Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vroege kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vroege kerk

De verhouding van Woord en Geest

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

7

1

In eerste instantie is voor de Vroege Kerk het Griekse Oude Testament dé Heilige Schrift, waarin de belofte van de komende Messias verkondigd wordt. Daarbij komen de vier evangeliën, die de vervulling van de belofte geven, met een aantal vrij algemeen aanvaarde brieven van Paulus.

De canon

Men zou kunnen stellen dat hier de eerste sporen van een canon zijn te vinden, waarbij onmiddellijk al beseft dient te worden dat deze niet tot stand gekomen is door besluiten van bisschoppen of beslissingen van synodes, maar dat het de Heilige Geest behaagd heeft in het midden van de gemeenten het groeiproces van de Heilige Schrift te doen plaatsvinden. Het gezag van de evangeliën en brieven berust vooral op de apostolische oorsprong, de ouderdom en het gebruik binnen de gemeente.

De lectio publica, de openbare voorlezing in de eredienst, waar niet alleen de aan de eigen gemeente gerichte brieven, maar ook andere die door ruiling verkregen werden (vgl. Col. 4, 16) ten gehore gebracht werden, is daarbij van groot belang: lange tijd is de uitdrukking 'in de kerkelijke vergadering voorgelezen' (ecclesiazomenos) synoniem met 'kanoniek' (kanonikos).

Rondom 200 zien we in de zgn. canon Muratori al in grote trekken het Nieuwe Testament, zoals wij dat kennen, gestalte krijgen, al zijn er wel plaatselijke en regionale verschillen.

Het is duidelijk dat de kerkvaders met hun grote invloed in de kerk ook hier leiding hebben gegeven: Eusebius (gest. 339) rekent tot het Nieuwe Testament — evenals zijn leermeester Origenes — algemeen aanvaarde boeken én boeken, waarover aarzeling bestond, b.v. de Openbaring van Johannes; dat laatste is zeker onder invloed van de Syrische kerk en heeft met zijn verweer tegen het chiliasme te maken.

De canon, zoals Athanasius (295-373) die in zijn beroemde Paasbrief uit 367 noemt, is tenslotte door de synoden van Hippo Regius (393) en Carthago (397) aanvaard, d.w.z. daar heeft de kerk beleden dat aan deze boeken krachtens hun goddelijke oorsprong goddelijk gezag toekomt.

Niet in het minst is het opkomen van allerlei stromingen in en aan de rand van de kerk van invloed op het komen tot de canonisatie: wanneer in de jaren 160-180 de Vroege Kerk een vastere vorm aan gaat nemen is de vraag naar de juiste apostolische traditie tegenover allerlei ketterse denkbeelden van het grootste gewicht. Daarbij staan centraal een belijde­nis van het geloof, de Heilige Schrift, en de vraag naar het ambtelijk leergezag. In de tweede helft van de tweede eeuw zijn het vooral Montanus en Marcion geweest, die geprobeerd hebben de tegenstelling te scheppen tussen Woord en Geest.

Montanisme

Montanus is afkomstig uit Frygië — waar de godin Cybele in een extatische religie vereerd werd — afkomstig, hij wordt de leider van een opwekkingsbeweging, die snel om zich heen grijpt.

Samen met twee 'profetessen': Prisca en Maximilla verkondigt hij de spoedige wederkomst van Christus, die zal plaatsvinden te Pepuza in Klein-Azië.

Met Montanus is het tijdvak van de Heilige Geest gekomen en hij schroomt niet zichzelf de in het Johannes-evangelie beloofde Trooster te noemen.

Voor velen heeft dit Montanisme aantrekkelijke kanten gehad, de grote theoloog Tertullianus is tot drie jaren voor zijn dood een vurig aanhanger geweest, al ging hij niet tot het uiterste: zo is voor hem deze nieuwe profetie naast het Nieuwe Testament de ethische richtlijn.

In het verzet tegen de tijdgeest, die ook in de kerk van die tijd doorgedrongen was, heeft de ernst van het Montanisme om hier en nu een zuivere gemeente, die puur uit gelovigen bestaat, te willen stichten, velen aangesproken.

Het geloof in de extatische kracht van de Geest, die een mensenhart plotseling in bezit neemt, de buitengewoon strenge ascese, die vasten en een zich onthouden van het huwelijk gebiedt, waren wapens tegen de toenemende lauwheid van de kerk. Nadat aanvankelijk deze beweging ook in kerkelijke kringen een willig oor kreeg, heeft de kerk zich terecht van hen afgekeerd: men voelde aan dat hier de 'profetie' boven de Schrift kwam te staan, dat de Geest losgemaakt werd van het Woord en omgekeerd.

Tot in de zesde eeuw vindt men de sporen van het Montanisme terug en in het latere Donatisme bloeien sommige gedachten opnieuw op. Zouden we kunnen zeggen dat deze ketterij overal opnieuw de kop opsteekt in de loop van de geschiedenis van de kerk, waar te hartstochtelijk het heimwee naar het eerste Pinksterfeest en de begeleidende verschijnselen daarvan én het verlangen naar de zuivere, onbevlekte gemeente de boventoon krijgt ?

Overigens kan men konstateren dat het Montanisme indirekt geleid heeft tot meer aanzien van de canon, maar ook anderzijds een zekere schuwheid heeft doen ontstaan voor het goede en gewettigde bidden om de Geest en het verwachten van de wederkomst.

Marcion

Een nog groter gevaar voor de Vroege Kerk komt ook uit Klein-Azië in de gestalte van de zoon van een bisschop uit Sinope, die zich fel keert tegen het Oude Testament, dat de schepping ziet als een werk van God.

Voor hen is de Schepper een aan God ondergeschikt wezen, een Demiurg die uit het stof — de materie, die slecht is — deze wereld geschapen heeft, hij is de 'God van de Joden', de God van de staalharde gerechtigheid, die geen barmhartigheid kent. God, de ware God is de God van de liefde, zoals het evangelie Hem verkondigt. Hij heeft niets te maken met de stof, maar woont in de onbereikbare verte en was onbekend totdat zijn afgezant Christus Hem ons bekendmaakte.

Christus is geen waarachtig mens geweest, maar had een schijnlichaam, dat door 'de God van de Joden' aan het kruis geslagen is; Christus overwint deze 'God' en is zo de Verlosser.

Dat heeft uiteraard konsekwenties voor Marcion's Schriftopvatting: hij verwerpt niet alleen het Oude Testament, maar selekteert uit evangeliën en brieven: dan blijft er voor hem slechts één evangelie, nl. dat van Lucas (en dan nog gezuiverd van Joodse 'vervalsingen') en tien brieven van Paulus.

Voor hem is Paulus de enige apostel die zijn Meester begrepen heeft, maar zelfs hij wordt door Marcion op enige punten gecorrigeerd !

Vanuit de tegenstelling wet en evangelie is Marcion gekomen tot een 'overspannen paulinisme', waarbij hij een carricatuur maakt van deze apostel, bij wie geen sprake is van een tegenstelling tussen het Oude Testament en het evangelie. Marcion is de eerste geweest die een canon van heilige geschriften samengesteld heeft, maar het feit dat hij én het Oude Testament verwierp én de Schepping negatief waardeerde, betekent dat hij het historisch fundament van het christelijk geloof verloochende.

In plaats van het geloof in God de Heilige Geest, die gesproken heeft in de Wet, door de profeten, de evangelisten, de apostelen komt een spiritualisme op, dat zich uit — voor Marcion vanzelfsprekend volgend uit de woorden van Paulus — in een strenge onthouding van vrouw, wijn en vlees.

Een uiterste konsekwentie van zijn leerstellingen is dan ook dat een groep volgelingen gemeend heeft dat Paulus de door Jezus beloofde Trooster was en dat deze apostel de derde persoon van de Drie-eenheid was.

Tot in de vierde eeuw heeft de Marcionitische kerk een grote bedreiging gevormd voor de Vroege Kerk: de religieuze én politieke sentimenten werden door haar aangesproken en gevoed, maar zelfs in onze eeuw heeft een man als Harnack nog geponeerd dat de kerk in de tweede eeuw het Oude Testament niet heeft kunnen afschaffen, dat de Reformatie het lot trof het te moeten handhaven in de 16e eeuw, maar dat het het resultaat van een religieuze en kerkelijke lamheid is geweest dat dit in de 19e eeuw nog als deel van de Heilige Schrift is gebleven.

Marcion's ketterij is niet dood en begraven, maar komt in de geschiedenis tot in onze tijd steeds opnieuw boven, daar waar in het werk van de Geest de scheiding wordt aangebracht tussen Oude en Nieuwe Testament.

De Kerk der eeuwen belijdt:

Wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde en van alle zienlijke en onzienlijke dingen, én:

En in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt. . . die gesproken heeft door de profeten.

Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De vroege kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's