Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laat ons de rustdag wijden 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laat ons de rustdag wijden 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat onder keizer Constantijn de zondag was uitgeroepen tot officiële en verplichte rustdag ging men hoe langer hoe meer deze dag beschouwen als een 'verschoven sabbat', zodat gaandeweg ook de oudtestamentische strafbepalingen op de zondag werden toegepast. Vooral in het Frankische rijk was de zondagswetgeving bijzonder streng.

De zondag in de Middeleeuwen

De kerkleraar Thomas van Aquino heeft getracht aan de bestaande zondagsviering een theologische fundering te geven. Hij trok wel een duidelijke grens tussen de joodse sabbat en de christelijke zondag, maar hield ook de relatie tussen die twee in het oog. Weliswaar is de viering van de eerste dag der week een kerkelijke inzetting, maar de zondag heeft toch verschillende aspecten van de sabbat behouden. Hier ligt dan de onderscheiding die later, in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie, nog vaak zal terug­

komen: de zondag heeft een ceremoniële zijde (de rust herinnert aan de rust van Christus in het graf en wijst heen naar de eeuwige sabbat) en een morele zijde (we moeten een bepaalde dag in de week afzonderen voor de dienst van God).

De viering van de rustdag werd in de Middeleeuwen hoe langer hoe meer belemmerd, mede doordat de zondag werd overschaduwd door de vele heiligendagen.

Calvijn en de zondag

We betreden hier een terrein waarop nogal wat misverstanden moeten worden opgeruimd. Om de houding van de reformatoren ten aanzien van de rustdag te kunnen begrijpen moeten we bedenken dat ze vanuit de vrijheid die in Christus is, zich verzetten tegen de formalistische en legalistische zondagsviering van de Roomse Kerk, die ook in dit opzicht Gods gebod krachteloos had gemaakt door allerlei menselijke inzettingen.

Luther en Zwingli legden grote nadruk op het sociale en het religieuze motief voor

de zondagsviering: we mogen op die dag nisten van onze zorgen en van onze inspanning en we mogen die dag wijden aan de dienst des Heeren.

Calvijn gaat daarin nog wat verder en zegt herhaaldelijk dat niet die dag op zichzelf het belangrijkst is, maar wel de vreugde in de dienst van God, die niet wil dat we uitsluitend één dag voor Hem reserveren, maar dat heel ons leven en al onze dagen moeten zijn doortrokken van de vreze van Zijn Naam. 'Maar', zo zegt hij ergens, 'vanwege onze zwakheid en vanwege onze luiheid moet er een bepaalde dag voor zijn'.

We mogen dus zeker niet de • conclusie trekken alsof het voor Calvijn een onverschillige zaak zou zijn geweest welke dag als rustdag moet worden afgezonderd.

Men heeft dat wel willen afleiden uit een opmerking in de Institutie (II, 8, 34, ): 'En toch hang ik niet zo aan dat getal van zeven dat ik de kerk zou willen binden aan het houden daarvan. Immers, ik zal de kerken niet veroordelen die andere dagen bestemd willen houden voor hun samenkomsten, mits ze zich slechts onthouden van bijgeloof.' In het licht van andere uitspraken van de hervormer is het niet uitgesloten dat Calvijn hier gezinspeeld heeft op de mogelijkheid nog andere dagen dan de zondag te bestemmen voor godsdienstoefeningen, zoals dat trouwens in Geneve dagelijks gebeurde.

Dat Calvijn de zondag bepaald niet beschouwde als een dag voor recreatie en vermaak moge blijken uit de volgende uitlating: 'Als wij de zondag besteden om goede sier te maken, om ons te vermaken en enig tijdverdrijf te hebben, zal God daarmee geëerd worden ? Is het niet een bespotting, ja, een ontheiliging van Zijn Naam ? ' Dat is in ieder geval niet in overeenstemming met het beeld dat 'libertijnse' zondagsvierders van Calvijn geschilderd hebben alsof hij er zijn grootste genoegen in vond op de zondag wat te spelevaren op het meer van Geneve....

Heidelberg en Dordrecht

Geheel in de lijn van Calvijns opvattingen over de zondag ligt de Heidelbergse Catechismus met z'n uitleg van het vierde gebod: 'Ten eerste, dat de kerkedienst of het predikambt, en de scholen onderhouden worden, en dat ik op de sabbat, dat is op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstig kome om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken. God de Heere openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen. Ten andere dat ik alle dagen van mijn leven van mijn boze werken rust, de Heere door Zijn Geest in mij werken laat, en alzo de eeuwige sabbat in dit leven aanvang.'

Opvallend is in deze uitleg de positieve benadering^ van het sabbatsgebod: geen reeks geboden en verboden, maar centraal de dienst van God, die inzonderheid op de rustdag, maar dus ook op de andere dagen van de week moet worden onderhouden. En dan de heenwijzing van de rustdag naar de eeuwige sabbat: de zondag als vooroefening van de eeuwige rust. Op dit thema hebben de oude synoden, en vooral de Nationale Synode van Dor-Drecht (1618—1619), voortgeborduurd.

Kwam de zondag ter sprake, dan haastte men zich om allereerst aandacht te vragen voor de instandhouding van de eredienst en voor de opleiding van de aanstaande dienaren van het Woord (kerkedienst, predikambt en scholen !).

Overigens was het ook toen met de zondagsviering al droevig gesteld. Met name de middagdiensten leidden een kwijnend bestaan. Dit blijkt uit een bepaling van de Dordtse Synode waarbij vastgesteld werd dat de predikanten de behandeling van de Heidelbergse Catechismus niet achterwege mochten laten vanwege het geringe aantal kerkgangers, 'ja al moesten ze zelfs prediken alleen voor hun eigen familie'... Ook valt op die oude synoden telkens het besluit dat de overheid moet worden gewezen op haar roeping, maatregelen te treffen tegen de 'schrikkelijke profanatie van de sabbat'.

De sabbatsstrijd

De visie van de Dordtse Synode, dat het sabbatsgebod deels • van ceremoniële en deels van morele aard is, heeft diepe sporen getrokken in de zondagsviering van de 17de eeuw, en geleid tot een felle strijd tussen wat we zouden kunnen noemen de 'rekkelij ken' en de 'preciezen'. De geschiedenis van deze strijd is te ingewikkeld en te uitvoerig om niet tot in details beschreven te worden. Dr. H. B. Visser heeft er zijn dissertatie aan gewijd, die vele bladzijden telt en getiteld is: 'De geschiedenis van de sabbatsstrijd onder de Gereformeerden in de zeventiende eeuw'.

Onder de theologen van die tijd begonnen zich twee stromingen af te tekenen. Enerzijds de Voetianen, die de nadruk legden op het morele aspect van de rustdag: het vierde gebod geldt voor allé tijden. Mede onder invloed van de Engelse puriteinen leidde deze opvatting tot een vrij strenge zondagsviering, hoewel de Nederlandse zondag nimmer zo 'wettisch' i's gevierd als de puriteinse. Aan de andere kant stonden de Coccejanen, die het ceremoniële aspect van de rustdag verdedigden: de sabbat is in Christus vervuld en behoorde dus tot de dienst der schaduwen. zodat ook de strafbepalingen op de overtreding van dit gebod niet meer gelden voor de gemeente van het Nieuwe Testament. Naarmate de ontheiliging van de zondag erger werd, naar die mate laaide ook de sabbatsstrijd hoger op. Het is onvoorstelbaar wat men in de Gouden Eeuw (de zogenaamde bloeitijd van de kerk !) allemaal op zondag uitvoerde: ploegen, zaaien, oogsten, dorsen, timmeren, metselen, spelen, herbergen bezoeken, kermis houden, kopen en verkopen, trouwen en begraven.. .

Geen wonder dat sommige predikanten uit de 'Voetiaanse' school speciale preken hielden over de ontheiliging van de rustdag. Van Hermanus Witsius bestaat nog een preek, omstreeks het jaar 1660 gehouden in zijn eerste gemeente Westwoud, naar aanleiding van Nehemia 13 : 15—22.

In die preek zegt hij onder meer: 'Als de apostel Paulus weer eens levend werd en hij kwam in uw gemeente op des Heeren rustdag al dat gespuis zien, zou hij niet menen dat hij midden onder de heidenen was ? '.

De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat sommige Voetianen wel wat ver gingen in hun 'preciesheid' en daardoor het gevaar van farizeïsme hebben bevorderd. Maar het zou eveneens oneerlijk zijn te verzwijgen dat de anderen door hun vrije opvattingen over de rustdag de zondagsontheiliging deerlijk in de hand hebben gewerkt.

De strijdbijl is tenslotte begraven en de twisten over de zondag, die hier en daar het land in beroering hebben gebracht, werden gestaakt. Maar de 'profanatie' van de rustdag, waarover op zovele synoden en classes werd geklaagd, ging onverminderd voort!

Ridderkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Laat ons de rustdag wijden 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's