Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer mij mijn doop verstaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer mij mijn doop verstaan

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De Doop is één van de twee sacramenten. En sacramenten, weten we uit de Heidelbergse Catechismus, zijn 'heilige, zichtbare waartek'enen en zegelen door God ingesteld'. De Doop is dus niet in de eerste plaats een kerkelijke, de Doop is een Goddelijke instelling. Tegen Abraham had de Heere gezegd: 'Ik zal Mijn Verbond oprichten tussen Mij en tussen U en tussen uw zaad na u in hun geslachten tot een eeuwig Verbond om u te zijn tot een God en uw zaad na u'.

Besnijdenis en Doop

En tot een zichtbaar teken van dat Verbond gaf de Heere de besnijdenis. 'Mijn Verbond zal zijn in uw vlees tot een eeuwig Verbond'. Onder het Nieuwe Testament is inplaats van de besnijdenis de Doop gekomen. Tegen deze stelling, die ook in ons doopsformulier voorkomt, zijn ten allen tijde nogal wat bezwaren ingebracht. En vooral in onze tijd hebben die bezwaren, een verscherpte aktualiteit gekregen. De meeste Pinkstergroepen, die de kinderdoop verwerpen, beschuldigen hier de kerk van een onschriftuurlijk naast elkaar stellen van besnijdenis en doop.

Toch is het de apostel Paulus, die in Coll. 2 : 11-12 een direkt verband legt tussen, besnijdenis en doop, als hij schrijft: In welke gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt in het uittrekken van het lichaam der zonden des vleses door de besnijdenis van Christus, zijnde met Hem begraven in de doop, in welke gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods Die Hem uit de doden opgewekt heeft’.

Tussen de besnijdenis in het O.T. en de doop in het N.T. staat dan nog de doop van Johannes. Deze vormt als het ware de overgang van de besnijdenis naar de doop. Bij deze doop der bekering tot vergeving der zonden heeft Christus Zich aangesloten toen Hij Zich door Johannes liet dopen en Zijn discipelen de doop liet bedienen.

Het eigenlijke instellingsbevel voor de doop is gegeven toen Christus deze aarde verliet en toen Hij tot Zijn discipelen zei: 'Gaat dan heen, onderwijst alle volken en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb’.

Deze christelijke doop is van het begin afin de kerk in gebruik geweest en waar deze doop wordt bediend, daar verdwijnt de besnijdenis uit het gezichtsveld. We zien dat op vele plaatsen in de Handelingen der apostelen en ook in de brieven van Paulus.

De Doop is dus een Goddelijke instelling, een rechtstreekse opdracht van Christus aan Zijn apostelen. Er wordt weleens gezegd dat het Heilig Avondmaal het testament, de laatste wilsbeschikking is van de lijdende Christus. Maar met evenveel recht kan de Heilige Doop worden genoernd de laatste wilsbeschikking van de opgestane en ten hemel gevaren Christus:

Een onderscheidingsteken

Over de betekenis van de doop zou heel wat te zeggen zijn. En het is nodig dat daarover ook telkens weer gesproken wordt. Want juist in­ zake de betekenis van de doop komt vaak een ontstellende onkunde openbaar.

Laten de ambtsdragers op de doopzitting of tijdens een dooponderzoek de vraag maar stellen aan de ouders: 'Wat betekent het nu eigenlijk, dat uw kind gedoopt wordt? ' Of de vraag; 'Wat houdt het in dat u zélf gedoopt bent? ' Dan - worden soms antwoorden gegeven om van te schrikken

De doop houdt allereerst dit in, dat we zijn opgenomen in het Verbond van God. Dat we behoren bij het huisgezin van de Verbondsgod. Dus niet dat we worden opgenomen in het Verbond, of gaan behoren tot Gods gezin. Nee, we zijn er al in. We worden geen Verbondskinderen bij onze doop. We worden gedoopt omdat we Verbondskinderen zijn. Zo staat het letterlijk in het formuHer: 'Daarom zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het Rijk van God en van Zijn Verbond dopen’.

De doop is dus een onderscheidingsteken. Van onkerkelijke zijde wordt de vraag weleens gesteld: 'Zijn die gedoopte kinderen dan beter dan andere kinderen die niet gedoopt zijn? ' Die vraag moet uiteraard ontkennend beantwoord worden. Gedoopte kinderen zijn niet beter dan ongedoopte kinderen. Maar gedoopte kinderen zijn wel anders dan ongedoopte kinderen. Ze hebben iets wat ongedoopte kinderen missen: ze dragen het 'merken veldteken van Christus' (Art. 34 NGB). De Heidelbergse Catechismus stelt in Zondag 27: 'Zo moeten de kinderen der gelovigen door de doop, als door het teken van het Verbond, in de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden’.

Een illustratie

De doop is ook een illustratie. Sacramenten zijn immers heilige waartekenen? Zo is de doop een teken waardoor iets afgebeeld wordt.

De betekende zaak, de geestelijke zaak die door het teken wordt afgebeeld is de vergeving der zonden door het bloed, van Christus. Zo zeker als het water de vuilheid van het lichaam reinigt, zo zeker worden de zonden afgewassen door het bloed van Christus.

De doop wijst dus op de wedergeboorte, de bekering, de vernieuwing van het leven. De ondergang in het water wijst op het afsterven van de oude mens, het met Christus begraven worden. Het opkomen uit het water is de opstanding van de nieuwe mens, het vernieuwd worden naar het beeld van Christus.

De doop is dus een teken van onze ellende en van onze diepe verlorenheid. Bij het doopvont komt onze schande openbaar! We zijn vuil, we zijn bezoedeld door de zonde. We zijn met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen, en we kunnen in het Rijk van God niet komen tenzij we van nieuws geboren worden.

Maar de doop is ook een teken van de reinigende en vernieuwende kracht van Christus' bloed en Geest. Zoals het water mijn lichaam reinigt, zo wast Christus mij in Zijn bloed, zo reinigt en vernieuwt Hij mij door Zijn Geest.

Een garantiebewijs

De doop is niet alleen een teken, maar ook een zegel. Het is de Drieënige God Die Zich garant stelt voor onze zahgheid. God de Vader richt met ons een eeuwig Verbond der genade op, neemt ons aan tot Zijn kinderen en erfgenamen en belooft ons met alle goed te verzorgen en alle kwaad van ons te weren ofte onzen beste te keren. God de Zoon betuigt en verzegelt ons dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden. God de Heilige Geest verzekert ons dat Hij in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus willen heiligen.

Zo is de doop ook een garantiebewijs dat de Drieënige God ons voor tijd en eeuwigheid, naar lichaam en ziel, voor onze rekening wil nemen. Dat wij gered kunnen worden op kosten van de Drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest.

Overschatting

We kunnen moeilijk volhouden dat we in onze kringen veel last hebben van overschatting van de Heilige Doop. Daarvoor zijn we eerder geneigd naar Rome te wijzen. Hoewel ook daar de tijd dat men onmiddellijk na de geboorte van een kind naar de kerk snelde om het te laten dopen, voorbij is

Onder de Gereformeerden (Dolerenden) is steeds een stroming geweest die onder invloed van de Verbondsopvattingen van Abraham Kuyper de 'vroegdoop' voorstond. In vele gevallen was de moeder niet eens aanwezig bij de doop van haar kind. Echter ook in deze kerken wacht men tegenwoordig meestal met de bediening van het sacrament tot de moeder erbij kan zijn.

Achter die wens om het kind zo spoedig mogelijk gedoopt te zien zit uiteraard de gedachte dat het doopwater de (erf)zonde afwast, althans dat de doop ons een belangrijke stap dichter bij de zaligheid brengt. De Rooms-Katholieken kennen zelfs de 'nooddoop' die door iedereen bediend mag worden wanneer het kind in levensgevaar is.

Maar onder ons is die tendens om de doop te overschatten vrijwel afwezig. Het gebeurt hoogst-zelden dat men een vader of moeder ontmoet die zegt: 'Mijn kind moet zo spoedig mogelijk gedoopt worden'. Men zou soms wel wensen dat de ouders wat méér haast maakten met de bediening van het sacrament...

Toch komt - misschien helemaal onbewust - de gedachte dat de dqop zaligmakend is nog wel voor onder rand-en buitenkerkelijken. Anders is het niet te verklaren waarom ouders die geen enkele band met de kerk hebben en geen enkele bereidheid tonen om op te gaan onder de verkondiging van het Woord, er wél op staan dat hun kind gedoopt wordt. En een enkele maal spreken ze het uit: 'Het zou kunnen zijn dat ons kind vroeg stierf en als het dan eens ongedoopt gebleven was....’

Onderschatting

We kunnen nu veel dichter bij huis blijven. Want ieder die geen vreemdeling is in het Jeruzalem van onze kerk zal moeten toegeven dat er velen zijn, ook onder hen die trouw meeleven, voor wie de doop in feite geen enkele betekenis heeft.

Wél waarschuwt het formulier, voordat de doopvragen worden gesteld, dat de Doop een ordening van God is en dat we die Doop daarom niet uit gewoonte of uit bijgelovigheid mogen gebruiker) Maar in de praktijk blijkt telkens weer dat de doop voor velen toch

niet meer dan een gewoonte is, zij het dan ook een goede gewoonte.

Men zou beslist niet van die goede gewoonte willen afwijken. Maar of die doop verder nog enige betekenis heeft is de vraag....

Hoe zijn we ertoe gekomen de doop zo te onderschatten en van z'n kracht te beroven? Ik dacht dat één v^n de oorzaken ligt in het zich afzetten tegen het Verbondsoptimisme en het Verbondsautomatisme, zoals dat werd aangetroffen bijvoorbeeld in de Gereformeerde Kerken. Uit vrees voor een te hoog aanslaan van het teken is men de nadruk gaan leggen op de betekende zaak en heeft men tenslotte het teken geheel losgemaakt van de betekende zaak.

Een andere oorzaak ligt, meen ik, in de opvattingen die heersen binnen bepaalde gescheiden kerken en in de conventikels. Vooral onder hen die het Verbond de genade helemaal onder beheersing stellen van de verkiezing heeft de doop eigenlijk geen functie meer. Bekering, wedergeboorte en geloof zijn weldaden die niet ons deel worden door middel van het leven onder de prediking van Gods beloften, maar die op een gegeven moment als het ware uit de lucht komen vallen. Natuurlijk wordt er wel gezegd dat het onze plicht is, de middelen der genade te gebruiken, maar veel verwachting heeft men er niet van.... De beloften van God hebben toch alleen maar waarde voor de uitverkorenen en niet zelden wordt (of moet ik zeggen: werd? ) er gewaarschuwd dat 'een natuurlijk mens' niet mag pleiten op de beloften en zich niet zal vergrijpen aan de beloften. De doop, waarin die beloften getekend en verzegeFd worden, heeft dan ook alleen maar betekenis voor hen die in hun leven blijk geven tot de uitverkorenen te behoren. Vandaar dat men in sommige kringen zó ver ging dat men bij de bediening van het sacrament het dankgebed na de doop achterwege liet. Dat was tenminste consequent, want de zinsnede: 'Wij danken U dat Gij ons en onze kinderen al onze zonden vergeven hebt' paste uiteraard niet in dit systeem. En vandaar ook dat de gebruikelijke toespraak bij de doop meestal dienst deed om af te zwakken wat in het formulier was gezegd* of dat die toespraak alleen bestond in een aantal vrome wensen.

Het wonderlijke is dat men zich voor dergelijke opvattingen niet kan beroepen op onze 'oude schrijvers'. Lees maar wat mannen als Wilhelmus a Brakel, Justus Vermeer, Bernardus Smytegelt en anderen over de doop hebben geschreven. We hebben hier veeleer te doen met ultra-gereformeerde opvattingen, waarbij uit-en inwendig Verbond van elkaar worden gescheiden.

Maar het is niet te zeggen hoe diep deze onschriftuurlijke en ongereformeerde opvattingen wortel hebben geschoten, ook binnen de vaderlandse kerk. De vrees van predikanten om, bij al te optimistisch spreken over Verbond en Doop, voqr 'een lichte' te worden aangezien, heeft natuurlijk ook een rol gespeeld.

En we stemmen volmondig toe wat de Catechismus zegt, dat het uiterlijke waterbad niet de afwassing der zonden zelf is, maar dat alleen het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde. Maar we mogen ook niet nalaten erop te wijzen dat de Heere zó laag afdaalt dat Hij Zijn hand legt op het hoofdje van een kind dat nog nergens van weet, en dat Hij tegen dat kind welgemeend zegt: 'Ik wil in Christus uw God en uw Vader zijn'. Dat zal verkondigd moeten worden en daarop zal gewezen moeten worden, opdat ouders en kinderen werkzaam gemaakt worden met de gewisse beloften Gods, opdat ze zullen verstaan hoe groot de verantwoordelijkheid is van het leven op het erf van het genadeverbond en hoe vreselijk het zal zijn om als 'kinderen van het Koninkrijk' buiten geworpen te zullen worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Leer mij mijn doop verstaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's