Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die niet laat varen het werk van Zijn handen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die niet laat varen het werk van Zijn handen

Artikel 13 Ned. Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is een geweldige troostrijke inzet, waarmee een kerkdienst begint, als een dienaar des Woords zegt: 'Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die heniel en aarde geschapen heeft. Die trouwe houdt in eeuwigheid en niet laat varen het werk van Zijn handen'. God gaat door, ook als een mens aan het eind is. God doet nooit half werk, niet in het leven van Zijn uitverkorenen, ook niet in het grote geheel van Zijn scheppingswerk. Hij volvoert Zijn plan. Hij maakt Zijn werk af.

Onderhouding en regering

Het is deze troost, die in het geloof gekend mag worden en waarover gesproken wordt in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Nadat het daar immers in het twaalfde artikel over de schepping ging, komt in het dertiende de bemoeienis van God met die schepping aan de orde, in de dogmatiek altijd aangeduid o.a. met het woord 'onderhouding'. 'Wij geloven, dat die goede God, nadat Hij alle dingen geschapen had, deze niet heeft laten varen, noch aan het geval of de fortuin overgegeven, maar ze naar Zijn heilige wil alzo stiert en regeert, dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn ordinantie.' Aldus het begin van dit artikel. Het valt echter op, dat daarin eigenlijk maar heel weinig gezegd wordt oyer wat wij noemen de onderhouding van de geschapen werkelijkheid. Het gaat meteen over de Godsregering. Dat God verbonden blijft met Zijn schepping, wordt eenvoudig verondersteld. En over het hoe van die verbondenheid Gods met de wereld wordt alleen gesproken vanuit de gedachte, dat de Heere alles bestuurt naar Zijn Goddelijke wil en leidt naar Zijn heerlijk doel.

Dat is tekenend. Dat God de wereld geschapen heeft, is voor het geloof geen gegeven ter verklaring van het ontstaan van de wereld en de mens, om onze nieuwsgierigheid met betrekking tot de vraag, waar alles vandaan komt, te bevredigen. En dat God nog maar steeds bemoeienis heeft met de schepping, ook nadat 'hemel en aarde volbracht zijn' in de scheppingsdaden van God, is al evenmin voor het geloof een handig thema, waarmee hij bv. de wonderen, die er in de natuur en de geschiedenis gebeuren een naam kan geven. Nee, God heeft het alles geschapen en Hij houdt daaraan ook vast, omdat Hij er ergens mee naar toe wil. Het is alles gericht op een machtige toekomst. Het gaat uiteindelijk om een eeuwig heerlijk Godsrijk, waarin de ganse kosmos theatrum Dei - schouwspel Gods - zal zijn.

Dat sta voorop. Vanuit deze troost belijdt de kerk der eeuwen haar geloof. God gaat voor niets en voor niemand opzij, zelfs niet voor de zonde, ook niet voor de satan en zijn trawanten. Schepping, onderhouding en regering 4er wereld staan op één lijn. Maar nadat wij dan deze grote lijn ontdekt hebben, is het goed, .dat we toch eerst wat grondig nadenken over wat genoemd wordt de onderhouding van de wereld door God. Het gaat dus eerst over het 'hoe' van die onderhouding. We grenzen daarmee dan het onderwerp tegelijk af naar de kant van de schepping zélf.

Allesdoorademende tegenwoordigheid Gods

Welnu, dat God de alomtegenwoordige God is. Die alles, wat bestaat doorademt en bezielt is een belijdenis', die door heel onze Bijbel is heengevlochten. Hoezeer deze levende God soms in de geschiedenis der mensheid Zijrt handen scheen af te trekken van mensen, ja zelfs van volkeren, omdat de maat der gerechtigheid vol was geworden (denk aan de wereld vlak "voor de zondvloed, denk aan Sodorn en Gomorrha), nooit gaf Hij die wereld aan een algehele vernietiging prijs. In Zijn speciale voorzienigheid (providentia specialis) ging Hij dóór met de mensheid. En in een zéér speciale voorzienigheid (providentia specialissima) ging Hij door met enkelingen als Noach, Abraham; met een enkel volk als Israël. Maar dat niet alleen. Altijd bleef daar ook ten aanzien van al het bestaande, wat de dogmatiek genoemd heeft, de providentia generalis, de voorzienigheid van God met betrekking tot héél het scheppingswerk. Godsverduistering (een moderne term) kan nooit betekenen, dat God wèg is uit de wereld, helemaal weg. Want als God zich ook maar één ogenblik terug zou trekken uit de geschapen werkelijkheid, zou alles in datzelfde ogenblik terugvallen in de chaos, ja zelfs in het niets.

Het Schriftgetuigenis

Door heel de Heilige Schrift heen wordt de alomtegenwoordigheid Gods beleden, .Zijn trouw, waarmee Hij vasthoudt aan het werk van Zijn handen. Ah Noach uit de ark komt, ter nauwemood ontkomen aan het oordeel van de zondvloed, staat daar de getuige van Gods trouw aan de hemel: e kleurrijke regenboog, onderpand van de belofte, dat de aarde nooit meer door het water zal vergaan. En als Israël haast vertwijfelt aan Gods goedheid, geslagen als het is door Gods wrekende handen, is het de profeet Jesaja, die dat zwaar beproefde volk toeroept, dat het de Heere toch niet verdenken moet van onttrouw. Zie naar omhoog. 'Weet gijlieden niet? Hoort gij niet? Is het U van den beginne aan niet bekend gemaakt! Hebt gij op de grondvesten der aarde niet gelet? .... Heft Uw ogen op omhoog en ziet, wie al deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept vanwege de grootheid Zijner krachten en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet één gemist'(Jes. 40 : 21, 26). Hoe nabij is Israels God. Voor het geloof is Hij bespeurbaar, merkbaar, tastbaar haast in alle dingen rondom. Daarom juichen de vromen in de psalmen zo vaak over Gods allesdoordringende aanwezigheid in de natuur. 'Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren, . Die van de wolken Zijn wagen maakt. Die op de vleugelen des winds wandelt.... Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen.... De bomen des Heeren worden verzadigd, de cederbomenvan Libanon, die Hij geplant heeft.... Gij beschikt de duisternis en het wordt nacht.... Hoe groot zijn Uw werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen.... Allen wachten op U, dat Gij hun hun spijs geeft te zijner tijd. Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; Doet Gij uw hand open, zij worden met goed verzadigd...' Psalm 104), Zo jubelen de psalmen.

Alle dingen worden door Gods almachtige handen gedragen. Nergens, niet over de lengte en de breedte der aarde, niet tot in de hoogste hemelen en de diepten der zee is God afwezig. Alles wordt doortri ld door Zijn majestueuze en aanbiddelijke tegenwoordigheid. En wie kan dat wondere doorgaande werk van God de Schepper geheel doorgronden? Als Job de glorie van Gods majesteit bezingt, eindigt hij al stamelend: 'Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een

klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan de donder Zijner mogendheden verstaan? ' (Job 26 : 14). En één van Jobs vrienden, Elihu zegt: Den Almachtige, Die kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht . . .' (Job 37 : 23a).

Ja inderdaad, wie doorziet het tot op de'bodem, hoe God de dingen in stand houdt, de wetmatigheden der natuur, de loop van zon, maan en sterren, de regelmaat der jaargetijden b.v.? Eén ding is duidelijk, er zit een Goddelijke stuwkracht achter. Het gaat alles zijn door God bestuurde gang, tot in de beweging der atomen toe. 'Hij draagt alle dingen door het woord van Zijn kracht' (Hebr. 1:3). God is er in. 'Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij' (Hand. 17 : 28a). Christus is er in. 'Want alle dingen, zegt Paulus 'bestaan tesamen door Hem'. De Geest is er in. Want Hij doet zelfs het ganse schepsel zuchten als in barensnood (Rom. 8 : 22).

Een altijd bijzondere voorzienigheid

Als wij ons deze en vele andere uitspraken van de Heilige Schrift voor de geest halen, duizelt het ons. We kunnen de psalmdichters, de profeten en de apostelen aUeen maar nastamelen: 'Des Heeren werken zijn zeer groot!' En we menen er iets van verstaan te hebben, wanneer wij zeggen, dat de levende God niet maar aan het begin van alle dingen staat, maar dat hij er ook op een verborgen wijze in is, ze blijvend bestand geeft, ze doorademt. De onderhouding aller dingen door God betekent niet slechts, dat Hij de natuurkrachten op gang heeft gebracht of dat Hij natuurwetten op orde houdt, maar vooral ook dat Hij alle schepselen constant hun fysische (lichamelijke) en psychische (geestelijke) activiteit geeft, d.w.z. de schepselmatig in hen sluimerende krachten voortdurend oproept en activeert. Calvijn zegt het zó in zijn Institutie (I, 16, 1): l 'Het gevoel des vleses meent, dat tot het onderhouden van alle dingen voldoende is de kracht, die er van Godswege in den beginne ingelegd is. Maar waarlijk het geloof moet dieper doordringen, namelijk zo, dat het ter­ stond begrijpt, dat Hij, van wie het geleerd heeft, dat Hij de Schepper van alle dingen is, ook de voortdurende Bestuurder en Onderhouder is; en dat niet door met een zekere algemene beweging zowel het samenstel der ganse wereld als ook haar afzonderlijke leden voort te stuwen; maar door met een bijzondere voorzienigheid ieder ding afzonderlijk van al wat Hij geschapen heeft, zelfs tot het kleinste musje, te onderhouden, te voeden en te verzorgen'. Calvijn voegt er dan aan toe: 'Dat alle delen der wereld op verborgen wijze door een inblazing Gods bekrachtigd worden, leren ook de wijsgeren en het menselijk verstand begrijpt dat' (al komen zij niet tot de hoogte van. de vromen van de heilige Schrift).

Met het oog op deze zeer bijzondere zorg van God over al Zijn schepselen moeten we dus uiterst voorzichtig zijn met de dogmatische term, die we eerder noemden, de providentia generalis, de algemene voorzienigheid van God. De onderhouding van God van alles, wat bestaat is in ieder geval niet in die zin algemeen, dat zij niet alle schepselen tot in de finesses en tot in de diepste zielekrachten stuk voor stuk en persoonlijk zou raken. Alom vertoont de grote Schepper en Onderhouder aller dingen Zich levensgroot aan ons. Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, die door heel de schepping heenstuwt, ontneemt ieder mens alle verontschuldiging. (Rom. 1 : 20). Maar toch worden die eeuwige kracht en goddelijkheid pas echt ontdekt en bewonderd in de weg van het geloof. 'O, Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde'. (Ps. 8 : 2a). Hadden wij maar meer de heilige intuïtie van het geloof, wij zouden als Adam in het paradijs de stem des Heeren beluisteren in de wind des daags en in zoveel dingen meer. En zo zouden wij ook kloeker leven uit de belijdenis: Hij laat niet varen het werk van Zijn handen!' 'Hij is niet ver van een iegelijk van ons'. (Hand. 17 : 27).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Die niet laat varen het werk van Zijn handen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's