Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schrift en de wetenschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schrift en de wetenschap

Evolutionisme en creationisme

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men zegt wel eens: met woorden die op - isme eindigen moet men oppassen. Dat gaat lang niet altijd op. We spreken ook over protestantisme en Calvinisme. Maar er zijn woorden met die uitgang, die tot voorzichtigheid manen. Op twee ga ik in. Het zijn woorden, die met dezelfde zaak te maken hebben maar diametraal tegenover elkaar staan: evolutionisme en creationisme. Het gaat dan over het ontstaan der dingen. Op zichzelf zou daaraan een serie artikelen te wijden zijn — we hebben dat enkele jaren geleden gedaan — maar het gaat me in dit artikel slechts om één aspect, namelijk de functie van de Bijbel in dit alles.

Oplevend verzet tegen de evolutietheorie

We kunnen in onze tijd constateren een oplevend verzet tegen de evolutietheorie, ook een meer georganiseerd verzet. Dat is op zich verheugend. Prof. dr. Hooykaas (hoogleraar in de geschiedenis van natuurwetenschappen te Utrecht) schreef eens, dat de evolutietheorie een onbeholpen poging is om de hand Gods op zogenaamd wetenschappelijke wijze uit de wereld te elimineren. Op zogenaamd wetenschappelijke wijze! Een uitspraak, die ik onderschrijf. De evolutietheorie, waarmee onze jongeren op de scholen, ook op de christelijke scholen helaas, worden doordrenkt, mist de hechte basis, die de natuurwetenschap hebben moet, namelijk die van de door de proefneming bevestigde feiten. Deze theorie — aldus weer R. Hooykaas — berust meer op het drijfzand van menselijke meningen en opvattingen dan op natuurwetenschappelijk aangetoonde feiten.

Men weet: de evolutietheorie komt kort gezegd hier op neer, dat uit een primitief begin zich de hele werkelijkheid rondom ons ontwikkeld heeft. Uit dode stof ontwikkelde zich primitief leven: lagere vormen van leven. Uit de lagere vormen ontstonden de hogere vormen. De ene soort ontstond geleidelijk uit de andere en tenslotte ontstond de mens uit het dier.

Afgezien van het feit dat over die zogenaamde overgangen van de ene soort uit de andere geen wetenschappelijke vondsten zijn gedaan of zelfs kunnen worden gedaan (maar niemand heeft reden te ver­ onderstellen dat het toch zo niet — misschien sprongsgewijs — zou zijn gegaan, zegt prof. dr. J. Lever, (bioloog aan de V.U.), het belangrijkste is dat over het verre verleden eenvoudigweg geen wetenschappelijk betrouwbare uitspraken te doen zijn. Alles wat men over het verre verleden zegt berust op vooronderstellingen, al was het alleen maar deze vooronderstelling, dat de wetmatigheden en processen zoals we die nu vinden in de natuur, door de eeuwen heen zo gegolden hebben (het actualiteitsbeginsel), hetgeen een onbewezen en niet te bewijzen vooronderstelling is. Bovendien is niet te zeggen hoe de geschapen werkelijkheid er direct na de schepping in alle delen uitzag. Als men nu vindt, dat het ene element uit het andere kan ontstaan, dan concludeert men dat het in het oerverleden ook zo is gebeurd, langs de weg van evolutie. Maar wie zegt ons welke elementen en mineralen, welke stoffen en grondstoffen God al niet direct bij het begin in de schepping heeft gelegd? God zag al wat Hij gemaakt had en het was zeer goed! Ik ga op deze zaken nu niet verder in. Men kan daarvoor lezen de al eerder genoemde artikelen.

Evolutionisme

Er is intussen onderscheid tussen de evolutietheorie en het evolutionisme. De evolutietheorie wil wetenschappelijke theorie zijn, het evolutionisme is een wereld-en levensbeschouwing.

Darwin — één van de grondleggers van de evolutietheorie — kwam met de ontwikkeling van zijn theorie tot het evolutionisme. Hij ging geloven in een zelfstandige ontwikkeling van de dingen, de één uit de ander. God als Schepper kwam er buiten te staan. De ontwikkeling van de dingen voltrekt zich autonoom. Evolutionisme is gelóóf in de evolutie, zonder Schepper.

Er zijn nu christelijke wetenschapsbeoefenaars, die de evolutietheorie aanhangen maar geen evolutionist willen heten. Ze geloven in God als Schepper. God is in de evolutie als het ware met Zijn schepping meegegaan. Hij staat achter de evolutie. Maar inmiddels geloven ze dat zich zó de dingen, de één uit de ander hebben ontwikkeld. Ze gaan in feite zo ver als de niet-christelijke wetenschapsbeoefenaren, maar zien God achter het gebeuren van de evolutie. Maar dat heeft dan ook intussen consequenties gehad voor het lezen van de Schrift. Toen prof. dr. J. Lever als bioloog een boekje schreef Waar blijven we? (een pleidooi voor aanvaarding van de evolutietheorie), schreef prof. dr. H. M. Kuitert een boekje Verstaat gij wat gij leest? Daarin is sprake van een omgaan met de Schrift, een interpretatie van het scheppingsverhaal uit Genesis, dat diametraal staat tegenover de wijze waarop de belijdenis over de Schrift spreekt. Het feitelijk gezag van de Schrift wordt daarin ondergraven. En zo is er in brede kring — het blijkt ook op de middelbare scholen — een omduiding van het scheppingsverhaal gekomen met alle consequenties van dien. Christenen, die meegingen op de weg van de evolutionisten, zonder dat ze zelf evolutionist wilden heten, hebben een proces op gang gebracht met rampzalige consequenties. Het één voor het ander is als het ware uit de Schrift wég gelezen en in het verste geval hebben we van de Bijbel alleen nog dit over, dat deze een inspiratiebron voor ons handelen is maar niet meer gezaghebbend Woord van God met gezaghebbende feiten, ook waar over de Schepping gesproken wordt.

De evolutietheorie staat — als onverantwoorde hypothese — op gespannen voet met de Schrift. Tot in de naoorlogse jaren werd in orthodox christelijke kring deze theorie dan ook als strijdig met het Woord afgewezen. We denken met name ook aan de vele natuurwetenschapsbeoefenaren aan de V.U. Helaas zijn de laatste decennia ook hier de slachtoffers gevallen van de schijnbaar dwingende argumenten van een wetenschap, die méér pretendeert dan ze pretenderen mag, namelijk uitspraken doen over een in principe oncontroleerbaar oerverleden.

En intussen: als Adam valt (dus niet gevallen is) valt per consequentie Christus.

Het creationisme

Nu is er echter ook een andere kant. Momenteel horen we meer en meer de uitdrukking creationisme. Het is een stroming van wetenschapsbeoefening door bijbelgetrouwe christenen, die uitgaan van de Bijbel als het onfeilbaar Woord van God. Als zodanig zijn deze wetenschapsbeoefenaars ons sympathiek. Ze gaan uit van het onvoorwaardelijk geloof in de schepping, zoals die ons in de eerste hoofdstukken van de Bijbel beschreven is. Toch dreigen hier andere gevaren. Men gaat op de Bijbel als het ware een natuurwetenschappelijke theorie bouwen, gegeven ook de vondsten en feiten waarmee men in de natuur wordt geconfronteerd. Al kan men hier lang niet generaliserend spreken, want er is nogal wat verscheidenheid. Maar afgezien van het feit dat de Bijbel zich eenvoudig weg niet leent als een soort handboek voor de wetenschap (wel als boek om de grenzen van de wetenschap aan te geven) moeten we zeggen dat er in dat opzicht toch ook wel heel oncontroleerbare uitspraken worden gedaan. Men weet dan bijvoorbeeld precies hoeveel dieren er in de ark zijn gegaan en van welke soort. Men weet precies wat de zondvloed allemaal heeft uitgericht. Men weet precies hoe alles er direct na de schepping uitzag, hoe de bomen eruit zagen en hoe oud Adam leek. Men gaat meer in de Bijbel lezen dan er staat en vervalt in de fout ter anderer zijde. Waar evolutionisten — of ze zo heten willen of niet — allerlei dingen uit de Bijbel gaan uitlezen, gaan creationisten er allerlei dingen inlezen. In beide gevallen gaat men te ver, zij het dat ik de eerbied voor wat er in de Schrift staat en blijft staan bij de creationisten uiteraard hoger aansla dan het gemak waarmee de evolutionisten allerlei Schriftgegevens elimineren.

Tussen scylla en charybdis

We gaan hier tussen twee klippen door, tussen een scylla en een charybdis. We mogen niets afdoen van en niets toedoen aan de Schrift. Als we de evolutietheorie verwijten een legpuzzel te maken met vele ontbrekende stukken, die opgevuld worden met hypothesen, dan moeten we niet in de fout aan de andere kant vervallen door van bijbelgegevens een legpuzzel te maken en ook daar ontbrekende stukken op te vullen met hypothesen, met, uitspraken die in feite niet waar te maken zijn. Ik zeg nogmaals, dat hier ten aanzien van de creationisten niet gegeneraliseerd mag worden, want er zijn er ook onder hen die de grenzen van het wetenschappelijk spreken en over wat de Schrift ons zegt ten volle honoreren. (Men kan zich dan beter geen creationist noemen). Maar uit Amerika waaien hier ook klanken over, die om kritische waakzaamheid vragen, vaak uit dezelfde kringen die ook de toekomst als een legpuzzel inéén weten te leggen.

Liever vragen dan onverantwoorde antwoorden

Wat betreft het verre verleden en het ontstaan van de dingen zullen we het moeten doen met wat de Schrift ons in eenvoudige bewoordingen zegt, liever, openbaart. God bedient zich in de beschrijving van de historie van de schepping, zegt Calvijn, (let wel: historie) van onze menselijke taal en schikt zich naar ons bevattingsvermogen. We moeten niet minder lezen dan er staat: God schiep de dingen één voor één, op afzonderlijke dagen. We moeten ook niet meer lezen dan er staat.

Hoe alles er precies uitzag wordt ons niet beschreven. De wetenschap mag verder er uithalen wat er in zit. Hier geldt ook het woord uit Psalm 8, dat de mens heersen mag over de werken van Gods handen. Alles is onder onze voeten gelegd. Maar het moet uitlopen op de verheerlijking van Gods Naam, op de lof van de Schepper. Dat betekent: eerbiedig uitgaan van wat God ons openbaart en van daaruit de grenzen van de wetenschap in acht nemen.

Intussen zijn er ook in de uitleg van Genesis 1 — Augustinus en Calvijn wezen daar in hun tijd al op — moeilijke plooien, die niet al te gemakkelijk met onverantwoorde stellingen moeten worden gladgestreken. Laten we nazeggen wat het Woord voorzegt en niet vóórzeggen wat het Woord dan moet nazeggen.

We weten dat God de dingen geschapen heeft. En dan zou het best kunnen zijn, dat Adam een man van dertig jaar leek, maar het staat er niet. We weten dat de zondeval is gekomen.

En het zou best eens kunnen zijn, dat de structuren van de wereld door de zondeval wel eens zó veranderd zouden kunnen zijn, dat wetmatigheden, die we nu ontdekken tóén niet golden (fysicus G. C. Jonker). Maar het staat er niet, dus we mogen niet zeggen dat het zo is, al mogen we óók niet uitsluiten dat dit het geval is. We weten dat de zondvloed gekomen is. Het zou best kunnen zijn, dat dit ingrijpende gevolgen heeft gehad in de aardkorst. Maar we wéten het niet en daarom zijn absolute uitspraken onverantwoord, zowel ter ener zijde (de evolutionisten) als ter anderer zijde (de speculatieve creationisten).

Het geloof in 't onfeilbare Woord mag en moet ons genoeg zijn. We geloven in een scheppende en onderhoudende God. Dat is openbaring, die de wetenschap niet geeft en geven kan of mag.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De schrift en de wetenschap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's