Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de Nadere Reformatie ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van de Nadere Reformatie ¹)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 31 mei jl. promoveerde aan de Theologische Hogeschool te Kampen tot doctor in de theologie dominee T. Brienen, christelijk gereformeerd predikant te Groningen. Graag willen wij hem met deze promotie van harte gelukwensen. Het is een waardevolle bekroning van jarenlange studie. Ongetwijfeld zal de studie naast het vele werk van predikant-zijn een groot deel van zijn tijd en zijn kracht gevraagd hebben. Des te meer reden is er tot dankbaarheid, nu de jonge doctor zijn werk zo bekroond mag zien.

Omdat zijn proefschrift een onderwerp betreft, dat bijzonder belangrijk en belangwekkend is, willen wij er graag wat uitvoeriger bij stilstaan dan in de vorm van een gebruikelijke boekbespreking. Echter niet alleen de stof van de studie heeft ons daartoe gebracht, ook de manier waarop deze door de schrijver is behandeld.

Wat dat laatste betreft wil ik beginnen met mijn grote dank uit te spreken voor de manier, waarop dr. Brienen met de stof is bezig geweest. Als wij zien, hoe uitvoerig hij erop ingegaan is, en hoezeer hij van alle kanten er aandacht aan heeft gegeven, moeten wij ons respect uitspreken voor de ijver van deskundigheid, die hij hiermee aan de dag gelegd heeft. Alleen al daaruit blijkt, dat het onderwerp de schrijver zelf existentieel heeft geboeid. Dat is ook wel te verklaren, als wij merken, dat hij in Werkendam is geboren en waarschijnlijk ook is getogen. Hij zal dan van kindsbeen af in het klimaat van de Nadere Reformatie zijn grootgebracht. Welnu, dan is het ook te verstaan, dat hij in een later stadium, bij een kritische zelfbepaling, graag wil weten hoe het met die Nadere Reformatie gesteld is. Wat is nu de winst ervan en wat eventueel het verlies ? Het ernstig zoeken naar deze uitkomst beheerst het klimaat van dit boek. En dat kunnen wij alleen maar als een grote winst beschouwen.

Dat betekent echter ook, dat dit boek een discussie kan oproepen, die evenzeer dit existentiële karakter gaat vertonen. Het is trouwens opmerkelijk, dat het bezig zijn met de Nadere Reformatie nog steeds zo'n gevoelige zaak is. Wie zich daarop werpt, mene niet met louter historische stof zich op te houden. Hij moet erop rekenen, dat hij zich in een gesprek mengt, dat bij tijd en wijlen vurig verloopt. Maar ik vermoed, dat de schrijver daarop ook gerekend heeft en dat hij dit zelfs beoogt. En waarom ook niet ? De zaak is het meer dan waard.

Wanneer wij zelf ook daaraan een kleine bijdrage willen leveren, wil ik dat graag doen in de vorm van een korte, ietwat kritische bespreking van dit boek. In de eerste plaats wijs ik dan op de historische context, waarin de schrijver de prediking van de Nadere Reformatie plaatst. Hij ruimt voor deze context veel ruimte in. Hij gaat na de ontwikkeling van de prediking in ons land vanaf de tijd van de Reformatie, gaat zelfs nog verder terug naar Origenes en de Middeleeuwen, terwijl hij ook bezijden kijkt in de richting van Luther. Dat alles is bijzonder waardevol, hoewel het wel een werken in de breedte is, meer dan in de diepte. Maar ook dat eerste is nodig. Alleen zou ik dan verwacht hebben, dat de schrijver een diepere aandacht had geschonken aan de prediking van de Reformatie, met name van Calvijn. Het is opvallend, dat hij dit niet doet, althans niet in het eerste gedeelte. Aan het eind van het boek, als de schrijver aan de beoordeling toe is, trekt hij nog een vergelijking met Calvijn, naaar die valt nogal schraal uit. Dat is jammer, omdat, wanneer de Nadere Reformatie wordt bestudeerd en beoordeeld, toch allereerst en allermeest navraag moet worden gedaan naar haar reformatorisch karakter, gehalte en oorsprong.

Het is dan ook, denk ik, daaraan te wijten, wanneer de schrijver komt tot een merkwaardige typering van de prediking van de Nadere Reformatie. Op blz. 305 komt hij tot deze omschrijving. 'Bij een nadere bepaling en omschrijving van de beweging van de Nadere Reformatie zal verdisconteerd moeten worden, dat ze wat haar prediking betreft geen nadere uitwerking is van de Reformatie, maar dat

ze wortelt in de laat-middeleeuwse scholastiek en mystiek'.

Zoals men ziet, is dus de Reformatie hier uit de karakterisering verdwenen. Dat zou op zichzelf een gerechtvaardigde conclusie kunnen zijn, als het met de stukken zou zijn aangetoond. Maar in dat opzicht laat het boek ons juist in de steek.

Trouwens, niet alleen daarin, maar ook in andere opzichten. Als de schrijver stelt, dat de prediking van de Nadere Reformatie wortelt in de laat-middeleeuwse mystiek, wijst hij ook dat niet met de stukken aan. Integendeel. Hij trekt zelf een vergelijking met de middeleeuwse mysticus Tauler en komt dan tot deze conclusie: 'Zo blijkt, dat we hier toch met iets anders te maken hebben dan met de klassifikatiemethode in de prediking van de Nadere Reformatie' (blz. 213). Deze conclusie had de schrijver voorzichtig moeten maken in zijn beoordeling. Dat wil niet zeggen, dat er in de prediking van de Nadere Reformatie geen invloed is geweest vanuit de middeleeuwse mystiek. Dat is duidelijk wel zo. Denk maar aan de plaats die Bernard van Clairveaux b.v. bij Van Lodenstein heeft ingenomen. Maar 'beïnvloeding door' is nog iets anders dan 'wortelen in'. Als de schrijver het laatste beweert, kan hij zelf dat niet waarmaken.

Hetzelfde geldt ook van de scholastiek. We ktmnen het met de schrijver eens zijn, wanneer hij de Gereformeerde Orthodoxie die een sterk scholastisch karakter draagt nauw verbindt met de praktisch bevindelijke prediking van de Nadere Reformatie. Maar dit rechtvaardigt nog niet de conclusie, dat deze prediking wortelt in de laat-middeleeuwse scholastiek. Dat zou zelfs van de Gereformeerde Orthodoxie nog niet eens gezegd kunnen worden. Deze is namelijk inhoudelijk bepaald door het reformatorisch belijden, en formeel georiënteerd aan de scholastiek. Dat formele heeft diepgaande invloed gehad. Dat wel. Maar toch niet in die mate, dat de Gereformeerde Orthodoxie als een vrucht van de middeleeuwse scholastiek kan gezien worden, want dan zou zij in de reformatorische traditie überhaupt geen plaats hebben kunnen krijgen.

Als de schrijver meer aandacht gegeven had aan wat de middeleeuwse scholastiek inhoudelijk heeft voortgebracht, zou hem onmiddellijk het essentiële verschil tussen de middeleeuwse en de gereformeerde scholastiek duidelijk zijn geworden.

Overigens richt dr. Brienen zich met name op wat hij noemt de classificatiemethode in de prediking van de Nadere Reformatie. Hij bedoelt daarmee het feit te duiden, dat in de prediking der Nadere Reformatie de gemeente wordt opgesplitst in verschillende groepen van mensen zoals de onbekeerden en de bekeerden, terwijl voorts zowel de onbekeerden als de bekeerden weer worden onderverdeeld in verschillende groepen. Wat de laatsten betreft, komen er onderscheidingen voor als bekommerden, gelovigen en verzekerden. De ontwikkeling in de Nadere Reformatie is zo, dat deze groepen steeds meer worden verzelfstandigd en dat zij in hun onderscheidenheid een vast patroon weergeven van de weg, waarlangs de gelovigen moeten gaan. Het wordt dan een bekeringsweg met vele stations. Aanvankelijk werden deze met een geestelijke soepelheid gehanteerd, maar op de duur kreeg dit alles een steeds wettischer karakter. Men moest dan deze bepaalde sta­ dia op de weg kennen, wilde men gere^ kend kimnen worden tot de ware gelovigen.

Het is stellig zo, dat dr. Brienen hiermee een kenmerkend verschijnsel van de prediking van de Nadere Reformatie aangewezen heeft. Toch is bij mij wel de vraag opgekomen, of hij het niet overtrekt. In ieder geval moet hij zelf erkennen, dat deze methode tot het laatste toe niet in absolute zin is doorgevoerd. Er blijken altijd weer uitzonderingen op de regel te zijn. En ik vermoed, dat als de schrijver nog wat meer studie gemeiakt had van de preken zelf en van meerdere oudere schrijvers, hij nog meer tot het inzicht zou zijn gekomen, dat hier niet van een absoluut geldende methode kan worden gesproken.

En als dat laatste waar is, kun je er ook geen essentiële karakteristiek van de prediking der Nadere Reformatie aan verbinden. Dan kunnen wij niet verder komen dan te zeggen, dat deze zg. classificatiemethode een grote functionele betekenis heeft gehad. En dat het deze betekenis heeft gehad, heeft natuurlijk zijn oorzaken, zeker ook in de visie op het heil en op de mens. Maar dat is toch nog iets anders, dan wanneer men daar het wezen van de prediking van de Nadere Reformatie aan ophangt.

Tenslotte zou ik willen wijzen op het interessante punt, dat de schrijver aansnijdt, als hij de vraag beantwoordt, in welke sectoren van de kerk momenteel de prediking van de Nadere Reformatie voortleeft. Hij wijst dan aan: een deel van de Chr. Gereformeerde Kerk en van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, en verder de Gereformeerde Gemeenten en de Oud-Gereformeerden. Ik denk, dat de schrijver daarin gelijk heeft. Als het erom gaat, waar de Nadere Reformatie, ook formeel in haar methode van preken, wordt nagevolgd, komen we toch wel duidelijk in die flank van de Gereformeerde Gezindte terecht, die Van Ruler genoemd heeft de ultra-gereformeerden.

Maar nu is het de vraag, of hiermee alles gezegd is. Dr. Brienen wijst zelf aan, dat de predikers van de Nadere Reformatie juist in hun methode van preken kinderen van hun tijd zijn geweest, en zich ingesteld hebben op een gemeente, zoals ze in die tijd zich aan hen voordeed. Zelf zou ik het zo willen zeggen. Als het wezen van Jiet reformatorisch belijden bepaald wordt door de erkenning van het alleen-maar-genade en door de diepe aandacht voor het persoonlijk geloven, heeft de Nadere Reformatie deze lijn voortgezet, maar dan in het kader van de denken leef-en spreekvormen van de 17de en 18de eeuw. Dat houdt o.a. dit in, dat zij in de prediking een bijzondere, en ook wel eenzijdige aandacht heeft gehad voor de persoonlijke zielsbeleving in het innerlijke leven met God. En in dat kader functioneerde de zg. classificatiemethode.

Nu kim je zeggen: zij die ook nu nog dezelfde classificatiemethode gebruiken zijn de ware volgelingen van de Nadere Reformatie. Maar ik zou dat, althans in zijn exclusiviteit, willen bestrijden. En daarvoor in de plaats stel ik, dat zij in het spoor van de Nadere Reformatie gaan, die de reformatorische lijn van het sola gratia en van het persoonlijke geloof voortzetten en in de vormen van onze tijd en voor de gemeente van onze tijd trachten te vertolken. Want zo hebben ook de mannen van de Nadere Reformatie het bedoeld. Niet hun methode stempelt de prediking van de Nadere Reformatie, maar hun geestelijke inzet voor de nadere reformatie der kerk, doorgevoerd tot in het hart. En waar die inzet wordt ver^ staan, ook nu, daar wordt het Anliegen van de Nadere Reformatie overgeleverd. Ook om die reden zou ik de relatie tussen Reformatie en Nadere Reformatie nauwer willen zien, zij het dat we ook het kritisch karakter van deze relatie niet uit het oog moeten verliezen en voluit moeten laten gelden.

Het schijnt alsof mijn bespreking van het boek van dr. Brienen nogal kritisch is uitgevallen. Men zou zich echter vergissen, als men daardoor zou menen, dat de betekenis van dit boek niet al te hoog zou moeten worden aangeslagen. Juist mijn uitvoerige bespreking wijst erop, hoezeer dit boek mij heeft geboeid. Ik vind het een boek, dat door velen verdient gelezen en bestudeerd te worden. Het hoeft immers niet, dat wij met alles eens zijn. Integendeel. Ik meen, dat wij in een eerlijke en nuchter geestelijke gedachtenwisseling ons telkens weer moeten bewust maken, wat de Nadere Reformatie ons ook nu nog te zeggen heeft. En het lijkt me geen bezwaar, als de meningen hieromtrent wat uiteengaan. Dat weegt bij lange na niet op tegen het voordeel, dat de Nadere Reformatie wordt bestudeerd, theologisch en praktisch. Want praten over de oude schrijvers zet niet zoveel zoden aan de dijk. Maar hen lezen en gebruiken en doordenken, dat geeft profijt, voor predikant en gemeentelid. En ik hoop, dat deze studie vooral tot dat laatste doel dienstbaar zal zijn.

De, B.

C. G.


1) T. Brienen, De prediking van de Nadere Reformatie, 378 biz. Uitg. Ton Bolland, Amsterdam, 1974, ƒ29, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De prediking van de Nadere Reformatie ¹)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's