Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. A. A. Spijkerboer / prof. dr. Herman Ridderbos: Een belijdende Kerk. Over hereniging van Hervormden en Gereformeerden. Serie Theologie en Gemeente, nr. 9; 84 blz., ƒ7, 90; Kok, Kampen 1974.

Tijdens de gemeenschappelijke vergadering van de gereformeerde en hervormde synodes te Utrecht 1973 maakten beide schrijvers de afspraak om samen over de vraag van het kerkelijk belijden een boekje te schrijven. Dat de keus op dit onderwerp viel, laat zich verstaan. In allerlei gesprekken tussen hervormden en gereformeerden komt deze kwestie toch iedere keer weer om de hoek kijken. Men denke aan de bespreking ter hervormde synode van het Geloofsgetuigenis van de Geref. Kerken. Het blijkt dat hervormden en gereformeerden voor dezelfde vragen staan. De kwestie-Wiersinga is daarvan een duidelijk voorbeeld.

Er is nogal eens de opmerking gemaakt, dat ook de gereformeerden naar een modaliteitenkerk groeien. Toch blijkt dat er inzake de vraag van het functioneren van de belijdenis toch verschillen zijn tussen beide kerken. Bovendien is er het feit dat juist diegenen in de Hervormde Kerk die deze reformatorische belijdenis liefhebben nogal kritisch staan tegenover allerlei concentratiepogingen aan geref. zijde. Een boekje als het onderhavige kan men onmogelijk losmaken van de actuele discussie. Er staan vele goede opmerkingen in. Spijkerboers standpunt is bekend. In een bewogen en boeiende tekening van de na-oorlogse strijd in de Hervormde Kerk om belijdende kerk te zijn geeft hij nog eens uiting aan zijn verlangen naar een Christusbelijdende kerk, die in gemeenschap met de kerk der eeuwen en met name 't reformatorisch belijden, duidelijke uitspraken doet en weert wat het belijden weerspreekt. Daarbij wil Spijkerboer niet verder gaan dan judiciële leertucht, d.w.z. dat de kerk bepaalde leringen afwijst, zonder kerkordelijke maatregelen te nemen tegen een predikant, wiens prediking wordt afgewezen. M.i. blijft toch de vraag of beide aspecten te scheiden zijn. Blijft er toch niet een laatste mogelijkheid, waarin de kerk, terwille van de kudde die aan haar zorg is toevertrouwd, het weren wat het belijden weerspreekt ook in kerkordelijke maatregelen tegen personen gestalte moet geven. Hoezeer voorzichtigheid, wijsheid en liefde hier ook geboden is !

Ook Ridderbos gaat op het aspect van de tucht in. De voorzichtigheid die hij bepleit, betekent toch niet dat het in bepaalde gevallen niet tot maatregelen moet komen. De kerk kan niet dulden een zichzelf tegenspreken ten aanzien van de Naam van Jezus. De motieven van het Getuigenis worden door Ridderbos gedeeld, met name de zorg om de prediking niet prijs te geven aan verpohtisering. Wat Ridderbos schrijft over de wenselijkheid van een belijdenisgeschrift in hedendaagse taal vindt zijn concretisering in de mede door hem opgestelde proeve. Wie hier zijn kritische vragen bij heeft, zal dezelfde vragen ook stellen ten aanzien van dit boekje. M.i. overtrekt Ridderbos de stand van zaken als hij de reformatorische belijdenisgeschriften te zwaar belast ziet met historische tegenstellingen die nu niet meer actueel zijn. Er zou in de historie wel eens meer actualiteit kunnen schuilen dan Ridderbos en anderen met hem, menen. Overigens, we bevelen ook dit deel van harte ter bestudering aan. Laat ieder die het gereformeerd beüjden ter harte gaat deze lectuur bestuderen. Wie inzake hereniging van hervormden en gereformeerden wil meespreken, zal zich terdege op de hoogte hebben te stellen.

Utr.

A. Noordegraaf

Hans Bouma: De aarde van Gods dromen. Uitgave Meinema, Delft; 93 blz.; ƒ 7, 90.

Ds. Bouma — het is aan te nemen dat schr. predikant is, van de Geref. Kerken — brengt in deze uitgave een 17-tal korte bijbelse verkenningen. Zij worden elk begeleid door een lied van de hand van de auteur. Schr. weet zich in een bijzonder aansprekende stijl helder uit te drukken. Men leest geboeid wat hij over een aantal bijbelse noties heeft op te merken.

De inhoud is de moeite waard om er kennis van te nemen. Schr. zégt wat. Dat het hier en daar wel eens wat vreemd uitvalt: soit. Schr. leent nu eenmaal het oor aan modieuze meningen. Om die maar vooral in zijn verkenningen te vervlechten is hij niet bang voor een kronkel meer of minder. Zo wordt uit psalm 104 een 'Tierfreundlichkeit' gedestilleerd die sterk de indruk wekt er vooraf door de schrijver ingestopt te zijn — vanwege 'wildlife conversation'-sympathieën ?

In het vaak wereldwijde uithalen herkent men gemakkelijk de gereformeerde reactie op vroeger gecultiveerd isolationisme, zo 'de lovende en biddende gemeente' die de wereld door haar liturgie 'in grote solidariteit opdraagt aan God' (blz. 18). Bevrijdingsbewegingen komen natuurlijk ook opdraven, in het verlengde van de uittocht uit Egypte. Een onwaarschijnlijke en gezochte verbinding wordt gelegd tussen de herders van Efratha en de taak van de mens om 'de wereld leefbaar te houden', met in de toelichting enkele overtrokken opmerkingen. Zo is het allemaal nogal eens wat fantastisch.

De meer direct-bijbelse, theologische zaken liggen schr. in het algemeen beter. Wel krijgen vaak de vruchten van de verzoening meer aandacht dan de verzoening zelf, om de modieuze zaken maar te kunnen spuien. Maar het wordt nergens vrijzinnig, al slokt b.v. wel in de bespreking van de oordeelsdag (Matth. 25 : 31 e.v.) de epistrofe, de bekering van de daad, de metanoia, de bekering van het hart, helemaal op. Nochtans zijn er ook bepaald goede stukken: ver psalm 137, over het 'zalig die treuren' e.d. En overal staan sprankelende opmerkingen tussendoor die vaak verrassen. Jacob 'houdt aan zijn geding met God een kapotte heup over', maar hij is óók gezegend: de hand die hem sloeg, blijkt een hand op zijn hoofd te zijn' (44).

Schr.'s karakteristiek van Augustinus en Kuyper in het opstel 'Heil buiten de kerk' zijn heel origineel geschreven (73); de opvattingen van Dorothée Sölle wijst hij beslist af, al is zijn eigen scepticisme inzake de kerk als instituut nu ook niet bepaald je dat — maar dat is ook weer zo'n modegril waar hij vlot intuint, als ik zijn eigen stijl even mag overnemen. Niet alleen lezenswaardig, maar ook wel waardevol voor wie kritisch en vooral ook nuchter leest.

Arnhem

G. B. Smit

Dr. G. F. van Itterzon: Het kerkelijk ambt in het geding. Serie Theologie en Gemeente, nr. 10; 96 blz., ƒ 8, 90; Kok, Kampen 1974.

De grote verdienste van dit biekje is dat het helemaal beantwoordt aan de doelstellingen die de redactie van deze serie zich gesteld neeft, nl. om in de kerkelijke verwarring en in alle spanningen positieve leiding te geven in gehoorzaamheid aan de Schrift en in verbondenheid met het belijden van de kerk, zoals dat verwoord is in de reformatorische belijdenisgeschriften.

U moet dus in dit boek geen diepgravende wetenschappelijke studie verwachten. Daarvoor kunt u elders terecht. Wel blijkt uit elke bladzijde dat de hooggeleerde schrijver niet alleen op zijn vakgebied, de kerk-en dogmengeschiedenis, maar ook in allerlei exegetische hteratuur thuis is.

Het resultaat is voor ieder gemeentelid helder geschreven uiteenzettingen over de Schriftgegevens inzake het ambt, de vraag van de genadegaven, de calvijnse visie op de ambten en de actuele discussie, zoals deze met name door het rapport-Berkhof op tafel is gekomen. Inzake de kwestie van de vrouw in het ambt, stelt de auteur de argumenten van voor-en tegenstanders op een rijtje tegenover elkaar, zonder dat hij zelf een uitspraak doet. De schrijver voert voorts een warm pleidooi voor de bijbelse actualiteit van de calvijnse ambtsyisie, zoals deze ook doorklinkt in de geref. belijdenis en de Dordtse kerkorde. De presbyteriaal-synodale vorm van kerkregering blijft naar het oordeel van Van Itterzon ook voor de toekomst van een onmisbaar levensbelang.

Utr.

A. Noordegraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's