Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwestie-Wiersinga

Binnen de Gereformeerde Kerken houdt de kwestie die ontstaan is naar aanleiding van het proefschrift van dr. Wiersinga over de verzoening de gemoederen nog steeds bezig. Terwijl de synode in haar laatste besluit een aantal verduidelijkingen aanbracht en zo tegemoet kwam aan de velen die ernstig verontrust waren niet alleen over de leerstellingen van Wiersinga maar ook over de synodale houding, hebben anderzijds een aantal nogal bekende gereformeerden (predikanten, hoogleraren en anderen) een schrijven doen uitgaan waarin zij op kerkleden en kerkelijke vergaderingen een dringend beroep doen om een nieuwe kerkscheuring te voorkomen en kerk voor de toekomst te blijven. Kan men met dat eerste volledig vrede hebben — wie wil er kerkscheuring? — de laatste woorden: op weg blijven naar een kerk van en voor de toekomst' roepen toch de nodige vragen op. Wat verstaat men daaronder? Op welke wijze wil men dan kerk zijn? Is die toekomst (welke? ) dan zo bepalend dat deze het kerkelijk belijden bepaalt? 

Meer vrijheid

Het blad Hervormd Nederland van 4 jan. schenkt aan de verklaring van de zestig gereformeerden en hun beroep op de kerk aandacht in een artikel van Kees Waagmeester die boven zijn verhaal schrijft: Beroep op kerkleden voor meer vrijheid. Als zoiets er boven staat, ben je uiteraard benieuwd, welke vrijheid men dan begeert. Waagmeester heeft een drietal ondertekenaars gevraagd naar hun motieven om zich achter deze verklaring te plaatsen, n.l. de hoogleraren Van Peursen, Rothuizen en D. C. Mulder. Het blijkt dan te gaan om een kerk die vrijheid laat om vanuit het evangelie te zoeken naar nieuwe antwoorden op nieuwe vragen. Men verlangt een kerk die niet zozeer bezorgd is voor haar gereformeerd karakter, maar die de wijde wateren van de oecumene wil opzeilen. Zo zegt prof. dr. D. C. Mulder in dit artikel:

Het is duidelijk, dat op de synode een belangrijke rol is gespeeld door de meer dan honderd brieven van verontrusten over de beslissing in juni. De synode moet nu ook duidelijk worden gemaakt, dat er ook veel bezorgden van de andere kant zijn. De synode moet goed weten, dat dit oordeel door velen van de andere kant hoog wordt opgenomen. En het gaat hier niet alleen om predikanten, maar ook om gewone kerkleden. Het gaat ons daarbij niet om deze zaak zelf, maar ook om de toekomst van de kerk. Als je een uitspraak doet om samen op weg te gaan met de hervormde kerk, kun je geen tuchtprocedure meer aanzetten. Wat nu speelt is in wezen de beslissing over de manier waarop je vandaag en morgen kerk wilt zijn.

We zijn door een aantal beslissingen, zoals de toetreding tot de Wereldraad van Kerken, tot de Nederlandse Raad van Kerken en door het samen op weg gaan met hervormden in de verbanden van de oecumene getreden. Willen wij nú een kerk waarin alleen de belijdenis kan worden gewijzigd via een gravamen (een officieel ingediend bezwaar) en wanneer iemand dat niet wil hem wordt opgelegd verder te zwijgen, óf willen wij een kerk waarin allerlei dingen, ook de belijdenis, gewoon ter discussie kunnen komen?

De gereformeerden hebben de term 'in gemeenschap met het belijden der vaderen', een hervormde term als ik het wel heb, al overgenomen. Dat is een andere visie op het functioneren van de belijdenis. Dat staat op het spel: Hoe willen wij in de toekomst kerk zijn?

Mulder kiest dus duidelijk voor de leervrijheid, voor een modaliteitenkerk waar leertucht, zelfs al zou de kerk niet verder gaan dan een oordeel uitspreken over bepaalde leerstellingen, contrabande is. Ook prof. Van Peursen wil de nodige ruimte. Hij is nogal beducht voor wat hij noemt fundamentalistische stromingen die zich breed maken. Daartegenover moet je z.i. een dam opwerpen en laten merken dat er ook vele anderen zijn. Het is weer het oude liedje: Plak hen die bezorgd zijn voor het gereformeerd belijden het etiket 'fundamentalistisch' op en etaleer je eigen beweegreden als 'het zoeken naar nieuwe antwoorden op nieuwe vragen'. Beseft men dan niet dat wat Wiersinga voorstaat bepaald niet nieuw is, maar een variant in eigentijdse termen van een opvatting die inzake de verzoening al eeuwen gehoord wordt! Prof. Rothuizen heeft kennelijk nog wel aarzelingen m.b.t. Wiersinga's standpunt. Toch heeft hij zijn handtekening gezet. Waarom?

Prof. Rothuizen tenslotte heeft het beroep niet ondertekend omdat hij 'alle accenten in de brief niet zo gelegd zou hebben'. 'Maar iedereen kan niet z'n eigen brief gaan schrijven. Ik heb meegedaan omdat ik bang ben dat het een zaakje van intellectuelen wordt. Niet omdat ik nou zeg: Met Wiersinga op weg naar de toekomst van de kerk. Wiersinga zelf zou dat ook niet willen. En op één punt verschillen we ja, dat is wel belangrijk, namelijk op het punt van de plaatsvervanging van Christus. Ik ben het niet met hem eens, het is zelfs een ketterij, maar hij is wel een ketter die we hard nodig hebben, zoals ik altijd jaloers ben geweest op de hervormde kerk die een Van Rulèr had. Toch ben ik er niet zeker van, dat Wiersinga de plaatsvervanging niet leert. Als hij zegt: 'Toen Jezus in de bres sprong waren wij nergens', spreekt hij toch over een vorm van plaatsvervanging? We moeten afblijven van het mysterie van het kruis. Er hing niet voor niets drie uur een dikke duisternis.

Jezus zei tegen Martha: het gaat om één ding en Maria ziet dat beter dan jij. Wie zal zeggen wat dat is? Kijk, Wiersinga is crazy van de Heiland, kijk maar naar zijn geschriften. En daarom heb ik graag meegedaan.

Onze synode heeft sinds juni de zaak verscherpt, dat vinden zowel voor-als tegenstanders. En als de synode dan zo gevoelig is voor acties, wil ik ook wel eens aan een actie meedoen. De synode praat met de hele wereld. Met Zuid Afrika waar de kerk nog erger is dan de staat, zonder hen een pistool op de borst te zetten. Waarom Wiersinga dan wel een pistool op de borst? En, de belijdenis is niet iets van één kerk: hier moeten we over praten met heel de kerk, dit is een zaak van de oecumene'.

Ook hier wrijf je toch je ogen uit. Meent Rothuizen dit werkelijk. Nog afgedacht van het bizarre en onkiese spraakgebruik "(crazy van de Heiland? ? ? ), waarom moet uitgerekend Van Ruler opdraven naast Wiersinga om te fungeren als bewijs, dat we ketters in de kerk hard nodig hebben. Wie een beetje op de hoogte is, weet hoe Van Ruler wel eigen accenten legde, maar geworteld was in de Gereformeerde dogmatiek, die hij met voorliefde doceerde. Het schriftberoep op Lucas 10 vind ik nogal merkwaardig. Het ene nodige is: uisteren naar de Heiland. Dus ook naar Marcus 10:45 (de losprijs voor velen)? Dus ook naar het vierde kruiswoord? Kan men zeggen dat Wiersinga deze kern van het evangelie recht doet? Prof. Ridderbos heeft terecht aangetoond dat juist exegetisch Wiersinga op vele punten mank gaat. En dan moet natuurlijk Zuid-Afrika weer als rookgordijn dienen om Wiersinga achter te verbergen. Ik vind dit theologische journalistiek van een bedenkelijke kwaliteit. Het is te hopen dat de Geref. synode een dergelijk beroep kritisch zal bekijken.

Belijdende kerk of belijdenis-kerk

In het Centraal Weekblad van 4 januari gaat ook prof. Runia in op deze kwestie. Hij memoreert de visies van Kuitert en Augustijn die elke binding aan de belijdenis afwijzen en voorstanders zijn van een dialoog-kerk. Hij wijst op de discussies kort na de oorlog over statisch of dynamisch belijden, over een belijdenis-kerk of belijdende kerk. En hij meent dit dilemma te moeten afwijzen. Runia schrijft o.m.

De Hervormde Kerk betoonde zich niet alleen een belijdende kerk, die zich over allerlei actuele zaken uitsprak, maar ze had ook wel degelijk een belijdenis en wilde tot op zekere hoogte deze belijdenis ook vasthouden. In het bekende art. 10 van de nieuwe kerkorde werd gezegd: 'In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als de bron der prediking en enige regel des geloofs doet de gehele kerk, ook in haar ambtelijke vergaderingen, in gemeenschap met de belijdenis der vaderen en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het heden, zich strekkende naar de toekomst van Jezus Christus, belijdenis van de zelfopenbaring van de Drieënige God.'

Verder werd in hetzelfde art. 10 ook gezegd: 'De kerk weert al wat haar belijden weerspreekt.'

Aan de andere kant was en is het ook zo dat de Gereformeerde Kerken niet alleen maar een starre en statische belijdeniskerk wilden zijn, die zich krampachtig vastklemt aan de overgeleverde belijdenissen, maar ze wilden ook wel degelijk actueel belijden in eigen tijd. Ook gereformeerde synoden hielden zich telkens weer met allerlei actuele zaken bezig, zonder dat dit altijd resulteerde in een of ander 'herderlijk schrijven, '

Toch was en is er tussen beide Kerken wel een ingrijpend verschil t.a.v. de plaats en functie van de belijdenis in de kerk. In de Gereformeerde Kerken waren en zijn ambtsdragers officieel nog steeds 'gebonden' aan de belijdenis, die zij bij hun ambtsaanvaarding hebben ondertekend. Het besluit van de vorige synode om over te gaan tot een meer dynamische conceptie van deze binding aan de belijdenis is niet een ontkenning van deze binding, maar dit besluit ging juist van deze binding uit en veronderstelde haar.

In die zin is de verklaring van de twee gereformeerde studentenwijkraden, genoemd in het artikel van de heer Klei, in Trouw/Kwartet van 4 december jl. dan ook onjuist. Daar wordt nl. gezegd: 'De Gereformeerde Kerken hebben nimmer een belijdeniskerk willen zijn, maar zich altijd alleen gebonden geweten aan Gods Woord en de rechte verkondiging daarvan'. M.i. is dit een onjuiste tegenstelling.De Gereformeerde Kerken hebben juist zo'n grote waarde aan de belijdenis gehecht en die bindend verklaard, omdat ze geloofden dat in die belijdenis een aanwijzing wordt gegeven van wat de rechte verkondiging van het woord is. De belijdenis was bindend juist als spreek- en preekregel van de kerk.

Spreek- en preekregel van de kerk. Dat betekent dat men binnen de kerk niet kan volstaan met een vrijblijvende dialoog. De kerk is geen discussie-club. Terwille van de verkondiging en het apostolaat hebben we te weren wat het belijden, en dus de belijdenis, weerspreekt.

Sporen van God

Hoezeer de Gereformeerde Kerken op drift zijn blijkt uit wat door vooraanstaande Gereformeerden regelmatig geschreven wordt in het blad Voorlopig. Prof. Veenhof heeft in de persschouw van Opbouw uit een aantal nummers van Voorlopig een bloemlezing gegeven. Terecht schrijft hij dat wat daarin gezegd is over het bidden, de Godsleer, de kwestie van het belijden, huwelijk, euthanasie, van dien aard is, dat doorwerking ervan het einde van het reformatorische christendom zou betekenen. Nu mag men Voorlopig niet identificeren met de Geref. Kerken. Er werken ook anderen aan mee. En het is bovendien maar een bepaalde vleugel. Maar dat die op zo'n manier spreekt en schrijft, doet je toch zeggen: Het is niet Wiersinga alleen. En het is begrijpelijk dat deze vleugel beducht is voor synodale maatregelen tegen Wiersinga. Want waar staan zij zelf? Ter illustratie geven we hierbij zonder commentaar aan u door wat Kuitert in het laatst verschenen nummer van Voorlopig schrijft naar aanleiding van de vraag naar God.

De vraag blijft dus staan: wat kunnen we over het bestaan van God dan nog zeggen? Ik begin nog een keer met dat woord uit de — christelijke — godsdienstige traditie: niemand heeft ooit God gezien. Laat ons dat in ieder geval een beetje troosten. Maar er zijn wel godsdiensten, zei ik, en ik heb beloofd er aan het einde van mijn bijdrage op terug te komen. Wat bieden de godsdiensten — inclusief het christendom — ons dan?

Ik denk dat we kunnen zeggen: de godsdiensten willen ons elk voor zich en op eigen manier aanwijzen wat zij voor de sporen van God houden in onze wereld.

Let wel: elk voor zich en op zijn eigen manier. De godsdiensten wijzen ons niet dezelfde dingen als sporen van God aan.

Dat maakt de zaak van de godsdienst nog moeilijker, maar zo is het nu eenmaal. Vervolgens: meer dan sporen aanwijzen kan een godsdienst niet doen. Wij zelf, de mensen, moeten de sporen volgen en zo — ja, wat eigenlijk? Bij God en zijn heil uitkomen? Ik weet niet hoe andere godsdiensten dat zeggen, maar onze eigen, christelijke godsdienst blijft ook nog bescheiden.

Op dat woord: iemand heeft ooit God gezien, volgt in het bijbelwoord dat ik aanhaalde: maar de eniggeboren Zoon heeft Hem aan ons uitgelegd. (Joh. 1 : 10) Jezus heeft óók sporen van God aangewezen in onze wereld. Met 'ook' bedoel ik dat er meer geweest zijn die het gedaan hebben bijvoorbeeld Mohammed en Boeddha. Jezus heeft andere dingen als sporen van God aangewezen dan zij. Eigenlijk heel merkwaardige dingen. Om de sporen van God en zijn heil te vinden verwijst hij zijn volgelingen niet naar het verleden, maar naar wat komt. Sterker, wat komt is het spoor van God. Dat kan ons wat vreemd in de oren klinken omdat wij, net als de meeste mensen, met wat komt niet veel op hebben. Wat komt is een inbreuk op wat is, wat we hebben, waar we aan gewend zijn en wat we kunnen bemannen. De dingen worden door wat komt altijd weer anders en dat is zowel vermoeiend als angstig.

Toch is dat wat komt nu juist waar Jezus ons heen wijst als het om Gods sporen in onze wereld gaat. De dingen veranderen door wat komt; dat kun je ook zo lezen: wat muurvast zat, raakt weer los en vlottende, doorlopende wegen blijken bij de volgende bocht (van de geschiedenis) toch weer niet dood te lopen of niet helemaal. Alles verandert betekent eigenlijk: alles ontkluistert weer door wat komt.

Of nee, dat is te automatisch voorgesteld. Wij hebben er immers zelf de hand in. Niets verandert of wij mensen zitten er achter en geven aan de verandering de richting die het meekrijgt; ten goede of ten kwade, al naar gelang we — in meer of minder uitgewerkte vorm — ideeën erop nahouden hoe alles eigenlijk zou moeten zijn.

Alles ontkluistert door wat komt, zeker, maar omdat we er zelf tussen zitten, kunnen de dingen ook weer verkeerd aflopen, in het slop raken, doodlopen of (anderen) dood laten lopen. En tóch, ook dat is weer niet het einde, ook teleurstellingen en misrekeningen zijn dat niet. Zij worden allemaal — op hun beurt — nog weer ingehaald door wat komt. Ik denk dat Jezus zoiets bedoelde toen Hij zei: wat ervan komt is Gods koninkrijk. Wat komt, mag je aftasten op sporen van de ontkluisterende vrijheid schenkende God.

U ziet ook hier een mengsel van eigentijdse theologische ideeën wordt opgehangen aan een bijbeltekst. Wat eruit komt is meer filosofie dan bijbelse theologie. En dan moet dat evangelisch commentaar bij de tijd zijn. Het lijkt er niet naar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's