Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met mond en hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met mond en hart

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb gehoord de stem der woorden van dit volk die zij tot u gesproken hebben; het is altemaal goed dat zij gesproken hebben. Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en Mijn geboden te allen dage te onderhouden; opdat hun en hun kinderen welging in eeuwigheid! (Deut. 5 : 28b-29)

Ik heb gehoord, zegt de Heere, de stem der woorden van dit volk. Het volk heeft tot Mozes gesproken, maar de Heere heeft het gehoord.

Dat is een wonder, dat de Heere hóórt! Het is al een wonder dat de Heere spreekt! Want wij hebben geprobeerd Hem het zwijgen op te leggen. En we zeggen nog elke dag: Wij zullen naar U niet horen.

En toch spreekt de Heere tot ons. Zoals Hij ook sprak tot Israël. Niet omdat het beter was dan andere volken. Maar omdat Hij dit volk verkoren heeft. Hij gaf aan Jacob Zijne wetten, deed Israël op Zijn woorden letten - zo wou Hij met geen volken hand'len. En Hij spreekt niet alleen tegen dat volk, Hij luistert ook naar dat volk. Naar dat volk, dat niet naar Hem luisterde, dat zo vaak ongehoorzaam is geweest. Ik heb gehoord de stem der woorden van dit volk.

Zullen we het maar meteen op onszelf betrekken? De Heere luistert. Of, laten we nog verder teruggaan, de Heere spreekt. Elke zondag laat Hij Zijn Wet horen. Elke zondag komt Hij tot ons met Zijn Evangelie. Ondanks het feit dat we Hem graag tot zwijgen zouden brengen gaat Hij door met spreken.

Maar de Heere hoort ook! Niet alleen het gebed van een mens in nood. Ook de beloften die we voor Zijn aangezicht afleggen.

Wat heeft de Heere van Zijn volk gehoord? Allereerst dat het bang is voor Hem. Ze hebben gezegd: Waarom zouden wij sterven? Ze weten het: voor die grote, heilige God kunnen wij niet bestaan. Vervolgens hebben ze om bemiddehng gevraagd. Mozes moet het woord doen, moet tussen de Heere en het volk instaan. En tenslotte heeft het volk grote beloften gedaan: Al wat de Heere 'gesproken heeft zullen wij doen.

Drie dingen heeft de Heere gehoord. Het volk kan voor Hem niet bestaan. Het heeft een bemiddelaar, een middelaar nodig, en het belooft de Heere te zullen dienen en vrezen.

Dat hebben wij toch ook weleens beleden? •

Misschien toen we belijdenis deden, misschien bij de doop van onze kinderen. Dat we in zonden ontvangen en geboren zijn, dat we een Middelaar nodig hebben en dat het onze plicht is voor de Heere te leven, in Zijn wegen te wandelen.

Dat heeft de Heere allemaal gehoord. En wat zegt Hij daar nu op? 'Och, dat was maar een uiterlijke zaak, een formahteit...'? Nee, de Heere zegt: 'Het is altemaal goed wat zij gesproken hebben'. Het is goed dat het volk vreest voor Zijn aangezicht. Het is goed dat het volk beseft een Middelaar nodig te hebben. Het is goed dat het volk wil doen wat de Heere vraagt.

Is dat dan genoeg? Nee, maar het is ook niet niets! Israël was er toch dichter bij dan de omliggende volken, die de Heere niet kenden en van Zijn dienst niet wisten? Wat is ertegen dat u tot de Heere gaat en zegt: Heere, ik kan voor Uw aangezicht niet bestaan, ik heb een Middelaar nodig en ik zou tot eer van Uw naam willen leven?

Alleen - die belijdenis van uw mond moet wel een zaak van uw hart worden. De Heere zegt: Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen... Het is wel goed wat hun mond gesproken heeft, maar Ik zie het hart aan.

Wat is het voor een hart dat de Heere Zijn volk toewenst? Een verstandig hart, een verbrijzeld hart, een rein hart, een nieuw hart. Een hart, zegt de Heere, om Mij te vrezen.

Dat is niet een hart dat bang is voor de Heere, dat is een hart dat respect heeft voor de Heere. Zó, dat we niet bij Hem vandaan lopen, maar naar Hem toekruipen. Dat we zeggen: Heere, ik ben weliswaar één en al ongerechtigheid, maar bij U zijn gerechtigheden en sterkte, tot U zal ik komen.

Hebt u zo'n hart? Dat zal blijken! Want, zegt de Heere, zo'n hart, dat Mij vreest, dat wil Mijn geboden ten allen dage onderhouden. Dat heeft een lust en een liefde om naar al Gods geboden te leven. Het is niet de vraag of we dat kunnen. Het is wel de vraag of we dat zouden willen. En dan niet voor een ogenblik, niet in een bevlieging, maar alle dagen van ons leven.

Hoe kom ik aan zo'n hart? Dan kunnen we elkaar maar naar één adres verwijzen. Naar Hem Die door Zijn Geest harten wederbaart en vernieuwt. Anders blijven we steken in dode klachten en vrome wensen: Had ik maar zo'n hart... En daar kunnen we oud mee worden. Maar Hij heeft beloofd: Al wat u ontbreekt schenk Ik, zo gij 't smeekt, mild en overvloedig.

Daar ligt ons behoud, ons welzijn. Opdat het hun en hun kinderen wélging tot in eeuwigheid.

Als u kinderen hebt zoekt u het beste voor uw kinderen, het beste is eigenlijk niet genoeg, nog goed Maar er is niemand die het beter met uw kinderen voorheeft dan de Heere. Hij wil de zahgheid van ons en van onze kinderen.

Kijk eens naar Israël... Zo'n ongehoorzaam en tegensprekend volk. Een volk dat altijd anders wilde dan de Heere wilde. Veertig jaar heeft de Heere werk gehad aan dat volk en veertig jaar heeft Hij verdriet gehad van dat volk. En toch heeft Hij niet gezegd: Laat dat volk maar lopen, er is toch geen eer aan te behalen. Waarom niet? Omdat Hij het welzijn van dat volk op het oog had. Omdat Hij méénde wat Hij gezegd heeft: Opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid.

Wij weten méér dan Israël. Wij weten van een Vader Die Zijn Zoon gaf aan een wereld verloren in schuld. Van een Zoon Die Zich gegeven heeft tot in de dood aan het kruis. Van een Heilige Geest Die van de hemel gezonden is. Zou de Drieënige God zoveel moeite doen als Hij het niet goed meende met ons en onze kinderen?

Welvaart en welzijn. Dat is vandaag aan de orde van de dag. Bij die God is ons welzijn veilig. Want Hij heeft beloofd aan ieder die Hem dient en vreest: 't Goed dat nimmermeer vergaat zal hij ongestoord verwerven en zijn Godgeheiligd zaad zal 't gezegend aardrijk erven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Met mond en hart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's