Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is de  'Gereformeerde Gezindte'? 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is de 'Gereformeerde Gezindte'? 2

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om een goed inzicht te krijgen in de betekenis die Groen van Prinsterer aan de term 'Gereformeerde Gezindte' gaf is het vóór alles nodig na te gaan hoe hij over het in 1816 opgerichte 'Nederlandsche Hervormde Kerkgenootschap' en over de 'Afgescheidenen' oordeelde. Daarom wil ik over beiden iets zeggen. Allereerst dus iets over dat Nederlandsche Hervormde Kerkgenootschap.

Het 'S taatscreatuur van 1816'

Het is bekend dat koning Willem I zich op ongelofelijk autoritaire wijze met de kerkelijke aangelegenheden bemoeide. Hij reageerde als een 'goede Napoleon.' ') Het staatsbestuur uit de Franse overheersing, zo schreef Groen, werd na de bevrijding van 1813 in wezen onveranderd voortgezet. 'De gehele omwenteling nu scheen enkel in persoonsverandering te bestaan. Het was dezelfde soort van staatsbeheer die voortgezet werd. Onder de zachtere hand van een Nederlandse monarch was des dwingelands ijzeren schepter een weldadige Rijksstaf geworden; een ander staatsopperhoofd, zó bemind als zijn voorganger gehaat was geweest, dit meende men, was het gewenste resultaat, terwijl de staatsvorm onveranderd bleef.'')

De 'zorg' voor en de 'bescherming' van de 'godsdienstige gezindheden' zoals koning Willem die in praktijk bracht strekten zich tot alle 'gezindheden' uit. Zelfs tot de joodse ! Bij een Koninklijk Besluit 'van den 26 van sprokkelmaand des jaars 1814, werd de, tot dien tijd bestaan hebbende, kerkregeling der Israëlieten of joden afgeschaft, en eene konsulerende kommissie benoemd tot het vormen van een ontwerp eener meer eenvoudige inrigting of organizatie'. De benoeming van iedere opperrabbijn had de goedkeuring van de koning nodig ! ')

De Gereformeerde Kerken, die sinds 1795 opgehouden hadden 'heersende', 'bevoorrechte', 'nationale' kerk te zijn, deelden evenwel in de zeer bijzondere zorg van de koning. Nadat de voorbereidingen daartoe door een door de koning benoemde commissie, op strikt geheim gehouden wijze, hadden plaatsgevonden, ontvingen die kerken — ook al weer bij Koninklijk Besluit! — onverwacht en ongevraagd, een geheel nieuwe organisatie waardoor de aloude Nederlandse Gereformeerde Kerken werden omgevormd tot het Nederlandsche Hervormde Kerkgenootschap'. ")

Groens oordeel over deze koninklijke manipulatie was vernietigend. Volgens de gangbare, revolutionaire theorieën, zo verklaarde hij, werd de kerk door de machthebbers in de staat beschouwd en behandeld 'als een maatschappelijke inrichting, in de Staat en onder het Bestuur; als een element dat moet worden geutiliseerd; als een werktuig dat zeer nuttig en ook zeer schadelijk kan zijn, en daarom in de hand dient gehouden en zelfs een weinig geklemd te worden, als een dienares welke aan de hand van het Gouvernement behoort te gaan'.')

In de greep van deze revolutionaire opvattingen, waarbij sterke nadruk werd gelegd op centralisatie en concentratie, heeft men, aldus Groen, de aloude Gereformeerde Kerk 'geadministreerd. Zij is een deel van de Staatsmachine geworden, een Departement van Algemeen Bestuur. Er is een Ministerie van Eredienst ingesteld, geheel in de geest van het stelsel van Administratie, dat wij van de Franse Revolutie, in haar liberaal-despotische ontwikkeling, hadden geërfd. Er is naar de mening van het Bestuur, een Kerk in de Staat, een soort Kerk-Staat gevormd, waarin de leraars bijna als ambtenaren, de lidmaten, ook als zodanig, bijna als onderdanen worden beschouwd; waarin de Koning die, als lidmaat der Gereformeerde Kerk, geen rechten dan die van ieder lidmaat bezit, bijna als Regent en Opperhoofd aangemerkt werd.'")

Door de organisatie waarin de koning de Geref. Kerken perste, werden deze omgevormd tot een door een centraal bestuur geregeerd 'Kerkgenootschap' waarin uiteindelijk de koning alles te zeggen had. De eerste zin van het koninklijk reglement luidde: 'Tqt het hervormde kerkgenootschap behoren allen, die, op belijdenis des geloofs tot ledematen zijn aangenomen, (en) dezulken die in de hervormde kerk gedoopt zijn'. Voorts werd in art. 10 bepaald dat 'het hoogste kerkelijk bestuur' opgedragen is aan 'het Sijnode'. De eerste leden daarvan werden volgens het reglement door de koning benoemd. Deze wees, óók volgens het reglement, bij de voortduur de president, de vice-president en de secretaris van de synode aan. En alle vergaderingen van de synode zouden worden bijgewoond door het hoofd van het departement voor de erediensten en diens secretaris.')

Op deze wijze werden de Gereformeerde Kerken van ons land door de organisatie van 1816 getransformeerd en gedenatureerd tot een landelijk 'kerkgenootschap' met plaatselijke afdelingen. En dat kerkgenootschap' had een oppermachtig centraal bestuur dat volkomen ten onrechte de naam synode droeg. De synode kon volgens Groen gekarakteriseerd worden als een 'Staatscreatuur' dat de top vormde van een hiërarchisch geordende caesaro-papistische bestuiu-sorganisatie.

'Staatserfgenaam'

De situatie van het Ned. Herv. Kerkgenootschap, zoals dat in 1816 in het leven was geroepen veranderde in 1852.

In 1842 was namelijk de reglementaire bepaling dat alleen de Koning veranderingen in het Algemeen Reglement kon aanbrengen, door koning Willem II vervallen verklaard. Met vreugde trok deze zijn hand uit het wespennest der toenmaals sterk gistende kerk terug. De Algemene Synode ging daarna tot een herziening van het Algemeen Reglement over. Ondanks alle bezwaren die tegen de wijze waarop de synode daarbij te werk ging en tegen de inhoud van haar concept werden ingebracht, zette de synode haar plannen door. In schijn verschilde de nieuwe organisatorische structuur die in 1852 werd ingevoerd nogal wat van die van 1816, maar in wezen veranderde er niet veel. De synode bleef de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht. En de leden van classical en provinciale kerkbesturen handelden zonder lastbrief en spraken en stemden dus uitsluitend in persoonlijke kwaliteit. Zo bleef de bestuursorganisatie waarin de regering de kerken in 1816 had gewrongen in feite onveranderd voortbestaan. ^)

Groen van Prinsterer heeft in een parlementaire redevoering deze gang van zaken eens met vlijmscherpe ironie op mordante wijze gekritiseerd.

In 1842, zo zei hij, verklaarde de minister van eredienst namens de koning, dat hij afstand deed van het jus in sacra, het recht om zich met de interne aangelegenheden van de kerk te bemoeien. Maar de minister maakte één uitzondering op deze regel. Eén exceptie, en wel een ten opzichte van de organisatie zoals die in 1816 was ingevoerd ! Door de minister werd namelijk gezegd: 'Ik durf niet aan de kerk raken, de inbreuk op het beginsel dat ik aanneem, is eenmaal geschied, iets dergelijks gebeurt nimmer meer; verbetering kan voortaan plaats hebben, enkel volgens goedvinden en uitspraak van het synodaal beheer.' ")

Wanneer men deze ministeriële verklaring tot haar werkelijke betekenis reduceert komt zij, aldus Groen, wat de behandeling van de Kerk door de Staat betreft, op het volgende neer: 'De Kerk is rechtens onafhankelijk; de Staat heeft wederrechtelijk de Kerk aan de band van reglementen en van een anti-kerkelijke organisatie gelegd; maar, nu het op bevrijding van het juk aankomen zou, is de Staat aan de spreuk: geen jus in sacra gedachtig ! Met andere woorden: Ik heb u aangevallen, ik mocht dit niet doen; ik heb u, aan handen en voeten gebonden, overgeleverd aan uw tegenpartij; het was onrecht. En nu zou ik u bijstaan tot losmaking van de knellende band ? Ik zou mij andermaal vergrijpen aan uw persoon ? Neen voorwaar, ik mag u niet aanraken; gij moet zelf zien hoe gij u redt'.')

Inderdaad, de kerk moest zichzelf maar zien te redden !

Maar daartoe was zij deels onmachtig, deels onwillig.

Het als gevolg van de ministeriële beslissing van 1 juli 1842 door de synode eigen-

machtig ingevoerde nieuwe Algemene Reglement betekende inderdaad niets anders dan dat de kerk door de overheid aan handen en voeten gebonden, volledig aan het in de Algemene Synode geconcentreerde anti-kerkelijke bestuur van het in 1816 opgerichte Ned. Herv. Kerkgenootschap werd uitgeleverd ! Aan een synode die in naam 'orgaan der Kerk maar inderdaad creatuur van het Gouvernement' was. Een 'caesaropapistisch schepsel, dat ter handhaving van de kerkleer geroepen, integendeel, de verkondiging van het ongeloof tot in het nee plus ultra van anti-christelijke ontwikkeling handhaaft'. '") 'De vrijheid van 1852' was niets anders dan 'voortzetting der slavernij onder gewijzigde vorm'. De synode was van Staats-creatuur, zoals zij sinds 1816 was 'een vrije, losbandige Staatserfgenome geworden'. ") Groen van Prinsterer heeft het gezien en vele malen gezegd dat in de vorige eeuw niets zo kei^kverwoestend heeft gewerkt als de in 1816 aan de kerk opgelegde en in 1852 door de kerk zelf gehandliaafde anti-kerkelijke, ja anti-christelijke hiërarchische organisatie.

Kort voor zijn dood klaagde Groen nog: 'De Gereformeerde Kerk, de Kerk bij uitnemendheid der martelaren, de Kerk waaruit de Republiek der Verenigde Nederlanden het licht zag (werd en bleef een) slavin van de Staat, terwijl tegen elke poging om het ongeloof te keren, een Staatscreatuur die men Synode noemt zich verzet.


1) Men zie hierover: A. Ypeij en I. J. Dermout, De Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk IV, Breda 1827, 601 v. Dr. J. Th. de Visser, Kerk en Staat, III, p. 202 v. En vooral: dr. A. Goslinga, Koning Willem I als Verlicht Despoot, Baam, 1918. Koning Willem I vaardigde o.a. een decreet uit, waarbij de Hervormde en Lutherse Kerk op Curagao tot een kerk werden verenigd. En in 1835 decreteerde hij dat alle niet-Roomse Nederlanders in Ned. Oost-Indië gerekend zouden worden te behoren tot de ene Protestantse Kerk van Ned. Indië.

2) Mr. G. Groen van Prinsterer, De maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsregt getoetst. Leiden, 1837, 25.

2) A. Ypeij en I. J. Dermout, a.w., 664. Ook de Luthersen en de Remonstranten kregen reglementen van de Koning.

3) Men zie hierover J. C. A. van Loon, Het Algemeen Reglement van 1816, Wageningen, 1942. De grote verdienste van deze grondige studie is o.a., dat daarin met twee legenden grondig wordt afgerekend. Vooreerst met deze dat de Geref. Kerken na de Franse bezetting geheel gedesorganiseerd zouden zijn: die kerken waren toen wel straatarm maar absoluut niet gedesorganiseerd. En voorts toonde dr. Van Loon aan dat de kritiek op de 'kerkgreep' van Koning WUlem I veel algemener was dan voordien werd gesuggereerd.

4) Groen van Prinsterer, a.w. 14/5.

5) Idem, 15.

6) Men zie artt. 1, 16, 17, 18, 19 van het Algemeen Reglement. In J. C. A. van Loon, a.w. 223 v. is dit Reglement afgedrukt.

7) Men zie over het reglement van 1852 vooral de grondige studie van mr. D. P. D. Fabius, Het Reglement van '52, Amsterdam 1888. Dat is een zeer omvangrijke, zeer scherpzinnige kritiek op dat reglement.

8) Rede gehouden in de Tweede Kamer op 17 dec. 1849. Zie: Adviezen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, II, Utrecht, 1857, 253.

9) Nederlandsche Gedachten; 9 Sept. 1869 (deel I,

10) ïdem; 13 nov. 1869; 21 dec. 1869 (deel I, 98, 113); 11 jan. 1871 (deel II, 96).

11) Idem; 5 April 1872 (deel IV, 103).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Wat is de  'Gereformeerde Gezindte'? 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's