Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vroege kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vroege kerk

De verhouding van Woord en Geest

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

8

2

De oude symbolen

Wij hebben gezien hoe belangrijk voor de Vroege Kerk de belijdenis van het geloof is, niet in het minst in het verweer tégenover allerlei ke.tterse denkbeelden. Eeuwenlang heeft men gedacht dat het Apostolicum opgesteld zou zijn door de apostelen zelf, maar later is gebleken dat dit onmogelijk waar kon zijn. Waar precies de juiste oorsprong ligt is niet duidelijk, wel neemt men tegenwoordig aan dat dit symbool (geloofsbelijdenis) een uitgebreidere vorm is van b.v. de doopbelijdenis zoals die in het laatst van de tweede eeuw te Rome bij de bediening van de Heilige Doop beleden werd door gemeente en dopelingen.

In de apostolische geloofsbelijdenis — de naam bleef gehandhaafd, want in deze 12 artikelen gaat het om 'de leer der apostelen' — zien wij een heilshistorisch-trinitarische struktuur: het gaat om de Schepper, die de geschiedenis leidt, om Jezus Christus, de eniggeboren Zoon en om de Heilige Geest, die in Zijn gemeente als in een tempel woont.

Het gaat om de Drieëenheid, de in het Apostolicum in dezelfde volgorde genoemd wordt als in de heilsgeschiedenis. Eind 19e, begin 20e eeuw heerste onder veel theologen de gedachte dat het christelijk dogma een produkt was van de Griekse Geest op de bodem van het Evangelie (Harnack), maar in onze tijd hebben geleerden als G. Kretschmar en'G. Quispel overduidelijk aangetoond dat reeds bij de eerste Joodse Christenen de leer van de triniteit bestond. Het dogma van de Drieëenheid is geen filosofische koristruktie, maar is in de Schrift terug te vinden en heeft Joodse wortels.

In de Schrift — en dat is het volgende — is de Heilige Geest geen onpersoonlijke kracht of gave, maar een Persoon.

Toch zijn er velen in de Vroege Kerk geweest die met deze vragen geworsteld hebben: is de Heilige Geest wel God, is Hij een Persoon of een schepsel of een engel? De geloofsbelijdenis van Nicea — onterecht is in onze kerkboeken de belijdenis aanvaard op het concilie van Constantinopel van 381 onder deze naam weergegeven — in 325 aangenomen door de Kerk, belijdt nog slechts '(ik geloof) (en) in de Heilige Geest'. Daar is geen verdere omschrijving gegeven en is het voorlopig mogelijk geweest allerlei gedachten en eigen opvattingen in te vullen.

De kerkvader Athanasius is het — niet in het minst door zijn veelvuldige kontakten met de monniken in Egypte — geweest, die tegenover degenen die de H. Geest zagen als een schepsel of engel, uit de Schrift aantoonde dat de Heilige Geest de Geest van God en dus God is. In zijn 'Brieven aan Serapion' heeft hij door middel van uitvoerige Bijbelcitaten laten zien dat wan-, neer de Heilige Geest geen God is, alles wat de Geest schenkt — zoals b.v. de toeëigening van het heil — een illusie is.

Door Christus kennen wij de waarheid

van de verlossing, door de Heilige Geest de werkelijkheid van de verlossing, zegt Athanasius; wie dus de Godheid van Christus en de H. Geest loochent, loochent de waarheid en de werkelijkheid van de verlossing. In zijn 'Geloofsvorm en bekentenis' vinden wij dit alles terug. Zijn opvattingen hebben weerklank gevonden in de kerk: Basilius van Caesarea was zo onder de indruk dat hij in 374 in de liturgie voor de lofprijzing Gods niet meer de tot dusver gebruikelijke woorden: 'Ere zij de Vader door de Zoon in de Heilige Geest' sprak, maar: 'Ere zij de Vader én de Zoon én de Heilige Geest'. Later heeft Basilius dat uitvoerig verdedigd in zijn boek 'de Spiritu Sancto'. Deze theologie heeft de uitspraken van het Oecumenisch concilie , van Constantinopel in 381 beheerst, de Godheid van Christus werd beleden in het Nicaeno-Constantinopolitanum. Dit is de enige werkelijk oecumenische geloofsbelijdenis, die de Kerk kent, geen herhaling van Nicea maar een belijdenis waaraan waarschijnlijk die van de moedergemeente Jeruzalem ten grondslag ligt; geformuleerd door Gregorius van Nyssa, die weet van de Geest die spreekt in de Schrift, maar ook in het hart van de mens als een moeder die kindertaal spreekt met haar kinderen.

Zo belijdt de Kerk het:

’En in de Heilige Geest, die Heere is en levendmaakt, die van de Vader uitgaat, die te zamen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de Profeten.

De Heilige Geest is als Persoon Heere, zijn werkzaamheid is het geven van het nieuwe leven aan de gelovigen.

Wij kunnen en mogen bidden tot de Vader, tot de Zoon, tot de Heilige Geest, omdat Hij van hetzelfde wezen is en recht heeft op dezelfde eer.

Gesproken heeft Hij door de profeten, toen Hij wees op de komende Messias: hier is toch duidelijk dat het Oude Testament wezenlijk onderdeel is van de Heilige Schrift, het is toch wel opvallend dat de Schrift juist hier, waar het gaat om de Geest, genoemd wordt in dit symbool; Nieuwe en Oude Testament zijn dientengevolge van een onlosmakelijke eenheid.

En van de Zoon.....

In de vierde eeuw hebben vele theologen zich beziggehouden met de vraag naar de belijdenis dat de Heilige Geest uitgaat van de Vader én de Zoon (filioque). Constantinopel had slechts het eerste uitgesproken, het was geen kwestie geweest die daar een punt op de agenda vormde vanwege de een of andere ketterij.

Wie de kerkvaders leest weet dat Augustinus het filioque belijdt, waarbij hij zich v^ooral beroept op de afscheidsrede van Jezus (Joh. 14-16).

De synode van Saragossa (380) heeft al beleden: wij geloven in de Heilige Geest, die van de Vader én de Zoon uitgaat, en naar alle waarschijnlijkheid is op de derde synode van Toledo (589) dit filioque ingevoegd in het Nicaeno-Constantinopolitanum, wat later door vele andere concilies herhaald is. In de achtste eeuw belijdt men bij de gezongen geloofsbelijdenis ook dat de Geest uitgaat van de Vader én de Zoon, wat in een klooster op de Olijfberg leidt tot heftige strijd met de daar aanwezige Griekse monniken.

Karel de Grote, onder wiens bescherming dit klooster staat, vraagt aan de Paus van Rome, Leo III om het filioque in de officiële liturgie op te nemen.

En hier begint de politiek mee te spreken: het is een ongunstig moment om dit te veranderen, de Paus wil de Oosterse Kerk niet van zich verwijderen en bovendien mag gelden dat de concilies van Efeze en Chalcedon bepaald hebben dat niets in de belijdenis veranderd mocht worden.

Leo III laat in de Sint-Pieter bij het graf van deze apostel twee zilveren wandplaten bevestigen met het oude Credo zonder het filioque.

Het mag niet baten. Oost en West komen steeds liefdelozer tegenover elkaar te staan en in 1054 komt de definitieve breuk tussen de Rooms-Katholieke en Grieks-Orthodoxe kerk.

Is er een wezenlijk verschil — de vraag is ook gesteld of dit dogmatisch twistpunt iets is wat alleen de vaktheologen aangaat — tussen Oosten en Westen ?

In wezen staan ze niet ver van elkaar af. het Oosterse uitgangspunt is de éénheid Gods, het Westen gaat uit van de Drieeenheid.

Het Oosten is bevreesd dat Vader en Zoon samen komen te staan op één niveau met onder Zich de Geest, het Westen maakte zich zorgen dat de Zoon slechts een bemiddelende plaats tussen de Vader en de Zoon zou hebben.

Deze problemen zijn tot op de huidige dag gebleven. Oost en West hebben elkaar herhaaldelijk ontmoet, maar de breuklijn is gebleven.

Maar beiden mogen instemmen met de - lofprijzing:

’Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De vroege kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's