douma maar van Zeegers. Een symptoon '] ervan is het fanatisme waarmee hij op Douma's boekje gereageerd heeft.

Douma spreekt over genezing. Hij ver-• wijst naar de hulp van christen-psychia-, ters. Wij merken hierbij op: Als het dan maar niet psychiaters zijn als dr. Zeegers; want dan zal de hulp een averechtse uitwerking hebben. Wij hebben nodig zulke christen-psychiaters die niet zich laten misleiden door een voortgaande openbaring Gods in de natuur, maar zich laten leiden door dat Woord dat waarlijk genezend, helpend en reddend is ook voor homofielen.

Het is onze roeping de zwakken te ster-> , ken, de gevallenen op te richten, en allen, homofielen en heterofielen (want ook die ' hebben hun zonden) te wijzen op de ene en algenoegzame Zaligmaker Jezus Christus.

Wij zullen niet humaner mogen willen wezen dan God is. 'Daarom richt weder op de trage handen en de slappe knieën, en maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde' (Hebr. 12 : 12—13).

Rest ons nog op te merken dat dr. Douma zijn boekje zó geschreven heeft dat het zich door iedereen vlot laat lezen. Wij zijn hem oprecht dankbaar voor deze moedige publicatie. Moedig - want, het is al bewezen, een dergelijke publicatie roept veel vijandschap op. In tegenstelling tot dr. Zeegers merken wij op, dat de serie Ethisch Kommentaar met dit eerste deeltje een zeer gelukkige start heeft gemaakt. Het zij ieder belangstellende van harte aanbevolen.


* J. Douma: Homofilie. Ethisch kommentaar (Redactie: J. Douma en W. H. Velema) Deel 1. Ton Bolland, Amsterdam, 103 blz. Prijs f7, 90.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 januari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Strijd om  de homofilie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 januari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's