Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een themanummer over  dr. G. J. Woelderink

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een themanummer over dr. G. J. Woelderink

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele jaren geleden zei ds. W. L. Tukker in zijn eerste toespraak als voorzitter van de Gereformeerde Bond, dat de rechtmatige kritiek van dr. J. G. Woelderink op een doperse inslag, op een gebrek aan verbondsleer, op een onderschatting van de sacramenten binnen de Gereformeerde Bond, langzaam maar zeker was aanvaard en dat de heilzame gevolgen daarvan niet uitgebleven waren. De nadruk lag op het woord rechtmatig: rechtmatige kritiek. Bij de interpretering van wat rechtmatig genoemd mag worden lopen echter ook nu nog de meningen uiteen.

Voor wie het niet weten mocht: dr. Gerrit Jan Woelderink diende van 1909 tot 1950 hervormde gemeenten van Gereformeerde-Bondssignatuur, waarvan de langste periode in Ouderkerk aan de IJssel (1933 — 1946). Hij zat enkele jaren in het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bc^nd maar bedankte daarvoor in 1938 en in 1946 ook als lid van de Bond na diepgaande discussies, of liever scherpe polemieken over verbond en verkiezing, met uitlopers naar de strikt kerkelijke problematiek binnen de Hervormde Kerk. Intussen werd in 1951 zijn theologisch werk gehonoreerd met een eredoctoraat aan de Rijks Universiteit te Utrecht, waarbij prof. dr. S. F. H. J. Berkelbach van der Sprenkel opmerkte, dat de wetenschappelijke betekenis van zijn werk ^ijn levensgrens waarschijnlijk ver te buiten zou gaan.

Samenvattende publikatie

Dezer dagen hebben studenten van de CSFR — de studentenvereniging die haar leden betrekt uit wat de rechterflank van de Gereformeerde Gezindte heet — opnieuw aandacht gevraagd voor Woelderink in een lijvig themanummer van hun orgaan De Civitate. Voorzover de bijdragen verzorgd zijn door de studenten zélf blijkt er — althans bij het merendeel van hen — een duidelijke affiniteit te zijn met de theologische gedachten van Woelderink, waarbij overigens opvallend is dat de studenten, die stammen uit de kring van de Gereformeerde Gemeenten, Woel derink vrijwel kritiekloos verwerkten, terwijl dit bij studenten uit de kring van de Geref. Bond juist niet of minder het geval is. Dit laatste zou erop kunnen wijzen, dat thans de 'rechtmatige' - kritiek, die Woelderink heeft gehad, binnen de Gereformeerde Gemeenten aan de orde is, een punt waarvaii ds. W. L. Tukker in zijn bijdrage aan deze bundel zegt, dat men zichzelf daarmee een grote dienst zou bewijzen.

Gezien de opmerking, die de huidige bondsvoorzitter enkele jaren geleden over Woelderink maakte, is het ergens interessant hem nu te horen in dit nummer. Over Woelderink als mens zegt hij: een integer man, een man van zeer hoge ambtsopvatting', iemand met 'een levens­ wandel, waarbij hij zich strikt zocht te houden aan Gods geboden, in het bijzonder het sabbathsgebod'; 'hij kende ook steeds iets van de wereldmij ding, die ik intussen niet dopers zou willen noemen. In dat verband denk ik aan die befaamde kermispreek die hij gehouden heeft in zijn Mijdrechtse jaren toen hij op de preekstoel openlijk zei, dat hij met de gemeente geworsteld had voor de troon der genade'. In deze waardering voor de persoon Woelderink zijn overigens alle medewerkers in deze bundel één. Ook ds. I. Kievit — één van de voornaamste critici van Woelderink — zei van hem: ds. Woelderink dwaalt, maar ik twijfel er niet aan dat hij een kind van God is'. Dat laatste bléék ook wel, namelijk toen hij in 1941 drie kinderen tegelijk verloor bij een busongeluk. Toen de jongens opgebaard lagen troostte hij de ouders van de andere slachtoffers, en 's zondags preekte hij over Rom. 9 : 35b: Een eigelijk die in Hem gelooft zal niet beschaamd worden'. Maar ds. Tukker laat verder ook zijn kritische reserve merken. Woelderinks kritiek richtte zich op die delen van de Gereformeerde Gezindte, waar men het verbond in de verkiezing liet opgaan, en dan met de belofte van God voor de gemeente geen raad meer wist omdat men die alleen toepaste op de 'uitverkorenen'. Terechte kritiek ! Gezien echter de ontwikkeling in deze bij Woelderink, zegt ds. ^Tukker, na opgemerkt te hebben, dat met name de oude Afgescheidenen van 1834 reeds de controvei-se 'predestinatiaans preken' of 'verbondsmatig preken' kenden: Ik meen dat men én het één én het ander moet doen. Het één mag het ander niet overstemmen. Het is niet óf óf. De grote verdienste van ds. I. Kievit (zoals gezegd één van de opponenten van dr. Woelderink) is mijns inziens deze, dat hij •ons geleerd heeft dat God Zijn verkiezing verwezenlijkt in de orde van het verbond en dat is dacht ik bij dr. Woelderink uit elkaar gaan leven. Het feit dat hij later op de barthiaanse predestinatieleer is gekomen bewijst, dat hij het wezenlijke van de verkiezing min of meer prijs gaf: an is tenslotte alles verkoren. Zijn verkiezingsopvatting heeft zijn verbondsopvatting duidelijk schadelijk beïnvloed'.

Cruciaal

Het cruciale in de beoordeling van Woelderinks theologie — de onderhavige bundel leert het van bladzijde tot bladzijde — is, dat Woelderink rechtmatige kritiek had maar dat hij tenslotte mét zijn kritiek terechtkwam dicht bij Barths theologie, met name inzake de verkiezing, zodat de telkens herhaalde vraag is: wordt het verbond niet zó benadrukt, dat persoonlijke verkiezing tot behoud, persoonlijke begenadiging door wedergeboorte en bekering er niet meer toe doen ? Ds. L. Blok wijst op Woelderinks meest indringende boekje De gevaren van de doperse geestesstroming. Hij zegt daarvan: 'Hij bestreed daarin de diep-ingevreten lijdelijkheid. Als een dominee het doopsformulier zou wijzigen krijgt hij de gemeente tegen zich, maar als hij dat forrhulier uitwerkt in de prediking heeft hij het óók gedaan.. . Het verbond was op non-actief gezet. En dat is Woelderinks grote kritiek geweest: men heeft van de leer der Schriften teveel een systeem gemaakt en ik dacht dat dat een gezonde lijn bij Woelderink was, die probeerde de Schrift weer zoveel mogelijk aan het Woord te laten komen, ook met z'n schijnbare tegenspraken'. Maar evenzeer wijst ds. Blok intussen op het gevaar van een verbondsidee, die even gevaarlijk is als een verkiezingsidee: 'beide fungeren als een stolp die over het Woord wordt gezet.'. . Binnen de verbondsleer dreigt bij velen toch wel een wat statische opvatting van het verbond'. Prof. dr. C. Graafland wijst er in dit verband ook op, dat Woelderink gevoelig was voor het objectivisme van Barth. Wat de verkiezingsleer betreft: 'verkiezing en roeping worden zó nauw op elkaar betrokken, dat de toepassing door de Heilige Geest toch wel wat in het gedrang komt'.

Bevinding

Wie intussen denken mocht, dat in Woelderinks geschriften de bevinding niet functioneerde vergist zich. De bijdrage van student J. Hoek — een mijns inziens bijzonder evenwichtige — laat het tegendeel zien. Een enkel citaat uit Woelderinks werken: 'God gaf rtiij Zijn belofte en het geloof erbij'; 'in de aanvechting én geestelijke verlating trekt de Heere Zijn hand niet af, maar schenkt vertroosting, die door de Heilige Geest uit Christus genomen wordt'; 'het ware geloof en de echte bevinding zijn één; daarom hebben zij ook dezelfde vijanden'; 'ik ken weinig verschil tussen een belofte, liefelijk tot het hart gebracht en een hart, liefelijk gebracht tot de belofte; het laatste mag wél zo zeker en veilig zijn als het eerste' (geciteerd uit R. Erskine, Schots theoloog uit de achttiende eeuw).

Maar ook hier moet er weer het tweeledige zijn in de beoordeling van Woelderink. Woelderinks theologie was namelijk ongetwijfeld gestempeld door een element van reactie, reactie op een verobjectiveerde bevindelijkheid met lijdelijke inslag. Maar de reactie brengt altijd verder dan men zelf misschien gaan wil, en zeker de epigonen, de volgelingen gaan er verder mee. Het mag enerzijds tekenend worden geacht, ' dat Woelderinks volgelingen voor een deel het gereformeerde spoor verlieten, anderzijds is ook tekenend, dat met name de Vrijgemaakt Gereformeerden, bij wie het verbond altijd hóóg genoteerd heeft gestaan en de bevinding laag genoteerd, sterke affiniteit hebben getoond met Woelderink. Daaraan zal niet vreemd zijn Woelderinks bezig zijn met de theologische leergeschillen in de Gereformeerde Kerken rondom Schilder (zie zijn boekje Belofte en Werkelijkheid, 1945), daaraan zal óók niet vreemd zijn zijn opmerking, dat hij tienmaal liever tot de Gereformeerde Kerken zou behoren dan tot de Oud Gereformeerde Gemeenten, omdat in de eerste het Evangelie gebleven en bij de tweede verdwenen is, een feit is dat zijn kritiek op de bevindelijke kringen hem tenslotte een ander gehoor gaven dan hij aanvankelijk' had. In de bijdrage van student G. H. Abma — zoon van het Kamerlid H. G. — wordt erop gewezen, dat we in de strijd tegen het spiritualisme de spiritualiteit niet mogen verliezen. 'Naast het objectief geschonkene van de belofte van het Evangelie gaat het ook om de subjectieve ervaring van het wonen en werken van de Heilige Geest in ons hart. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat we in de hedendaagse prediking het christologische zien benadrukken ten koste van het pneumatologische.' Hier speelt ook mee de waardering van de Nadere Reformatie, de stroming die het bevindelijke element in de prediking nogal sterk benadrukt heeft. Van Ruler noemde de Nadere Reformatie de geestelijke consequentie van de Reformatie en daarom kunnen we niet zonder meer teruggaan tot op de Reformatie met 'voorbij zien van wat ons in de Nadere Reformatie geschonken is, zegt Van Ruler. Abma noemt daarom de oproep van Woelderink om uitsluitend terug te gaan naar Calvijn en de Heilige Schrift 'te weinig reëel'.

Uiteenlopende waardering

•Woelderink heeft, dat zal duidelijk zijn, enerzijds authentiek gereformeerde lijnen naar voren gehaald en rechtmatige kritiek gehad op een onderwaardering van het verbond en de belofte. Die kritiek is verwekt in de Gereformeerde Bond. Ook in bepaalde delen van de Gereformeerde Gemeenten. Ik wijs in dit verband ook op de bijdrage van ds. H. Rijksen in de Gereformeerde Gemeenten in de onderhavige bundel, die, hoewel hij kritisch het punt van het verbond is doorgegaan.

Tóch kon Woelderink niet integraal worden verwerkt. Ds. I. Kievit moge de aanleiding voor het schrijven van zijn boekje over het verbond (Tweeërlei kinderen des verbonds) mede ontleend hebben aan de aanzet van Woelderink tot de doordenking van dit thema. Kievit heeft in de discussie met Woelderink noties over het toe-Passende werk van de Heilige Geest in de harten gegeven, die niet mogen worsen gemist wil men niet terecht komen in een verbondsidee, die te weinig spiritueel geladen is. Ik acht het dan ook een manco in dit themanummer over Woelde-' rink, dat de stemmen van Woelderinks critici, I. Kievit en H. Visscher, niet uit hun geschriften aan de orde komen. Dat klemt temeer als bedacht wordt, dat genoemde opponenten, met name Visscher, verweten wordt, dat ze in hun kritiek persoonlijk kwetsend waren, terwijl de scherpte van Woelderinks eigen polemiek in bescherming wordt genomen door te zeggen dat hij uit bewogenheid om het volk zo scherp polemiseerde. Het is ook onbillijk om over de oudere generatie te zeggen, dat het deze wel onmogelijk zal zijn om nog zakelijk over Woelderinks theologie te oordelen, als men niet tevens die oudere generatie, die eveneens uit J)ewogenheid om de gemeente Woelderink meende te moeten kritiseren, niet even loyaal en zakelijk aan het woord laat komen. Het reactie-element is er ongetwijfeld geweest bij de critici van Woelderink maar het is ook bij Woelderink zélf aanwezig geweest. Dat zegt met name ook prof. Graafland in zijn bijdrage, waarin hij zijn waardering voor centrale noties bij Woelderink niet onder stoelen of banken steekt en hij positief waardeert, dat Woelderink de vinger gelegd heeft bij zieke plekken in de kerk, waardoor hij ook nu nog actueel is. Maar gegeven het reactie-element is het onvruchtbaar om Woeldericht an sich in de gedachtenwisseling binnen de Gereformeerde Gezindte te betrekken, omdat dan de kans op onvruchtbare polarisatie bepaald aanwezig is. Vruchtbaarder is om de zaak waarom het hem ging, namelijk het verbond en de verkiezing in prediking en pastoraat, telkens opnieuw te doordenken in confrontatie met de Reformatie én de Nadere Reformatie, of liever in confrontatie met het Woord, zonder dat we daarover eerst een eigen verbonds-idee of verkiezings-idee hebben gelegd, waardoor de gevarieerdheid en onbevangenheid van de Schrift bij voorbaat wordt toegedekt.

Slotopmerkingen

Ik eindig met een drietal slotopmerkingen. In de eerste plaats wijs ik op een voorwoord in Woelderinks boek De inzet van de Catechismus door dr. A. A. Koolhaas, waarin deze zegt dat het te betreuren is dat Woelderink uitsluitend gemeenten van Gereformeerde-Bondssign^tuur heeft gediend, omdat hij niet alleen verontrust was over de geestelijke nood in een bepaalde sector van de Gereformeerde Gezindte. Ik haal dat hier aan, omdat het gevaar niet denkbeeldig is, dat critici op de bevindelijke kringen Woelderink als criticus annexeren, zonder in werkelijkheid affiniteit te hebben tot zijn vroomheid en totale Anliegen. Wie dat totale Anliegen wil leren kennen leze dit themanummer waaraan, behalve de in dit artikel aangehaalde medewerkers, ook meewerkten prof. dr. S. van der Linde, prof. C. Veenhof, ds. W. Chr. Hovius en de studenten Plaisier, Zoutendijk, Terlouw, Janse, Van Oorschot. Bijdragen die binnen het kader van dit ene artikel niet alle aan de orde konden komen, maar waarin vele waardevolle facetten belicht worden.

In de tweede plaats wijs ik erop dat het me inconsequent voorkomt, dat in het gezamenlijk werk dat van "Woelderink bij Uitgeverij Bolland gaat verschijnen (in het bewuste thema-nummer wordt dit aangekondigd) Woelderinks geschrift over de verkiezing ontbreekt. Neemt de uitgever dit niet voor zijn rekening ? Wie Woelderinks theologie wil beoordelen die moet zijn totale oeuvre kennen, dus over verbond én verkiezing, omdat die twee nauw samenhangen. Woelderinks visie op de verkiezing ligt in het verlengde van zijn visie op het verbond.

In de derde plaats wil ik zeggen dat, gezien de oeverloze discussies over het verbond binnen de Gereformeerde Gezindte, waarbij meer ontbonden dan verbonden werd, het nodig is om bijb.els relativerend over het verbond te spreken, dus niet zó, dat de hele leer als het ware in een verbondskader wordt gevat en alles daaraan onderworpen wordt. Binnen de ruimte van het verbond gaat God met Zijn volk om en wordt de verkiezing verwerkelijkt. De spanning tussen verbond en verkiezing zal er blijven, ook pastoraal. Wie de verkiezing laat domineren los van het verbond trekt muren op in plaats dat hij poorten opent. Wie het verbond laat domineren over de verkiezing sluit vensters toe, die uitzicht geven tot in de eeuwigheid, waar Gods hart al vol liefde was voor mij, héél persoonlijk.

(Eerder geplaatst in Trouw/Kwartet Sjulijl). van


Themanummer van De Civitate over dr. J. G. Woelderink; te verkrijgen door storting van ƒ5, — op postgiro 177 1 82 t.n.v. boekhandel Ton Bolland, Prinsengracht 493, Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Een themanummer over  dr. G. J. Woelderink

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's