Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Filistijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Filistijn

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verder zei de Filistijn: ik heb heden de slagorde van Israël gehoond, zeggende: geeft mij een man, dat wij samen strijden — (1 Samuel 17 VS. 10)

Even ten westen van Bethlehem ligt het eikendal, beter vertaald met: de vallei der terebinthen. Aan weerszijden van dit dal hebben de Israëlieten en de Filistijnen zich verschanst. Het dal ligt tussen de legers in; wie de hoogte wil bestormen, moet eerst door de laagte heentrekken; en daar wagen de partijen zich niet aan, de Filistijnen evenmin als de Israëlieten. Zodoende handhaaft ieder z'n positie, meer niet. De Israëlieten verhinderen de vijand Juda binnen te dringen en dat is hen blijkbaar voldoende. Wel scharen ze zich in slagorden, als kan ieder ogenblik de aanval verwacht worden, maar verder gebeurt er niets.

Men zou de vlakte, die tussen het legerkamp van de Filistijnen en dat van de Israëlieten ligt, gevoegelijk 'niemandsland' kunnen noemen, ware het niet dat die tussenruimte beheerst wordt door het optreden van één man, die daar iedere ochtend en iedere avond verschijnt: Goliath. Hij wordt in deze geschiedenis kortvyeg de Filistijn genoemd. Want hij belichaamt de hele macht van zijn volk, en is zich dat terdege bewust: . Ben ik niet de Filistijn ? Hij is een mens uit de oertijd, een reus. Alles aan hem is even reusachtig. Hij torent hoog boven de andere soldaten uit. Goliath heeft wat bovenmenselijks; van top tot teen is hij in het koper gestoken, blakend en blinkend in het licht van de zon.

Hij is de man van de tussenruimte, zoals het woord, hier door Kampvechter vertaald, eigenlijk betekent. Hij neemt geen blad voor de mond, maar daagt, met een bulderende stem Israël uit! Hij doet hun een voorstel. Waarom zouden ze een veldslag leveren, als een tweekamp de doorslag kan geven ? Wie komt naar hem toe, om zich met hem te meten ? Hij staat zijn man! Hebben zij een man ? Hij is zeker van zijn zaak. Winnen doet hij altijd. Hij werpt hen de handschoen toe; wie raapt die op ? Niemand ? Zijn woorden klinken smadelijk voor Israël.

Vrijwilligers voor! Maar niemand meldt zich. Telkens als het volk de woorden van Goliath hoort, raken ze in paniek en menigeen zet het op een lopen. Is er dan niemand ? Is er niemand van de Israëlieten tegen Goliath opgewassen ? Een reus ? Reuzen zoekt u in het kamp van Israël, tevergeefs. Het zijn maar mensen, gewone maat, meer niet. Dat wilde de Heere zo. Reuzen gaan prat op hun postuur en prestaties. Dat behaagt de Heere niet. Toen de verspieders reuzen hadden ontmoet, nu al weer eeuwen geleden, waren ze daar wel van onder de indruk geweest. Kolossaal, wat een kerels. Maar als de Heere met hen was zouden ze die reuzen best de baas kunnen. De Heere ! Wie is er groter dan Hij. Omdat zij de Heere tot hun God hadden, daarom hadden zij het land veroverd.

Hoewel... Wat reusachtig is is wel in het voordeel. Wat kon Israël, wat kon de gemeente stellen tegen de krachtsontplooiing en de machtsvertoning van de wereld ? We zouden het wel tegen haar opnemen, als we maar... Reuzen waren ? Het vlees begeert tegen de geest. God geeft Zijn eer aan geen ander. Hij houdt ons klein, afhankelijk van Hem, dat is nooit groot ! Wie het de Heere mag toevertrouwen, doet twee dingen. Hij belijdt dat het boven zijn eigen macht ligt, maar dat de Heere bij machte is !

Ondertussen dreunt de stem van de reus: Geeft mij een man, dat wij samen strijden. Kom op, knechten van Saul! Saul, dat is waar ook. Hij is wel geen reus, maar hij steekt toch boven velen uit. Bovendien, hij is de koning. Hij voert de oorlogen, hij is de kampvechter. Goliath noemt zijn naam, om hem in het bijzonder uit te dagen. Saul had zijn sporen verdiend in de strijd tégen de Filistijnen en de Amelekieten. Er doen sterke verhalen over hem de ronde. Hoort hij de snoevende woorden niet ? Hij hoort ze, en... hij volstaat ermee steeds hogere beloningen uit te loven voor ieder die de strijd met de reus aanbindt. Maar zelf durft hij niet. Hoe is hij zo veranderd, de held van het volk. Waarom gaat de eer van de Heere en het heil van Israël hem niet zó ter harte, dat hij zich van zijn taak — hij was toch geroepen — kwijt ?

Omdat de Geest des Heeren van hem geweken is. Hij is bang geworden voor zijn eigen leven en niets is hem liever dan dat. Het vuur is gedoofd, Saul had de Geest uitgeblust. Wat is er over van zijn fiere moed ? Vroeger, ja, toen sprong hij in de bres voor het bedreigde volk. Nu houdt hij zich op de vlakte. Is dat soms oritdekkend voor iemand die dit leest ?

Ik kijk nog eens rond. Waar is Jonathan. Hij had bij Michmas de overwinning des Heeren behaald. Hij is nergens te vinden.

Er lopen hier ook zonen van Isai rond, Eliat bij voorbeeld, ook zo'n grote man. Eliat laat ook verstek gaan. Heel Israël lijkt wel verlamd. Ze horen de schampere woorden, maar houden zich angstvallig schuil. Niemand denkt aan het woord van Mozes: De Heere is een krijgsheld. Hij zal voor u strijden. De mismoedigheid is als een besmettelijke ziekte in het legerkamp van Israël uitgebroken. Niets werkt zo aanstekelijk als neerslachtigheid. Hoe vaak worden we daardoor niet onbekwaam tot de goede strijd. We spreken er met elkaar over, en het wordt steeds meer een onbegonnen werk. Er is niets tegenin te brengen, er is niets tegen te beginnen. Wat het is, uit zwakheid kracht te verkrijgen is ons blijkbaar onbekend. En Goliath hoont. ledere dag.

Daar is hij weer, daar gaat hij weer. En niemand zet hem de voet dwars, hij is meester van het terrein. Waar is hun man ? Waar is hun... God. Want daar gaat het eigenlijk om, toen en nu.

Welnu, Israël heeft een God ! En de God van Israël heeft een man, de man naar zijn hart: David. Hij hoedt de kudde van Isai, en werd niet onder de wapenen geroepen: té jong en thuis nodig. Zijn broeders dienen onder Saul. Vader Isaï stuurt David naar hen toe, met levensmiddelen en goede wensen. Niemand zou het David kwalijk nemen, als hij zich niet bemoeide met de strijd. Integendeel. Wat gaat het hem aan ? Wat heeft hij met Goliath te maken ? Gauw de boodschap aan de broeders overbrengen, en dan terug naar Bethlehem, en vertellen over die grote man, en dat er niemand was.

David bemoeit er zich wel mee. Hij doet navraag, hij krijgt inlichtingen. Daar wordt iets in hem wakker, een voornemen wordt in zijn hart gewerkt, dat zo wonderlijk is, dat wij er ons nog over verbazen als we het lezen. Hij brengt het onder woorden, als Saul hem ontboden heeft. Ik zal heengaan en met deze Filistijn strijden. Hoe haalt hij het in zijn hoofd; het leeft in zijn hart. Men behoeft de moed niet te verliezen. Ik zal. Het is geen grootspraak. Het gaat gepaard met een diepe verontwaardiging, over Goliaths honende woorden. Hij weet ineens,

dat hij hier moest komen, dat de Heere het zo wilde.

Een man ? David is geen legeraanvoerder, hij is geeneens een soldaat. Wat bezielt hem ? Jeugdige overmoed denkt men. Maar het is iets anders. De Geest des Heeren werd vaardig over David.

Het vuur van het godsvertrouwen brandt helder en hoog. De Geest blaast het aan.

Daarom gaat de eer des Heeren hem ter harte, gunt hij het Goliath niet, dat hij ongehinderd komt en gaat. De Filistijn brengt schande over de slagorde van Israël, hij doet de naam des Heeren oneer aan. Dat weegt David het zwaarst. Zo'n jongen toch ! Ik zal heengaan. Hoe onverwacht. Net als toen in Bethlehem: Deze is het. Want dat klinkt in heel de geschiedenis van David door, dat sterke woord, waarmee de Heere Zijn keuze bekend maakte.

Saul zet er een vraagteken achter. Zou deze knaap het tegen de reus opnemen ? Eliat is erover gebelgd. Goliath is erdoor beledigd. Iedereen vindt dat David het niet is. De Heere houdt hem de hand boven het hoofd. Het gezalfde hoofd. Vanuit de zalving valt het te verklaren: ik zal heengaan. En Goliath delft het onderspit.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Filistijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's