Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’Een ernstige ontsporing’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’Een ernstige ontsporing’

Concept-verklaring over kerkelijk ambt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervormde synode heeft met opvallend veel tegenstemmen (32 tegen 17) een concept verklaring van de Raad van Kerken over het kerkelijk ambt aanvaard, na een discussie die ook sterk bepaald is door de Hervormd Gereformeerden. Het stuk is bedoeld als 'basis voor een gemeenschappelijk vieren en beleven van de maaltijd des Heeren en tevens als uitgangspunt voor verder kerkelijk handelen. Rome 'en Reformatie moeten zo aan de ene tafel worden gebracht. De Gereformeerde Kerken hebben het stuk al aanvaard, de R.-K. Kerk moet er zich nog over buigen, wat volgens ds. M. Groenenberg in Hervormd Utrecht nog wat voeten in aarde zal hebben, 'want het is een goed reformatorisch stuk'. Over dat goed reformatorisch dacht een niet onbelangrijk deel van de synode bepaald anders. Ds. H. Binnekamp vroeg overigens, daarin bijgevallen door prof. dr. H. Jonker, wie de eigenlijke partner is in 't oecumenisch gesprek, de Curie, de theoloog Küng, Willebrands, Simonis, het Tweede Vaticaans concilie?

Omdat de discussie grotendeels bepaald werd door vragen van Hervormd Gereformeerden geven we hier uitvoerig weer een aantal punten uit de bijdrage van ds. C. van Sliedregt in de synodale discussie, die het stuk typeerde als een 'ernstige ontsporing'. Ds. Van Sliedregt zei o.m.:

’De concept-verklaring t.a.v. het kerkelijk ambt i.v.m. de viering van de Maaltijd des Heeren zouden we kunnen noemen een knappe poging om een roomse te reformeren en om een gereformeerde de 'romaniseren' zodat beiden zich afvragen: 'Wat houdt ons gescheiden, laten we samen aanzitten aan de Maaltijd des Heeren o.l.v. priester of predikant’ .

(Inhakend op Ned. kerkelijke situatie).

De weg tot een dergelijke verklaring heeft uiteraard een geschiedenis en niet allèênliie'van de laatste vijf jaar. We herinneren ons het boekje 'Onze verhouding tot de R.K. kerk', ' heroriëntering en appèl, aanvaard door de sy-; node van onze kerk 17 juni 1969. We denken aan het studierapport over het ambt 'Wat is er aan de hand met het ambt? ' van 20 november 1972, waar het rapport Berkhof in weerwil van ernstige bedenkingen uitgangspunt werd voor een nieuwe bezinning op het ambt'. (...)

’Wanneer we tegen bovenstaande achtergrond de conceptverklaring t.a.v. het kerkelijk ambt lezen dan zouden we een duidelijk omlijnde conclusie voor alle duidelijkheid voor een nadere vulling daarvan willen geven: de concept-verklaring is een knappe verklaring, maar ze is een ernstige ontsporing, en dat omdat men er vanuit is gegaan dat op het hoogste moest worden gemikt tot de laatste consequentie: wederzijdse aanvaarding van de ambten. Als we dit zo zeggen dan is dat niet vanwege enige behoefte om af te breken, maar vanwege de gegroeide overtuiging dat het spreken van de concept-verklaring aan onze N.H. kerk afbreuk doet. Deze verklaring brengt ons niet dichter bij de oecumene - al heeft ze die schijn - maar ze verwijdert ons van de ware oecumene.

Degene, die dit in beginsel heeft aangevoeld op de 57e vergadering van de Raad van Kerken op 10 september vorig jaar isMgr. M. Kok.... hij sprak zijn aarzeling uit omdat de problematiek wordt toegedekt. Hij vroeg zich af: 'Hoe kan de aanvaarding van de ambten geschieden zonder aantasting van de waarheidsvraag? ' En nog een tweede keer: 'Is het geen toedekking van de waarheidsvraag als de commissie in het slot van het rapport niet voldoende motiveert waarom er geen wezenlijke problemen zijn in de wederzijdse ambtsaanvaardi: ng? ’

Ik wil proberen aan te geven daarom deze knappe concept-verklaring mijns inziens (en ik sta niet op mijn eentje....) een ernstige ontsporing genoemd moet worden.

In het rapport wordt gezegd: 'niet wordt in dit verband gesproken over het primaat van de bisschop van Rome en hetgeen daaruit voortvloeit'.

In een verklaring over het ambt i.v.m. de viering van de Maaltijd des Heeren kan rnen daar echter niet ornheen omdat juist de ambtsdrager aan tafel dient als een sacramenteel gewijde door de bisschop, die tezamen met andere bisschoppen en de paus 'een college vormt bestaande uit dragers van de apostolische successie. De ambtsdrager aan de> tafel, in dit geval de priester, staat als sacramenteel gewijde in het verlengde van het episcopaat. Het episcopaat is niet los te denken van de kerk als een sacramentele werkelijkheid. Met name in de R.K. Kerk wordt het sacramentele leven van de kerk door de sacramenten gevoed en voortgeplant. De nadruk ligt op het sacramentele. De hele ambtsontwikkeling is ingebed in het sacramentele, ook al verklaarde het tweede Vaticaans concilie dat de eerste taak van de priester is de verkondiging van het Woord.

De geschiedenis heeft geleerd dat deze ambtsstructuur het Woord van God verduistert. Het is Luther geweest, die de echte apostolische successie weer heeft verankerd in de rots van het apostolisch getuigenis van het Woord. Christus woont door de Geest, door Woord en sacrament in de gemeente. Christus bouwt en onderhoudt Zijn gemeente door de ambten.

allereerst door de bediening van het Woord en van de sacramenten. Over het kerkelijk ambt i.v.m. de viering van de Maaltijd des Heeren kan in reformatorische zin alleen zinvol gesproken worden vanuit het verstaan van het Woord en tengevolge vandat verstaan heeft onze N.H. Kerk gemeend, dat het avondmaal gebonden is aan het drievoudig ambt van predikant-ouderling en diaken, (dit ligt vast in onze Kerkorde en in onze belijdenis; daarvan afwijken is een misleiding).

We moeten ons beperken er zou nog veel dieper gesproken moeten worden over de traditie, over de mis en de eucharistie en de tijd is allerminst rijp om een dergelijke conceptverklaring vrij te geven met alle verregaande consequenties van dien.

Ik haal aan uit het ambtsrapport Van Ruler/Dokter dat niet de invalspoort had gegeven voor een dergelijke verklaring tot een bepleiten van de oecumene: 'Wij zijn meer geneigd te zoeken wat ons verbindt met andere kerken dan wat ons van hen scheidt. De N.H. Kerk zoekt het gesprek met andere kerken. Zij zal zich moeten inspannen de anderen goed te leren kennen, maar om werkelijk een gesprek te kunnen voeren, zal zij moeten beseffen, wie zij zelf is, en welke de achtergrond en zin van haar kerkinrichting is’.

De concept-verklaring mag dan positief vanuit de Schriftgegevens beginnen, maar zo dat je je afvraagt in hoeverre staat de verklaring in relatie tot wat ónze N.H. Kerk in haar verstaan , van de Schrift tot uitdrukking heeft gebracht in de presbyteriale ambtsstructuur. In de overtuiging dat de Geest van Christus door veel kerkmuren heen werkt, maar in veel kerken in de werking verduisterd wordt, citeren we nog één keer het ambtsrapport Van Ruler/Dokter: 'Wij verwachten de vernieuwing van de verbrokkelende kerken der reformatie en het herstel van de una sancta niet dooreen integratie van presbyteriale kerken in een episcopale kerk, zoals die reilt en zeilt. Wij verwachten die vernieuwing en dat herstel evenmin van een integratie. in omgekeerde richting. De waarachtige eenheid van de kerk zal tot stand komen als de Geest de verschillende kerken van binnen uit terug brengt tot hun apostolische oorsprong. Naarmate de kerken zich innerlijk laten vernieuwen, zullen zij nader tot elkaar komen en hun eenheid vinden in Christus.’

Besluit

Aldus ds. Van Sliedregt. We hebben hieraan niets toe te voegen. We merkten in het begin op dat het stuk opvallend veel tegenstand ontmoette. Ds. F. H. Landsman, lid van de commissie 'intercommunie en ambt' merkte op dat we in de herfst van de oecumene terecht zijn gekomen en dat voor er een nieuwe lente komt er wel eens een koude winter kan komen. Onzerzijds willen we daarop zeggen dat dit winst zou zijn als er de ware oecumene uit voortkwam. Dan zou een koude winter toch wat goeds brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

’Een ernstige ontsporing’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's