Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

Bekijk het origineel

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bezuinigingen

Zagen we hiervoor dat de overheid de maatschappelijke dienstverlening bijna voor 100% is gaan subsidiëren, de elconomische situatie van nu stelt de regering voor het nemen van maatregelen op allerlei terreinen. Bezuinigen, ook op gezinsverzorging.

In september 1975 heeft de minister voor C.R.M. aangekondigd dat er op de gezinsverzorging dertig miljoen bezuinigd moet worden.

Gesteld moet worden dat er redelijke aanleiding tot bezuinigen in de gezinsverzorging aanwezig is. Wat is n.l. het geval. Door de uitermate gunsige subsidiëring wisten bepaalde instellingen voor maat­ schappelijke dienstverlening, zelfs winst te maken, met name op de sector van de gezinsverzorging. De minister schijnt aanwijzingen te hebben dat het hier om dertig miljoen gulden per jaar gaat, dus moeten die er maar uit gehaald worden.

De wijze waarop dit thans geprobeerd wordt roept echter grote vragen op. Onder de dekmantel van de 'bezuinigingen' worden thans maatregelen genomen die de gezinsverzorging geheel afhankelijk van de staat maken.' Daarbij kan men tevens niet aan de indruk ontkomen dat politieke doelstellingen (van een rode regering) ook via de dienstverlening gerealiseerd moeten worden. Het beleid wordt niet door de — soms nog diakonale — besturen bepaald, maar door de overheid.

Wat gaat er in grote lijnen gebeuren ?

— De prijs voor het gebruik van gezinsverzorging wordt gewijzigd. Weliswaar zullen de laagste inkomens gratis kunnen beschikken over gezinsverzorging, een glijdende retributieschaal zorgt er voor dat middelmatige inkomengroepen en hogere inkomengroepen zoveel aan retributie zullen moeten betalen, dat verwacht kan worden dat de hulpvraag zal afnemen. De vraag blijft dan wel op welke wijze met name het sociale en psychosociale aspect van de gezinsnood opgevangen wordt.

Natuurlijk zal het voor hogere inkomens mogelijk zijn om voor een aantal huishoudelijke taken, particulier iemand aan te trekken. Maar, wanneer gezinsverzorging goed functioneert, heeft ze méér te bieden dan huishoudelijke arbeid.

Daarnaast zou, door het gratis beschikbaar stellen van gezinshulp voor lagere inkomens de vraag daar wel eens gestimuleerd kunnen worden tot 'huishoudelijke hulp voor niemendal'.

Kortom, hier dreigt een vervaging te ontstaan van het wezenlijke van de gezinsverzorging.

— De hulp van de Algemene Bijstands Wet kan voor gezinshulp niet meer ingeroepen worden. Op zich een goede zaak, mits daardoor hulpvragers niet zonder hulp blijven zitten.

— Het kriterium om voor hulp in aanmerking te komen, wordt op dit moment al min of meer door de overheid aangegeven. Inbreng vanuit de instellingen is nauwelijks mogelijk. Bij de thans aangeboden kriteria valt de nadruk op het materiële aspect in de gezinsverzorging. Daardoor kunnen juist de essentiële begeleidende taken in gevaar komen.

— In de loop der jaren is er veel huishoudelijke hulp gefinancierd door de A.B.W. Dat betekent dat particulieren hulp verleenden aan andere particulieren zonder tussenkomst van een instelling voor gezinsverzorging, vaak omdat deze hulp niet als gezinsverzorging aangemerkt kan worden. De instellingen worden thans verplicht deze taak over te nemen, en zouden daardoor een soort werksterscentraIe kunnen worden.

— De overheid gaat de subsidieregeling herzien. Maatregelen ten aanzien van het financieren en huren van gebouwen zijn reeds genomen. Dit betekent tevens dat er nauwelijks nog mogelijkheden zijn voor de eigen bestuurlijke inbreng.

Kortom, het overheidsingrijpen geeft aanleiding tot een hernieuwde bezinning op o.m. het diakonale aspect van de gezinsverzorging.

De hierboven weergegeven materiële regelingen impliceren n.l. ook wijzigingen in de inhoud van het werk en zouden, voorzover dat nog aanwezig is, de laatste resten van de diakonale inbreng in dit werk, teniet kunnen doen.

Wat nu ?

Ik kan mij voorstellen dat in dit stadium de diakonieën die nog betrokken zijn bij de maatschappelijke dienstverlening, de neiging hebben zich daarvan gemakshalve los te maken. 'Uiteindelijk hebben we toch geen inbreng meer' zo wordt verondersteld, 'wat doen we hier dus nog ? ' Mocht deze gedachte leven, dan wil ik juist weer even die ontwikkelingsgeschiedenis van de gezinsverzorging en het maatschappelijk werk in herinnering roepen. Er lag toch een duidelijke diakonale taak ?

Ten aanzien daarvan is er in wezen niets veranderd. Alleen de omstandigheden hebben zich gewijzigd, niet onze roeping. Het gezin is nog steeds een instelling gefundeerd in de scheppingsordinantie. Daarnaast zijn de noden en problemen in gezinsleven en bij de ouder wordende mens alleen maar toegenomen !

Een wezenlijk christelijke benadering van deze nood, vraagt om een gedragen zijn door de christelijke gemeente. Zij is toch tot dienst bereid ? Deze dienst zal dan ook moeten blijven uitgaan van de gemeente van Christus, omdat die gemeente weet dat ze méér te bieden heeft dan wat materiële hulp.

Dat betekent dat deze kant van de diakonie weer levend gemaakt moet worden in de gemeente, zoals dat vroeger bleek uit de goede kollekten-opbrengsten en het gedenken van dit werk in de voorbeden ! Uiteindelijk begint daar de ware diakonia.

Enkele praktische wenken

a. ten aanzien van het participeren van diakonieën in organisaties voor maatschappelijke dienstverlening.

Vooral in onze kringen komt het helaas nogal eens voor dat afgevaardigden van diakonieën op bestuurlijk niveau meepraten, of zouden willen meepraten, zonder dat men voldoende van de inhoud van het werk op de hoogte is.

Men moet dan eigenlijk alles maar overlaten aan de 'deskundige' veldwerkers en heeft weliswaar het onbehaaglijke gevoel dat er wel eens iets 'de verkeerde kant opgaat', zonder dat men daarin echt kan meedenken en meebeslissen. Het verdient daarom aanbeveling dat diakonieën nadere studie maken van de inhoud van maatschappelijk werk en gezinsverzorging, en zich daarover ook méér laten voorlichten. Het zou nuttig zijn méér kontakt te onderhouden met de uitvoerende krachten en zodoende ook inzicht te krijgen in het denken en handelen van die krachten. Welke normen en waarden hanteren zij b.v. bij de uitoefening van hun dienst aan de naaste ? Kunnen deze nog getoetst worden aan Schrift en belijdenis? Daarnaast is ook meer kommunikatie tussen diakonieën in de lande ook op dit gebied gewenst. Er zouden eens wat landelijke voorlichtingsdagen binnen de gereformeerde gezindte georganiseerd kunnen worden.

b. ten aanzien van het signaleren van noden.

Door vanuit de diakonie weer een goede relatie op te bouwen met de plaatselijke instelling voor maatschappelijke dienstverlening, zal ook verwijzing naar die instellingen weer meer plaats kunnen hebben. Hoe vaak voelen ook onze diakenen zich niet onmachtig omdat ze op gezinsnoden van allerlei aard stuiten, zonder daar iets aan te kunnen doen. Toch zal dat gezin misschien geholpen kunnen worden, wanneer er tussen de diakonie en dat gezin ook een wezenlijke relatie ontstaat. Is dan de relatie met de maatschappelijke dienstverlening ook in orde, dan kan men weer tot een stukje samenwerking komen en zodoende dit werk ook weer dichter bij de kerk brengen.

Wanneer is er voor het laatst een maatschappelijk werker of leidster gez. verz. op de diakonievergadering geweest ? En als dat lang geleden is, hoe komt dat?

c. ten aanzien van alternatieven voor de gezinsverzorging.

Als gereformeerde gezindte zijn wij over het algemeen wat schuw van bepaalde werken. 'Je zit zo gauw in het horizontalisme' zeggen we dan, of wel, je bent bezig met werkheiligheid. Is het daarom dat onze diakonieën bepaald niet voorop lopen in het ontplooien van initiatieven ? Is het misschien ook daarom dat wij diakonale taken als maatschappelijk werk en gezinsverzorging zonder protest hebben overgedragen aan overheid én aan van de Schrift vervreemde ideologieën ? 

Dan is nu zeker de tijd aangebroken zo mogelijk nog iets te herstellen. De regeringsmaatregelen zullen, zoals we zagen, wellicht tot gevolg hebben dat bepaalde categorieën hulpvragers niet altijd geholpen kunnen worden. Dat betekent dat nu de diakonie de gemeente moet mobiliseren tot vormen van vrijwillige hulpverlening.

Zowel jongeren als ouderen kunnen toch ingeschakeld worden om de naaste een helpende hand te bieden.

Eigenlijk betekent dat mentaliteitsverandering. Wij zijn immers niet meer zo gemakkelijk geneigd om belangeloos onze dienst aan te bieden. Evenmin zijn wij gemakkelijk om die belangeloze hulp te aanvaarden, ook in dezen verklaren wij ons niet graag afhankelijk.

Tot deze daden kunnen wij slechts wezenlijk komen wanneer de nood van de naaste op ons hart gebonden is, wanneer wij ons gedrongen weten door de liefde van Christus. Maar die opdracht ligt er ook voor de gemeente, om eikaars lasten te dragen en zo Zijn wet te vervullen.

En is het daarnaast ook niet noodzaken lijk dat de gemeente als zodanig ook in de wereld herkend wordt ? Als een stad op een berg ?

Een stuk organisatie van vrijwilligershulp vanuit de gemeente blijft een diakonale taak. Daarmee zullen we zelfs hulp kunnen bieden waar gezinsverzorging of bejaardenhulp tekort moeten schieten.

Een wat deskundige begeleiding van dit werk is aanbevelenswaardig.

Tenslotte

De hiervoor geschetste ontwikkelingen kunnen ons het hoofd doen schudden en constateren dat het 'hard achteruitgaat'. Nu dus ook al in de gezinsverzorging, naast onderwijs en jeugdwerk.

Maar zullen we dan niet eerst de hand in eigen boezem moeten steken ? Wie dat doet, wanneer ook de gemeente van Christus dat doet, zal ook opnieuw trachten gehoorzaam te zijn aan de diakonale roeping. Dan zal dit ook in de prediking telkens weer doorklinken.

Dan gaan we niet bij de pakken neerzitten. Daarom zou ik willen oproepen tot een hernieuwde, aktieve deelname in instellingen voor maatschappelijk werk en gezinsverzorging, tot het kiezen voor het beroep van gezinsverzorgster, bejaardenverzorgster, leidster, maatschappelijk werker.

Gelukkig zien we ook dat hiervoor mogelijkheden binnen onze kringen geboden gaan worden, o.m. door de oprichting van de Gereformeerde Sociale Akademie. Laten wij onze diakonale taak en inbreng in het maatschappelijk leven niet zien als een 'machts' element vanuit een bepaalde kerkelijke hoek, maar moge het werken als, een zoutend zout, tot eer van God en heil van de naaste.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's