Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat verstaan we onder het  Koninkrijk van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat verstaan we onder het Koninkrijk van God

De verwachting van het rijk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uet Oude Testament

Hoewel de woordverbinding 'koninkrijk der hemelen' in het Oude Testament als zodanig niet voorkomt en we daarvoor in de geschriften van het Jodendom in de eeuwen rondom onze jaartelling moeten zijn, liggen de wortels van het spreken over Gods Koningsschap toch in het Oude Testament.

Bij de Sinaï hebben de stammen van Israël God als hun Koning ontmoet en beleden (Deut. 33 : 1—5). Gideon wijst de vraag om koning te worden af, omdat Jahwe Israels Koning is (Richt. 8 : 22). Wanneer er tenslotte toch een koning komt — en 1 Sam. 8 v.v. laten ons zien dat ook dan de kritiek niet zwijgt — blijft de Heere de werkelijke Koning en is Israels koningsschap een koningsschap dat zijn norm vindt in het gebod van de Koning der Koningen. Vandaar dat de profeten speeds weer de opdracht hebben de koningen het Woord en de Wet des Heeren voor te houden.

Op de achtergrond van deze verhouding tussen profetie en koningsschap staat weer de gedachte aan de bijzondere betrekking tussen de Heere God en Israël. Wij spreken dan van de theocratie, de Godsregering over het Verbondsvolk. De, belijdenis dat de Heere Koning is betekent dat Hij ingrijpt in de geschiedenis van Zijn volk, ja zelfs koningen van andere volkeren gebruikt om in gericht en genade Zijn wil uit te voeren.

Nu is Gods Koningschap niet tot Israël beperkt. De Heere is een groot Koning over de ganse aarde (Ps. 47). Alleen Israël erkent Hem als Koning. Maar het toekomstperspectief is dat de gehele aarde voor Hem buigen zal. Psalm 72 b.v. spreekt hier duidelijke taal. Maar ook de profeten die in hun prediking steeds weer wijzen op de openbaring van het komende Rijk van God en Zijn heerschappij over de ganse aarde. Deze komende Godsheerschappij wordt ingeluid door de Dag des Heeren, die voor het afvallige Israël en de volkeren die zich verzetten, een dag van gericht zal zijn, maar die tevens de dag van verlossing is voor het verdrukte volk dat op Zijn Naam hoopt. Het heil dat komt a s God zich als Koning zal openbaren gaat deze bedeling te boven. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen komen en de dood zal teniet gedaan zijn (Jes. 24—27; Micha 4 : 1—5). Vooral het boek Daniël is voor de gedachte van de openbaring van Gods Rijk bijzonder belangrijk. In de worsteling van de wereldrijken en het Rijk des Heeren zal de Heere triomferen. De wereldrijken zullen voorbijgaan en overwonnen worden. En de heerschappij zal gegeven worden aan de Zoon des mensen (Daniël 7). De zegeningen van deze heerschappij zullen het volk des Heeren ten deel vallen. Israels heilsverwachting wordt dus gedragen door de gedachte aan het kooiende Rijk van God, Zijn universeel Koningschap over heel de wereld tot heil Van de Zijnen en tot omverwerping van allen en alles wat zich tegen Hem verheft. Op de grondslag van de belijdenis dat God Koning is ontstaat de verwachting dat Hij Koning zal worden en als zodanig alle hulde zal ontvangen.

Koninkrijk en heerschappij

We laten nu even rusten hoe deze verwachting in het Jodendom ten tijde van het N.T. geïntensiveerd en uitgewerkt werd. We hopen daar in een volgend artikel op terug te komen.

Het bovenstaande diende om u te laten zien dat we zonder de prediking van psalmisten en profeten de N.T.'ische verkondiging niet kunnen verstaan in haar wezenlijke betekenis. Nu is het elke bijbellezer wel eens opgevallen dat vooral de evangeliën van Mattheüs, Marcus en Lucas onze aandacht vragen als de prediking van het Rijk ter sprake komt. Een enkele blik in een concordantie kan ons ervan overtuigen hoe het merendeel van de teksten die over het Koninkrijk van God spreken in deze drie bijbelboeken voorkomt. Dat betekent nu overigens niet dat we aan de rest van het Nieuwe Testament voorbij kunnen gaan. Want de zaak komt ook daar voluit aan de orde.

Ik denk aan een begrip als 'eeuwig leven' in het evangelie van Johannes, nauw verwant met het heil van het Koninkrijk. Aan de paulinische prediking van de openbaring van Gods gerechtigheid in Christus, aan de prediking van Christus als Heer en Hoofd van Zijn gemeente, aan de verwachting van de toekomende stad in de Hebreeënbrief, aan de prediking van het laatste bijbelboek, waarin de worsteling tussen het Rijk van God en de rijken dezer wereld — culminerend in de openbaring van de antichrist — het ^rote thema vormt en waarin alles uitoopt op de voleinding van Gods werk en Zijn definitieve overwinning.

Ik zou me kunnen indenken dat u bij het horen van het woord 'koninkrijk' de vraag stelt: Roept dit woord geen misverstanden op ? We hebben immers met het 'rijk' in het jongste verleden nare ervaringen opgedaan. Klinkt het niet te autoritair ? Onze tijd vraagt immers inspraak, medezeggenschap. Wat moeten we ons voorstellen bij de spreekwijze: Koninkrijk en Koning. Alles komt hier aan op de woordverbinding: Rijk van God. God is er het Hoofd van. Als de Schepper en Onderhouder is de Heere Koning over al het geschapene. Maar wij hebben ons aan Zijn bewind onttrokken. Wij willen niet dat Hij over ons regeert. Dat is de nood waarin wereld en mensenleven verkeren. Deze wereld is bezet gebied, in de greep van de zonde, de duivel en de dood.

Nu komt God opnieuw tot Zijn wereld om de zonde en haar gevolgen weg te doen, om aan het regime van de Boze en zijn macht een einde te maken, om zich een volk te vergaderen dat in het hiel des Heeren deelt en dat Hem weer met blijdschap dient, ja om Zijn heerschappij over alle dingen te vestigen. Dat alles klinkt mee in het Griekse woord 'basileia'. We moeten dat woord primair vertalen als: koningsschap, koninklijke macht en heerschappij. Zoals we ook in het bovenstaande al deden. Naast deze eerste betekenis heeft het woord een tweede, ruimtelijke betekenis en duidt het het gebied aan, het rijk waarin dat koningschap zich openbaart. Het Koninkrijk van God omvat het handelen en het heersen van de Heere als Koning. Het heeft betrekking op de nieuwe situatie waarin Hij Zijn regiment doorzet en op het gebied dat onder Zijn regering staat.

Het Rijk der hemelen

Het zal u bovendien wel eens opgevallen zijn dat Mattheüs nogal eens spreekt over het koninkrijk der hemelen, terwijl Marcus en Lucas in datzelfde verband spreken over het rijk van God. Dat maakt zakelijk geen verschil. Mattheüs vertolkte immers het Evangelie voor mensen die afkomstig waren uit het Jodendom. En de joden waren gewoon de heilige Naam van God eerder te omschrijven dan uit te spreken. 'Hemelen' is dus een joods vervangwoord voor God.

Als er dus sprake is van het rijk der hemelen, wil dat niet zeggen dat het zich slechts in de hemel openbaart en niet op de aarde zich baanbreekt. Dat doet het juist wel. Het openbaart zich in deze wereld. Maar het komt er niet uit op. Het is niet het produkt van menselijke vindingrijkheid, fantasie of actie.

Een filosoof heeft eens gezegd: Als Gods Koninkrijk komt, zal het geheel het werk van mensenhanden zijn. Maar dat is humanisme. Dat is volstrekt in strijd met de Schrift. Het gaat alles van God uit. Hij openbaart Zijn Koningschap in Jezus Christus. Het komt niet op uit deze wereld. 'Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld' zei Jezus tot Pilatus. Het is het initiatief van Gods barmhartigheid en gerechtigheid. Het is een gave van God. Niet wij richten het op. God doet het komen.

Het Koninkrijk en de drieënige God

We kunnen zoals zo vaak het geval is ook hier spreken van een trinitarisch handelen. In de komst van Gods Koninkrijk gaat het om het werk van de Vader, Zoon en Heilige Geest. In Christus' komst openbaart zich het welbehagen des Vaders (vgl. Lucas 2 : 14; 12 : 32; Matth. 11 : 25 V.; Hand. 1:7). God de Vader, de Schepper van hemel en aarde doet van Zijn Koningsrecht geen afstand. En de voleinding van dit werk strekt tot heerlijkheid van de Vader (Fil. 2 : 11).

Nu zijn de Vader en de Zoon een. Dat moeten we eveneens bedenken. Men heeft nl. wel eens een onderscheid willen maken tussen het Rijk van God en het Rijk van Christus, in die zin dat het laatste aanwezig is en het eerste nog zou komen. Deze onderscheiding is niet vol te houden. Men mag de Vader en de Zoon niet tegenover elkaar stellen. In Efeze 5 : 5 b.v. is sprake van het Koninkrijk van Christus en van God. Openb. 11 : 5 laat ons horen dat het Koningschap zowel van de Heere God als van Zijn Gezalfde is. Deze teksten laten genoegzaam zien dat het verwarrend en onjuist is te denken aan twee op elkaar volgende rijken en te spreken van een 'messiaans tussenrijk'. Als de Bijbel spreekt over de heerschappij van Christus dan komt daarin wel de aard van Gods Koningschap uit. God oefent Zijn genadeheerschappij uit in en door Jezus Christus. Hij heerst temidden van Zijn vijanden. Hij' zegent de onderdanen van Zijn Rijk, het volk dat tot Zijn dienst bereid is. Hij zal eenmaal volkomen triumferen.

En Christus heerst door Zijn Woord en door Zijn Geest. Dat is wat we zouden kunnen noemen het pneumatologische aspect van het Koninkrijk van God. De Heiige Geest is immers het onderpand, de eerste gave van de grote verlossing, het heil van het Rijk (Rom. 8 : 23; 2 Cor. 1 : 22; Ef. 1 : 14). Veelzeggend is ook het

woord in Rom. 14 : 17: ant het Koninkrijk van God bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en bUjdschap door de Heihge Geest. Zo tekenen de omtrekken van het Koninkrijk zich af. In een veelheid van beelden, gelijkenissen en aanduidingen wordt de verwachting onder woorden gebracht. Er is sprake van een stad die fundamenten heeft (Hebr. 11 en 13), van het nieuwe Jeruzalem (Openb. 21), het paradijs (Luc. 23 : 43; Openb. 2:7); een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (2 Petr. 3). Van een bruiloft die komt (Matth. 25; Openb. 19), van een maaltijd waaraan de gelovigen mogen aanzitten (Matth. 8 : 11; Luc. 14 : 16), van hemels Manna (Openb. 2 : 17); van een altijd met de Heere zijn (1 Thess. 4 : 17), van gemeenschap met God en eeuwig leven.

In al deze woorden wordt de werkelijkheid van Gods werk. Zijn komen tot de wereld in gericht en genade verwoord. Geen wonder dat er sprake is van het evangelie van het Koninkrijk (Matth. 24 : 14). Het is waarlijk een eu-aggelion, een blijde boodschap. Alle vragen en problemen mogen ons dat niet doen vergeten. Het is nog altijd het allerbelangrijkste bericht wat u te horen krijgt in uw leven: ie, uw Koning komt tot u. En Zijn Koningschap zal geen einde nemen.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Wat verstaan we onder het  Koninkrijk van God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's