Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking  van de gelijkenissen 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van de gelijkenissen 3

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De context

Eén van de grondregels voor de exegese is dat we de tekst laten staan in z'n context, d.w.z. dat we een'bepaald Schriftwoord niet losmaken van de situatie waarin het is uitgesproken. Dit geldt voor alle woorden van de Heilige Schrift, maar zeker voor de gelijkenissen.

De eerste vraag die we te stellen hebben bij de verklaring van een gelijkenis is altijd de vraag naar de aanleiding. Wat heeft de Heere Jezus bewogen deze bepaalde gelijkenis in deze bepaalde situatie uit te spreken ?

Soms kan die aanleiding onmiddellijk uit het verband worden afgelezen. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Luc. 10 : 30—37) bijvoorbeeld staat niet op zichzelf, maar vormt het antwoord op de vraag van een wetgeleerde: En wie is mijn naaste ? ' De drie gelijkenissen van het verlorene (Luc. 15) zijn een reaktie op de kritiek van de Farizeeërs en de Schriftgeleerden: Deze ontvangt de zondaars en eet met hen'.

In andere gevallen vermelden de evangelisten wat de achtergrond van een bepaalde gelijkenis is. Die van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18 : 9—13) is gericht tegen hen 'die bij zichzelf vertrouwden dat ze rechtvaardig waren en de anderen niets achtten'.

In een enkel geval ligt de aanleiding niet zo voor de hand, maar blijkt die pas achteraf. Zo lezen we na de gelijkenis van de boze wijngaardeniers: 'En als de overpriesters en Farizeeërs deze Zijn gelijkenissen hoorden, verstonden ze dat Hij van hen sprak...'

Laat men de achtergrond, de aanleiding buiten beschouwing, dan kan men misschien wel heel veel stichtelijke dingen over zo'n gelijkenis zeggen, maar dan is toch het gevaar groot dat men de werkelijke bedoeling van de Heere Jezus over het hoofd ziet.

De scopus

Het nagaan van het tekstverband is dus een allereerste vereiste om de zin van de gelijkenis te verstaan en de scopus, de hoofdgedachte op het spoor te komen. We noemen die hoofdgedachte ook wel het 'tertium comperationis', het derde van de vergelijking. Deze hoofdgedachte dient de gehele uitleg van de gelijkenis te beheersen.

Wie deze hoofdgedachte niet gevonden heeft, of haar uit het oog verliest, vervalt zonder twijfel in ongeoorloofde allegorese, waarbij wel elk detail uit de gelijkenis tot in het absurde vergeestelijkt wordt, maar waarbij tevens de gelijkenis in z'n totaliteit scheefgetrokken wordt.

Als voorbeeld neem ik de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Luc. 16:19—31). Aan de hand van deze gelijkenis zou gepreekt kunnen worden over tweeërlei leven, tweeërlei sterven, tweeerlei begrafenis en tweeërlei bestemming.

Maar — hoewel deze gegevens niet verdoezeld mogen worden — wie niet meer zegt dan dit heeft de scopus van de gelijkenis niet gevat! Want de hoofdgedachte vinden we in vers 29: 'Zij hebben Mozes en de profeten, dat ze die horen!' Dat wil zeggen: Niet de gedachte aan de dood en het oordeel, maar alleen het Woord kan zalig maken.

Een ander voorbeeld is de gelijkenis van de verloren zoon (Luc. 15 : 11—24). Een rake opmerking daarover vond ik bij F. J. Pop in het 'Handboek voor de prediking': De gelijkenis van de verloren zoon wordt zonder blikken of blozen van haar pointe beroofd door haar te prediken als een van de mooiste bekeringsverhalen naar piëtistisch-methodistisch schema'.

Inderdaad zou men héél deze gelijkenis model kunnen zetten voor de weg waarlangs de zondaar tot God terugkeert. Het gaat echter in eerste instantie helemaal niet over de verloren zoon, maar over de liefde van de vader die het verlorene zoekt en over de vreugde van de vader die het verlorene vindt.

Als thema voor een preek over Luc. 16 : 19—31 moet men dus niet kiezen: Tweeerlei leven en tweeërlei sterven', maar bijvoorbeeld: Nabij u is het Woord'. En boven een preek over Luc. 15 : 11—24 moet men niet schrijven: De verloren zoon', maar bijvoorbeeld: De liefhebbende vader'.

De nuance In dit kader van de 'hoofdgedachte' zou ik toch nog willen wijzen op wat ik zou willen noemen: 'het nuance-verschil'. Dat komt vooral sterk naar voren in de zogenaamde 'tweeling-gelijkenissen', die op het eerste gezicht op elkaar lijken als twee druppels water, maar die bij nader inzien toch onderlinge verschillen vertonen. Zo gaat het in de gelijkenissen van het mosterdzaad en het zuurdeeg (Matth.

13 : 31—33) om de doorwerking van het Woord Gods. En toch hebben deze twee gelijkenissen een verschillende spits. Het mosterdzaad, dat zeer klein is, maar tenslotte tot een grote boom wordt, wijst ons op geleidelijke werking van het Woord: et Koninkrijk der hemelen is klein in z'n begin, langzaam in z'n ontwikkeling, groot in z'n ontplooiing. De gelijkenis van het zuurdeeg bevat ook wel deze gedachte, maar hier ligt toch het accent op de onweerstaanbare werking van het Woord: et Koninkrijk der hemelen begint in het verborgen, maar doortrekt alle levensverbanden.

We zouden ook kunnen wijzen op een andere 'tweeling': e gelijkenis van de schat in de akker en die van de parel van grote waarde (Matth. 13:44—46). In beide de gaat het over vinden, verkopen en kopen. Bij oppervlakkige lezing vragen we ons af waarom de Heere Jezus deze twee beelden gebruikt. En toch — er is een groot verschil in de wijze van het vinden.

De man die aan het werk is op de akker stoot bij zijn arbeid 'toevallig' op de schat; de koopman echter is op zoek naar schone parels en vindt dan de parel van grote waarde. Deze twee gelijkenissen willen ons leren dat iemand ineens in zijn leven, zonder dat hij erop verdacht was met het Koninkrijk der hemelen kan worden geconfronteerd, maar dat het evengoed mogelijk is dat Koninkrijk te vinden nadat men lang — misschien wel onbewust — ernaar heeft gezocht.

Verschillende 'spitsen' kunnen we ook ontdekken in de gelijkenissen van het verlorene (LUc. 15). Alle drie — het verloren schaap, de verloren penning, de verloren zoon — illustreren Gods bemoeienis met de verloren zondaar. Maar in de gelijkenis van het verloren schaap ligt de nadruk op de barmhartigheid Gods die het verlorene zoekt; in die van de verloren penning ligt de gedachte dat wat weinig of niets waard is, voor God blijkbaar wel waarde heeft, terwijl in de gelijkenis van de verloren zoon het accent valt op Gods Vaderliefde, die de zondaar terugbrengt aan het Vaderhart en in het Vaderhuis. Ook is er bij deze gelijkenissen een climax te ontdekken in de blijdschap over het terugvinden van het verlorene. In die van het verloren schaap is er blijdschap in de hemel; in die van de verloren penning is er blijdschap voor de engelen Gods; in die van de verloren zoon is er blijdschap bij de vader.

De details

Uit vrees voor gezochte verklaringen en voor ongeoorloofde allegorese gaan sommige Schriftverklaarders zover dat ze de details verwaarlozen of althans van geen betekenis achten. Wanneer de hoofdgedachte maar op de juiste wijze is vertolkt, dan is naar hun opvatting al het andere min of meer onverschillig. Tegen deze visie moeten we protest aantekenen om de eenvoudige reden dat het Woord van God volmaakt is en niets bevat dat overtollig is en dus ook wel gemist kan worden.

Een enkel voorbeeld moge dit verduidelijken. In de gelijkenis van de schat in de akker (Matth. 13 : 44) gaat het over iemand die de vondst van zijn leven doet en dan alles verkoopt om die schat te kunnen kopen. Vrij vertaald betekent dat wat Paulus zegt: Alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus'. Maar in deze gelijkenis wordt óók — terloops bijna — opgemerkt dat de vinder zijn schat weer 'verborg'. Dit summiere gegeven kunnen we niet verwaarlozen zonder het geheel van de gelijkenis te schaden.

De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Luc. 16 : 19—31) wil ons leren dat we hier en nu te buigen hebben

voor het Woord en dat het ginds en straks te laat is. Maar daarom is de hele situatietekening nog niet overbodig. Denk alleen aan de schrille tegenstelling tussen het weelderige leven van de rijke en het armoedige bestaan van Lazarus. En denk ook aan het feit dat we van de bedelaar lezen dat hij stierf en door de engelen gedragen werd in de schoot van Abraham, terwijl we van de rijke alleen horen dat hij stierf en werd begraven...

Trouwens, dat elk gegeven wel degelijk een betekenis heeft, blijkt soms uit de verklaring van een gelijkenis door de Heere Jezus zelf. Wanneer de discipelen Hem vragen: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers', dan volstaat Hij niet met de hoofdgedachte in de gelijkenis aan te wijzen, maar dan verduidelijkt Hij elk detail afzonderlijk: Die het goede zaad zaait i's de Zoon des mensen; en de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk; en het onkruid zijn de kinderen van de boze; en de vijand die het gezaaid heeft is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld en de maaiers zijn de engelen...'(Matth. 13 : 36 v.v.).

Samenvattend kunnen we dus zeggen dat de hoofdgedachte moet domineren en dat alle andere gegevens in het licht van deze hoofdgedachte hun betekenis hebben.

Ridderkerk

W. van Gorsel

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De prediking  van de gelijkenissen 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's