Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloven en handelen in de Bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloven en handelen in de Bijbel

Orthodoxie of orthopraxie - Wat is belangrijker: geloven of handelen?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Orthodoxie of orthopraxie - Wat is belangrijker: geloven of handelen?

(1)

De titel van ons artikel is aansprekend, en doet het beslist goed in deze tijd van polarisatie. Maar het mag ons 'niet ontgaan, dat ze tevens een verleidende titel is. Ze stelt ons namelijk voor een dilemma. En het is zeer de vraag, of het wel een juist dilemma is. We geven toe, dat van verschillende, zelfs van tegenovergestelde kanten, dit dilemma ons wordt opge^ drongen. Van de zijde van de maatschappijcritische theologie is men graag bereid om in dit verband van een öf-óf te spreken: óf orthodoxie of orthopraxie, óf geloven óf handelen. Voor haar is het niet moeilijk om dan een keus tussen beide te maken. Ze wil namelijk volstrekte nadruk laten vallen op de orthopraxie, het rechte handelen. En ze kan aan het geloven slechts dan waarde toekennen, wanneer dit het handelen inspireert en bevordert.

Anderzijds laat de traditionele theologie zich nogal eens ertoe verleiden om eenkennig de nadruk te laten vallen op de orthodoxie, op het rechte geloof. En men aanvaardt in zoverre ook ditzelfde dilemma, dat men dan stellig ertoe komt om de klemtoon te laten vallen op , de rechte leer en op het rechte geloof. Want dat is volgens haar beslist het belangrijkste, het beslissende.

Toch zijn wij v(^orlopig niet bereid om één van de twee stemmen te volgen. Wij menen nl. dat de zaak op deze wijze niet valt op te lossen. Daarvoor is zij te veelzijdig, te genuanceerd.

Willen wij werkelijk de rechte Bijbelse en reformatorische leer handhaven, dan zullen wij aan deze genuanceerdheid recht moeten doen. Wellicht komen wij dan niet tot een rechtstreekse beantwoording van de vraag, wat belangrijker is: geloven of handelen. Maar tenslotte gaat het er toch om, dat niet onze dilemma's en niet onze antwoorden heersen in de kerk en in de théologie, maar dat wij komen tot het gehoorzaam luisteren naar het Woord Gods, dat hét Antwoord geeft op de diepste vragen en de diepste nood en schuld van ons mensenleven en van het leven dezer wereld.

Het lijkt mij dan ook geboden, vvanrieer wij eerst ons verdiepen in de Schrift om te luisteren naar wat ons hier over deze zaak wordt verteld. Vervolgens wil ik trachtea om in hoofdlijnen te schetsen, wat het getuigenis der Reformatie op dit punt is ge vleest. Om dan ook weer in het kort een beoordelende schets te geven van de problematiek in de theologie van deze tijd.

Wenden wij ons eerst tot de Schrift, dan merken wij direct al op, dat de verkondiging van de rechte leer in de Bijbel een belangrijke plaats inneemt. Vooral kunnen wij dan terecht in de brieven van Paulus en van Johannes. Als wij met de laatste beginnen, zien wij, dat hierin voortdurend gewaarschuwd wordt tegen de dwaalleraars, die met hun valse leringen proberen in de gemeente binnen te dringen om op deze wijze de gelovigen van het rechte spoor af te leiden. Wij denken hierbij vooral aan de gnostische dwaling rondom de persoon van Christus, in de vorm van het Docetisme. Men ontkende namelijk dat Jezus het ware menselijke vlees had aangenomen. Dat was binnen het dualistisch denken van de gnostiek een onmogelijkheid, omdat de goddeljijke Geest en het menselijke vlees absolute tegenstellingen waren. Men kon dus niet geloyen, dat de hemelse Logos dit vlees had aangenomen. Daarom nam men de toevlucht tot de gedachte, dat dit slechts een schijnlichaam geweest moet zijn.

Vooral in 1 Joh. wordt daar scherp tegen gewaarschuwd. We zien dan tevens dat deze dwaalleer maar niet wordt beschouwd als een intellectuele afwijking, een afwijking op het punt van de theorie, van de leer, die er verder niet zoveel toedoet. Nee, men ziet hierin een wezenlijk gevaar voor het leven van de gemeente. De gemeente zelf staat op het spel. Als deze dwaalleer ingang vindt, betekent dit, dat de antichrist gaat heersen over de gemeente. En dan is de ondergang van de christelijke gemeente een feit.

Duidelijk blijkt hier dus, dat de rechte leer en het leven van de gemeente, ook in haar praktijk, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als de eerste afwijkt, dan ook het tweede. En als de eerste onherstelbaar wordt vervormd, dan is ook de gemeente zelf ten dode opgeschreven .

Eenzelfde verbondenheid tussen leer en leven treffen wij aan in de brieven van Paulus. Ook hij heeft te strijden tegen de invloed van de dwaalleer, die ook doorgaans onder gnostische invloed stond. Wij ontdekken dan, dat deze vooral op tweeërlei manier verbonden was met praxis van de gemeente. Ik denk in de eerste plaats aan de Colossenzenbrief. Paulus spreekt daar expliciet over de invloed van de toen heersende wijsbegeerte (Col. 2 : 8), die een grote plaats toekende aan de archai, de machten, die heerschappij voeren over de wereld en de mensen. De christelijke gemeente was door de wijsbegeerte zo beïnvloed, dat zij juist haar handelen geheel en al er op instelde. Ook deze filosofie stond namelijk in het kader van een dualistisch denken, waarin de miens alleen dan tegenover de hém omringende machten zich veilig kon wanen, wanneer hij 'angstvallig een aantal dualistisch bepaalde leefregels in acht nam. In Col. 2 wordt daarover gesproken. Het is een praxis van onthouding. Men mocht een aantal dingen niet aanraken, niet gebruiken, om zo deze machten tevreden te stellen. We zien dus ook hier weer, dat een bepaalde leer direct van invloed is op het leven van de gemeente. Deze invloed is vooral daaraan te onderkennen, dat het leven van de gemeente hierdoor in een-wettisch krampachtig kader komt te staan. Door deze leer wordt de gemeente een juk opgelegd, dat niet het juk is van het evangelie van Christus. Nu stelt Paulus tegenover deze dualistische wijsbegeerte van de archai de gezonde leer van het Evangelie van Jezus Christus. Wij horen hem dan zeggen, dat Christus alles verzoend heeft (Col. 1 : 20) door het bloed des kruises. Alles, hetzij wat op aarde is, hetzij wat in de hemelen is.

Door de verzoening in Christus' bloed is er niets meer, dat los van Christus staat, dat aan zijn heerschappij zich zou kunnen onttrekken. Ook de machten hebben nu geen eigen zelf-

standige heerschappij meer. Ook zij zijn niet los te denken van de verzoeningsmacht van Jezus Christus. Daarom is het niet meer geoorloofd en ook niet meer nodig, dat de gemeente in haar praxis een zelfstandige aandacht zou geven aan deze machten, in een wettische onderworpenheid. Nee, zij mag wetan, dat alle dingen door Christus met zich verzoend zijn en dat zij. ook zelf in deze verzoening mag delen. En dat daarom Christus alleen haar Hoofd is, aan wie zij zich mag en moet houden. Zodat zij haar hele leven alleen op Hem moet instellen. Zo zal zij vrijgemaakt worden van de antichristelijke macht van de wijsbegeerte en vrijgemaakt worden van de wettische krampachtige onderworpenheid aan de machten.

Zeer duidelijk komt ook hier het verband tussen leer en leven naar voren. Het blijkt van beslissende betekenis te zijn, wat en hoe men gelooft aangaande de verzoening door Christus' bloed. Dat heeft maar niet te maken met theorie, met een leer, die geheel op zichzelf staat. Maar dit heeft zijn directe consequenties voor de levenshouding der gemeente in de praktijk van alle dag. Het geloven is hier direct verbonden met het handelen, en de orthodoxie is direct van invloed op de orthopraxie.

Hetzelfde geldt, wanneer Paulus zich keert tegen andere dwalingen. Zp is het blijkbaar in de oud-christelijke gemeente ook voorgekomen, dat men leerde dat de opstanding des vleses reeds had plaatsgevonden. In feite greep de gemeente hierin vooruit op een werkelijkheid, die nog toekomstig was, die nog niet was gerealiseerd. We kunnen uit de manier, waarop Paulus hierop ingaat, merken, dat ook deze dwaalleer onmiddellijk haar consequenties had voor de levenspraktijk. Want deze antecipatie bracht de gemeente ertoe om een idealistische levensstijl erop na te houden, die niet beantwoordde aan de bittere zondige werkelijkheid van het leven in deze wereld. En het gevolg was, dat de gemeente ten prooi viel aan allerlei zondige verzoekingen.

Zo hebben wij uit een deel van de Schrift duidelijk gemaakt, dat de rechte leer en het rechte handelen nooit tegenover elkaar gesteld kunnen worden, omdat zij direct met elkaar verbonden zijn. Echter is het tegelijk ook duidelijk geworden, dat in deze verbondenheid van leer en leven, de leer op de eerste plaats staat. Afwijking in de leer blijkt een bron van negatieve beïnvloeding te zijn voor het handelen van de gemeertte. Het verkeerde handelen blijkt als een consequentie uit het verkeerde geloven voort te komen. Daarom is het wel juist, wanneer wij in het accentueren van de verbondenheid tussen geloven en handelen tegelijk inzien, dat het geloven voorop gaat, een primaire positie inneemt, terwijl het handelen onmiddellijk daarmee gepaard gaat en daaruit voortvloeit.

Wij kunnen deze zelfde lijn ook ontdekken, wanneer wij andere delen van de Schrift raadplegen. Om nog één ding té noemen, denk ik aan de afgodendienst in Israël. Het hele Oude Testament getuigt ervan, dat Israël hardnekkig het eerste gebod 'gij zult geen andere gdden voor mijn Aangezicht hebben', heeft overtreden. Voortdurend zijn er andere goden in het spel. Dat betekende in feite, dat het meest centrale van de geloofsleer, het geloven in God, de Godsleer, door een diepingrijpende dwaling werd ondermijnd.

Het geloofsfundament van de Israëlietische godsdienst werd daarmee ondermijnd. Maar tegelijkertijd zien wij, dat deze fundamentele afwijking in het Godsgeloof tot gevolg heeft dat ook in de levenspraktijk van Israël allerlei afwijkingen optreden. Want aan de dienst aan de Baal beantwoordt een materialistische manier van leven en aan de dienst aan de Astarte, de godiji van de sexuele hartstocht, beantwoordt een zinnelijke-perverse praxis. Ook hier zijn geloof en handelen met elkaar verbonden, maar in deze verbondenheid is het (niet-)geloven in God het fundament en het onzedelijke-materiaHstische handelen het gevolg daarvan.

Zo komen wij ook vanuit het Oude Testament tot de conclusie, die wij boven reeds hebben geformuleerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Geloven en handelen in de Bijbel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's