Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Raadselen der Godsregering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Raadselen der Godsregering

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorige artikel over de voorzienigheid van God naar aanleiding van artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis hebben we gezien, dat we geen recht zicht krijgen op Gods regering van de wereld en van het mensenleven, als we niet het Bijbelse beeld' van de levende God voor ogen hebben en in ons hart. Het komt hier in alles aan op een onderworpenheid des geloofs aan de souvereine God, die onbetwistbaar gezag heeft over al wat leeft en Die als de Vader van Jezus Christus in het kort geding tussen Hem en de wereld onverstoorbaar doorgaat om al de Zijnen heen te leiden naar de voltooiing van Zijn heerlijk Godsrijk. We komen daarop aan het slot van ons volgend artikel nog even terug. 'Wij moeten de palen van Gods Woord niet overtreden', zegt artikel 13 van de geloofsbelijdenis. 'Wij mogen ons tevreden houden, als wij slechts leerjongeren van Christus zijn’.

Gods vinger in de geschiedenis

Met dat alles zijn echter niet in één slag de raadselen van Gods wereldbestuur opgelost. Daarover moeten we nu eerst onze gedachten laten gaan. Hoe moeilijk blijkt het immers telkens weer te zijn om een goede beoordeling te geveh van Gods voorzienige leidingen in de dingen rondom ons. Hoe gemakkelijk verkijken we ons daarop. Hoe voorzichtig dienen wij te zijn in het duiden van Go Gods voorzie­ nigheid. Hoe spoedig geven wij van de feiten, zowel van de geschiedenis in het groot, alsook van onze eigen levensgeschiedenis een subjectieve interpretatie? Prof. dr. G. C. Berkhouwer geeft daarvan in zijn Dogmatische Studiën (De voorzienigheid Gods) een voorbeeld, door te wijzen op Lactantius, die in 314 een boek schreef over de vervolgers van de kerk. Daarin liet hij zien, hoe keizers als Nero en Domitianus moesten boeten voor hun schanddaden, doordat ze een vreselijke dood stierven . Hun dood was voor Lactantius een vinger Gods. Zo vergaat het hen, die Gods oogappel durven aanraken. Lactantius had echter ook heel wat namen kunnen noemen van kerkvervolgers, die noch in hun leven noch in hun sterven door een kennelijke straf van God getroffen zijn. Niet altijd straft de Heere het kwade direct of tijdens het leven van de mens. Daar kunnen wij geen algemene regel van maken. Gods voorzienigheid verloopt bepaald niet altijd volgens deze regel. En het is dan ook niet waar, wat Gamaliel suggereerde, nl, dat iets, wat uit God is, altijd delangste adem op de aarde heeft en dat mensenwerk binnen afzienbare tijd moet vergaan (Hand. 5 : 38, 39). Niet alle Farao's zijn in de Rode Zee verdronken. En niet alle Herodessen wórden 'van de wormen gegeten' (Handelingen 12 : 23) God straft zelfs soms de goddelozen met voorspoed en zegent Zijn kinderen met kastijdingen. Hij keert de rollen niet zelden radicaal om. We kunnen het wellicht het beste als volgt onder woorden brengen. Zo goed als Jezus Christus tijdens zijn verblijf onder Zijn volk Israël niet alle ziekten met één slag gebannen heeft, maar in die genezingen, die Hij verichtte, tekenen stelde van Zijn doorbrekend Koninkrijk, zo goed zijn er ook de tekenen van de geduchte wraak van God over een goddeloze wereld in de straffen, waarmee de Heere sommige ongelovigen reeds tijdens hun leven treft. Maar algemene regel is dit niet.

Omgekeerd is het ook niet zo, dat iemand die gruwelijk aan zijn einde komt, altijd maar een goddeloze is. We weten beter. Hoe gemakkelijk verkijken w« ons op de vinger Gods in de geschiedenis van de wereld en van het mensenleven. De discipelen krijgen van Jezus te horen, dat ze het levensraadsel van de blindgeborene niet eens even op kunnen lossen door te wijzen op 's mans zonde of die van zijn ouders (Joh. 9 : 2, 3) En zij, op wie de toren in Siloam viel, mochten niet groter zondaars genoemd worden dan wij allen. (Luk. 13:4) Wij moeten voorzichtig zijn met^l te vlotte conclusies, als wij de leidingen van Gods voorzienig bestel in het mensenleven willen duiden.

Het voorbeeld van Israël

Hét voorbeeld dat hier genoemd kan worden is dat van Israël. Er zijn mensen, die vanuit een chihastische vooringenomenheid (een bepaalde opvatting van het duizendjarig rijk) nauwkeurig het bestek van Gods plannen met Israël in kaait weten te brengen. Allerlei hedendaagse gebeurtenissen, bv. de verrassende overwinningen van het volk der Joden op hun vijanden in de laatste oorlogen, zijn dan direct vervulde profetieën van het Oude Testament. Alles lijkt als een legpuzzel in elkaar te passen . Nu, niemand mag de onwankelbare trouw van God jegens Zijn volk Israël in twijfel trekken. Maar als wij die trouw van God in allerlei wonderbaarlijke gebeurtenissen van onze tijd waarnemen, doen wij dat toch slechts met vreze en beven. De geschiedenis zal moeten bewijzen, dathetgeeninlegkundeis, wanneer we bepaalde profetische uitspraken uit het Oude Testament toepassen op contemporaine gebeurtenissen (gebeurtenissen uit onze tijd). Wij kunnen al te vroeg in de handen klappen. Bovendien is daar het profetisch getuigenis, dat de vrede ontzegt aan allen, die voor de lijdende Knecht des Heeren niet willen buigen . Is er vrede voor Israël buiten Jezus van Nazareth als de Messias om? Alle hedendaagse uitreddingen, waarin de God van Israël Zijn volk doet delen, doen ons vurig hopen vpor dat volk. Maar het is een hopen in vreze. Hoe groot is de verharding, die over Israël is gevallen? Ook hier dus weer de nodige voorzichtigheid in het willen duiden van Gods voorzienigheid. De beloften, die er in de Bijbel hggen voor Israël worden niet altijd maar verhoord op een manier, zoals wij het ons indenken, in ogenblikken van de jneest hooggestemde verwachtingen.

Wij kunnen niet zwijgen

Betekent, dat alles nu echter, dat we maar beter kunnen zwijgen over wat God doet in de geschiedenis van de wereld en in het leven van de mens? De Prediker uit het Oude Testament kwam haast zover. Toch mocht hij het door alle duisternissen en aanvechtingen heen geloven, dat God Zijn ondoorgrondelijke gang ging. 'Het einde van de zaak is: Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle

mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen met al wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad (Pred. 12 : 13, 14). Met alle voorzichtigheid, die ons past, maar ook in gelovige onderworpenheid aan de souvereiniteit Gods en ziende op Christus, Wiens naam op de kaften van het boek der wereldgeschiedenis staat, onderzoeken wij toch ook de werken van Gods voorzienigheid. 'Des Heeren werken zijn zeer groot. Wie ooit daarin zijn lust genoot, doorzoekt die ijv'rig en bestendig'. Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt, dat God 'zeer wel en rechtvaardiglijk Zijn werk beschikt, ook al moeten wij dat niet curieuselijk (nieuwsgierig) \yillen doorzoeken. Het gaat ons verstand vaak zeer ver te boven’.

Een souvereine en genadige God

Raadselen der Godsregefing. Maar het christelijk geloof in de souvereine en genadige God moet er de mond over open doen. Het is een kennen te dele, ook hier. Maar in deze stamelende geloofskennis mag er ook gesproken worden. En dan vinden wij in een aardbeving in Turkije of een overstroming in Amerika, die duizenden mensen het leven kost, geen (gretige) aanleidmg om onze aanklacht tegen God te spuien. 'Hoe kan die God nu een God van liefde zijn? ' Ook zullen we dan van de weeromstuit niet beweren, dat God met zulke natuurrampen immers niets uitstaande heeft.

Bij het horen van zulke dingen, kunnen we alleen maar vol ontzag de hand op de mond leggen. De oordelen van God gaan over de aarde. En ais we dat zien, moeten we er ons slechts over verwonderen, dat wij niet onder de slachtoffers zijn geweest. Want als het gaat over de souvereiniteit Gods en over de rechten van de mens op aarde sinds Genesis 3, wie moest dan al niet lang zijn weggestormd door de toorngerichten van God? Als we hier niet beginnen, als we van een zeer eenzijdig Godsbeeld (God een God van enkel liefde) uitgaan, lijden we schipbreuk in de branding van Gods voorzienig bestel op aarde. Er is en blijft een algeiTieen verband tussen wereldschuld en wereldgerichten, ook al zijn de slachtoffers van een natuurramp geen groter zondaars dan wij.

De tekenen der tijden

Heeft Christus ons niet geveinsden genoemd, wanneer wij slechts aan een bloeiende kersenboom zouden ontdekken, dat het voorjaar nadert of als wij aan het avondrood een weervoorspelling van de volgende dag zouden ontlenen? Heeft Hij ons niet gezegd: 'Onderscheid de tekenen der tijden? ' Aardbevingen, oorlogen, geruchten van oorlogen, pestilentiën, hongersnoden...! Het einde aller dingen is nabij. Honderdtwintig jaren lang is de klop van Noachs hamer, die timmerde aan de ark, door zijn tijdgenoten gehoord. En wie heeft het zich aangetrokken? Is de vinger Gods ook in onze dagen niet bezig aan de wanden van ons bestaan de ontzagwekkende woorden van Belsazars laatste nacht te schrijven: 'Geteld, geteld, gewogen en te licht bevonden’.

(Dan. 5 : 24v.) En dwars door dat alles heen, verneemt de Kerk des Heeren dan de naderende voetstap van Hem, Die komt om te richten en Die Zijn plannen met Zijn wereld volvoert. Daarbij mogen ook de genaderijke bemoeienissen van God met Israël en met de volkeren niet over het hoofd worden gezien. Ook al weer in vreze en beven, maar tegelijk met een diepe verwondering hebben onze vaderen daarom gelet op de gouden lijn van de bemoeienissen van God met ons Nederlandse volk. Onze oude volksliederen zingen daarvan. Wilhelmus van Nassouwe (denk aan ons vojkslied) wist zich een David, die voor de tyran-(Saul, Spanje) moest vluchten. Hoe diep ontdekkend en machtig vertroostend klinkt het: Heere, keere van ons af. Uw vertorend aangezicht...; dat Uw vriendelijk gelaat, lichtend over ons mag staan, ..!' Of dat andere volkslied volgens Valerius' Gedenckclanck, dat betrekking heeft op de overwinning van een zevental plaatseri in Nederland öp de Spanjaarden door de Staten: Gelukkig'is het land, dat God de Heer' beschermt.' 'Gedankt moet zijn de Heer', de God, , die eeuwig leeft, dat Hij ons t'Zijner eer, de - overwinning geeft.' Ook Leidens ontzet werd als een daad van de Almachtige God geprezen.

God en Nederland

Zo hebben wij het ook weer doorleefd in de .Meidagen van 1945, toen ons volk bevrijd werd van het juk van het Duitse Rijk. God doet Zijn machtige bevrijdende werk onder Israël en de-volkeren. Maar wat van Israël geldt, geldt zeker ook van het Nederlandse volk. Waar brengt ons dat alles? Hebben wij in de oorlog 1940-'45 ook Gods slaande hand gevoeld? Hebben wij leren buigen onder de gesel van God? Dat zal zich dan moeten openbaren in een wederkeer tot de levende God, in een luisteren naar s'Heeren Woord en een wandel in Zijn wegen. Helaas hoe spoedig is ons volk vergeten, wat God deed. Helaas, hoe weinig'is de roepstem van God verstaan, tot ons komende in de oordelen, die over ons volksbestaan gingep! Raadselen der Godsregering? Het geloof komt ermee op de knieën in ontzag voor Gods souvereine en vrijmachtige doen, in aanbidding voor s'Heeren genaderijke daden. Zijn lankmoedigheid is groot over ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Raadselen der Godsregering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's