Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onderdanen van het Koninkrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onderdanen van het Koninkrijk

De verwachting van het rijk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mensen winnen

In een lied van Charles Wesley (1707-1788) die met zijn broer John de stoot gegeven heeft tot de rhachtige opwekkingsbeweging van het Methodisme, komen de regels voor: 'Mensen te redden van de eeuwige dood, dat is mijn roeping, dat is Zijn gebod, en daartoe ben ik gekozen'. De inhoud van deze regels, waarin een sterk roepingsbesef gepaard gaat met geloof in de werfkracht van het evangelie, zal niet zo vreemd bij u overkomen. Wij herkennen deze geluiden immers uit vele preken, getuigenissen, evangelisatietoespraken en opwekkingsliederen. Is dit geluid niet typerend voor de activiteit van piëtistische en methodistische stromingen in de kerkgeschiedenis? Stromingen die sterke nadruk leggen op het geestelijk karakter van het Rijk van God, als een rijk van genade en vrede in het hart, op de bekering en vernieuwing van de enkeling, de overgave aan Jezus Christus als onmisbare voorwaarde om burger van dat Koninkrijk te worden. Kortom, het gaat deze stromingen om het winnen van zondaren voor Christus.

De laatste tientallen jaren is er op deze stromingen veel kritiek gekomen. De. kritiek richt zich dan met name hierop dat deze bewegingen geen oog zouden hebben voor de wereldomspannende, universele omtrekken van het Koninkrijk, dat men de politieke, culturele en maatschappelijke aspecten van de Rijksprediking zou verwaarlozen en eenzijdig aandacht zou hebben voor het thema: God en de ziel, de ziel en haar God.

In strijd met het Evangelie?

Een dergelijke vergeestelijkte en individualistische benadering van de mens in evangelisatiearbeid en zending achten velen in strijd met de wijde dimensies van het Evangelie van het Koninkrijk. Want, zo zegt men, wie vanuit het Koninkrijk denkt, moet primair in grote verbanden denken. Niet zozeer vanuit de kerk, als wel vanuit de wereld. Niet zozeer vanuit de vraag: Hoe wordt mijn ziel gered? Maar, hoe wordt deze aarde weer Gods nieuwe we-, reld? Want — en daarin spreekt dan ook mee een hernieuwde belangstelling voor het Oude Testament, met name de profetie — het gaat de Heere God immers om de aarde.

Ook de kerkhervormers gaan bij deze kritiek niet vrijuit. Ook zij zouden, geboeid als zij waren door de strijd van hun dagen, onvoldoende oog gehad hebben voor de wijde afmetingen van het Koninkrijk van God. Typerend acht men daarvoor de summiere wijze waarop in de Heidelbergse Catechismus (Vraag en antwoord 123) de bede: 'Uw Koninkrijk kome' uitgelegd wordt. We lezen daar onder meer: Regeer ons zo door uw Woord en Geest, dat wij ons steeds meer aan U onderwerpen, bewaar en vermeerder Uw Kerk ...' Een te eenzijdige aandacht voor de redding van de enkeling zou de aandacht teveel afleiden van de taak van de christen op aarde, zou leiden tot heilsegoïsme en zou verwaarlozen dat het gaat om de aarde.

Wie scherp luistert naar de kritiek, ontdekt, hoe hier de aandacht voor de persoonlijke heilszekerheid, de zaligheid van de enkeling gesteld wordt tegenover de wereldwijde verwachtingen, gewekt door de Rijksprediking. In het boek van dr. F. Boerwinkel, Einde of nieuw begin (Amboboeken, Bilthoven, 2de druk) spreekt de schrijver op blz. 101 over een kentering. Het gaat in het verband van dat hoofdstuk om een tegenstroom tegen de individualiserende tendenzen van het tijdperk van de Renaissance. In dat verband wijst Boerwinkel dan op Barth en hij schrijft: 'Nadat in de 19de en 20ste eeuw de hoofdaandacht nog gericht was geweest op de persoonlijke zaligheid van de ziel, komt hierin, vooral door de theologie van Karl Barth, een kentering en wordt de verwachting van het Koninkrijk Gods het centrale thema'. Barth schrijft bovendien een Kirchliche Dpgmatiek, een kerkelijke dogmatiek en verschuift dus zijn aandacht van het individu naar de gemeenschap. Godsdienst is geen privaat zaak, maar een zaak met politieke dimensies. En op blz. 185 noemt Boerwinkel als een van de sterkste factoren die de scheiding tussen kerk en synagoge bevorderd zouden hebben de verhemelsing van het heil. 'Daarbij komt de nadruk te liggen op persoonlijke verlossing van de ziel in plaats van op de verwachting van Christus' wederkomst op aarde om hier zijn Rijk te realiseren'.

Een onjuist dilemma

Nu zitten hier, zoals ieder begrijpen zal een aantal ingrijpende vragen aan vast. Een afdoende beantwoording zou vergen dat we ons zouden gaan verdiepen in motieven en achtergronden van het Piëtisme, de raakvlakken met en onderscheidingen van de Reformatoren. Wij zouden dan ook hebben na te gaan of het lutherse Piëtisme en het gereformeerde eenzelfde melodie zingen of dat er toch verschillen zijn, die wellicht teruggaan op verschillende accenten bij Luther en Calvijn.

Zeker, _.de Catechismusuitleg van zondag 48 is summier. En niemand zal beweren dat de Reformatie het laatste woord gezegd heeft inzake de bijbelse prediking van het Koninkrijk Gods. Maar de wijze waarop Calvijn gestreefd heeft naar een theocratische levensorde moet ons toch op zijn minst voorzichtig maken om ten aanzien van het Gereformeerd protestantisme-al te gemakkelijk van individualisering en heilsegoïsme te spreken. En in de summiere behandeling in zondag 48 zijn dan wellicht geen laatste dingen gezegd, maar wel zeer wezenlijke dingen.

Wij zouden voorts uitvoerig aandacht moeten geven aan de wijze waarop in de jongsl; e discussie de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament gesteld wordt. Men kan wel spreken over 'verhemelsing' van het heil. Maar wat moet ik dan aan met Col. 3 : ' 1 vv. of 1 Petr. 1:4? Dreigt het Oude Testament bij sommige van zijn verdedigers niet zo_yerzelfstandigd te worden ten opzicht van het Nieuwe, dat we gevoeglijk kunnen spreken van een nieuw Judaïsme?

Maar we laten dat alles verder rusten. Het gaat me in het verband van dit artikel erom te waarschuwen voor een onjuist dilemma. Een dilemma dat ons door de hedendaagse theologen soms opgedrongen wordt maar dat we beslist afwijzen. Wie immers aandacht vraagt voor de persoonlijke heilszekerheid (Hoe krijg ik een ge­ nadig God? ) en van harte het lied van zondag 1 van de Catechismus over de enige troost meezingt, ontkent daarmee nog niet dat de prediking van het komende Koninkrijk ook een wereldomspannende betekenis heeft.

Niemand kan dat ontkennen. Denk alleen maar aan de profetieën over de volkeren in het Oude Testament, waar de gehele wereld in het vizier komt (b.v. Jesaja 2; Jeremia 1, Amos 1 en 2), aan de koningspsalmen die Jahwe's heerschappij over de ganse aarde bezingen, aan de visioenen van het laatste Bijbelboek. Wie zal dan ooit kunnen ontkennen dat de prediking van Gods heerschappij ook politieke en kosmische aspecten heeft: Alles moet Hem eren. Heel het leven staat onder de zeggenschap van deze Koning.

En voorzover de hierboven gereleveerde kritiek ons de ogen wil openen voor een versmalling in ons preken en belijden, zullen we er goede nota van moeten nemen.

aar wij mogen ons niet het dilemma laten opdringen: óf de enkeling — óf de arde. Of de.ziel, óf het lichaam. Dat is een heilloze tegenstelling. De zorg van de Herder gaat zowel naar het ene schaap uit dat verloren is (Lucas 15) als naar de gehele kudde (Joh.10).

Ik zou daarom in de afwijzing van dit dilemma op een keerzijde willen wijzen. Het is mijn overtuiging dat in het huidige theologisch denken de aandacht zozeer gericht is op het wereldomspannende en het maatschappelijke (begrijpelijk, gezien het feit dat afstanden wegvallen en we via TV etc. met alles geconfronteerd worden) dat de persoonlijke heilsbeslissing, waarvoor Gods Woord ons stelt op de achtergrond komt en soms als weinig relevant afgedaan wordt.

Tenzij iemand wederomgeboren wordt...

De Schrift zelf stelt ons voor de vraag: Hoe gaan we het Koninkrijk binnen? Hoe delen wij in het heil? Dat is maar geen ziekelijk piëtisme, dat op egoïstische wijze bezig is met eigen zaligheid en de wereld de wereld laat. Nee, de Schrift spreekt in deze duidelijke taal.

Zowel Johannes de Doper als Jezus hebben bij de aanvang van hun prediking de oproep laten horen: ekeert u en gelooft het Evangelie (Matth. 3 : 2; 4 : 17). En als Jezus in Matth. 5 de onderdanen van zijn Rijk zalig spreekt, zijn dat niet zonder meer alle mensen, maar de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen enz. Het Koninkrijk kan vergeleken worden met een schat in de akker, een parel; en om die schat te ontvangen moeten we alles verkopen wat we hebben. Tegenover de onvruchtbare bespiegeling van mensen die zich afvragen, of er veel of weinig behouden worden, zegt de Heere: trijdt om in te gaan. (Lucas 13 : 23). * .

Het Koninkrijk moet gezocht worden (Matth. 6 : 33). Wij moeten opnieuw geboren worden (Joh. 3:2), worden als een kind (Matth. 18 : 3). Wij worden geroepen in de navolging (Mare. 2 : 14) en gesteld voor de wil van God. Want wie die wil van God doet, zal ingaan in het Rijk (Matth. 7:23w.).

Ook buiten de Evangeliën komen we deze nadruk op de persoonlijke beslissing tegen. Paulus vermaant in Efeze 5 : 5 de gemeente dat hoereerders, afgodendienaars, onreinen of geldgierigen geen erfdeel hebben in het Rijk van God. En in Openbaring 21 : 7 lezen we dat in het nieuw Jeruzalem niets onreins zal binnenkomen, niemand die gruwel en leugen doet, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.

Deze oproep tot bekering en geloof staat in de Schrift tegen de donkere achtergrond van ons zondaar-zijn voor God. Verlorenheid is maar geen tragisch gebeuren, maar vijandschap, schuld.

En nu komt de Heere in Zijn Zoon tot deze verloren m.ens en tot deze verloren wereld. Zijn Rijk is nabijgekomen. Dat maakt de oproep juist zo klemmend. Aan de armen van geest wordt het Evangelie verkondigd. En alleen in de weg van geloof en bekering valt ons dit heil ten deel. Wij zullen daarom niet alleen heilshistorisch, maar ook heilsordelijk over de komst van het Koninkrijk hebben te spreken. Niet alleen christologisch, maar ook pneumatologisch. Want het is de Geest Die ons toeeigent wat we in Christus hebben en door het geloof deel geeft aan Christus en zijn schatten.

Wijzen en dwazen

Alleen in die verbanden van geloof en bekering kunnen we recht doen aan de allesomspannende betekenis van het Rijk. We zullen nooit mogen vergeten dat de blijde boodschap ook een keerzijde heeft. Het Evangelie maakt ook scheiding. In het verfhaal van de bruidsmeisjes zijn er de wijzen die de bruilofszaal ingaan en de dwazen die voor een gesloten deur komen (Matth. 25 : 1—3; Zie ook Matth. 7 : 24— 27: e wijze en dwaze bouwer; Luc. 18 : 9 vv.: e Farizeeër en de tollenaar). Tegenover de zaligsprekingen staat het 'wee u' aan het adres van hen die Christus verwerpen (vgl. Matth. 23; zie ook Matth.

11 : 20vv.). Door de prediking van het Evangelie van het Koninkrijk wordt dit Rijk geopend voor de gelovigen en toegesloten voor de ongelovigen (Heid. Cat., zondag 31). Ook dat laatste: oegesloten. Er is de aangrijpende mogelijkheid, sterker de huiveringwekkende realiteit van het verworpen worden, van het buitengesloten worden in de buitenste duisternis. We mogen deze gerichtswoorden niet verzwakken. Zeker dat

God waarschuwt is genade. Maar dat maakt juist deze oordeelsprediking des te indringender.

Wij delen, niet automatisch in het heil. Wij hebben ook geen voorrang omdat we verbondskinderen zijn. De scherpste waarschuwingen klinken juist aan het adres van de kerkmensen (vgl. Matth. 8 : 10 vv.). Ingaan in het Rijk is zaak van geloof en overgave. Het wereldwijde Evangelie van Gods liefde drijft een wig door de wereld van mensen en volkeren. Want de Koning van het Rijk is gesteld tot een val en een opstanding (Luc. 2 : 34).

Persoonlijk gericht

En de bijbelse nadruk, die gelegd moet worden op de noodzaak van geloof en bekering voor elk mens persoonlijk, betekent dat de prediking van het Koninkrijk als bediening der verzoening persoonlijk gericht moet zijn. Natuurlijk is er de maatschappij en zijn er de structuren. Maar het persoonlijke mag er niet door verzwolgen worden, zoals helaas maar al te vaak gebeurt.

Bezig-zijn met de nood van de enkeling is geen introvert heilsegoïsme. Intgendeel! Wij gaan dan in het spoor van Hem Die juist de enkeling opzocht in zijn nood: evi, Zacheus, de moordenaar aan het kruis, die ene melaatse, die ene blinde. Contrasteert dat met het wereldwijde? Bepaald niet. U moet in dit verband eens Johannes 4 lezen, dat prachtige verhaal over Jezus en de Samaritaanse vrouw. De Heere moet (!) door Samaria gaan. Een stad, een maatschappijvorm. Maar Hij ontmoet er die enkele vrouw in haar levensnood. Straks loopt de stad uit. En de vrucht van die ontmoeting is het getuigenis van een gemeente, van mensen, die — gelokt en getrokken door de ene — Jezus Christus gehoord hebben en Hem belijden als Heiland der wereld (Joh. 4 : 42).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De onderdanen van het Koninkrijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's