Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Speurtocht in het Midden-Oosten

Van 4-24 maart maakten een aantal mensen betrokken bij de problematiek van kerk en Israel, zowel van r.k. als reformatorische huize, een studiereis naar Egypte, Syrië, Jordanië en Israel. De reis was georganiseerd door de Hervormde Jeugdraad. O.m. namen aan deze reis ook deel ds. H. J. Smit en ds. S. Gerssen. In Woord en Dienst van 29 april geeft de laatstgenoemde 'n verslag van deze reis. Gerssen is, door zijn werk en door zijn studie intens bezig met allerlei achtergrondsvragen. Op 11 mei hoopt hij te promoveren op een dissertatie, getiteld: Modern Zionisme en Christelijke theologie.

In zijn verslag wijst Gerssen op de verwarrende hoeveelheid indrukken die men op zo'n reis te verwerken krijgt, terwijl anderzijds juist het contact met zo geheel verschillende mensen toch sporen nalaat.

De een zal van een bepaald verhaal diep onder de indruk komen, terwijl een ander datzelfde verhaal oppervlakkig en weinig overtuigend vindt. Het meest waardevolle is, dat een groep van mensen die een bepaalde verantwoordelijkheid dragen in kerk en maatschappij zich als groep wil inzetten om de problematiek van het Midden-Oosten op een verantwoorde wijze aan de orde te stellen en de veelkleurige dimensies ervan op het spoor te komen. De reis zelf was om zo te zeggen slechts een moment in een groepsproces, dat al maanden aan de gang was en dat nog lang zal voortduren. Rondom de vraag: wat heeft dit betekend en wat doen wij er mee? zullen wij dezer dagen opnieuw samenkomen en de theologisch gevornide deelnemers gevoelden er behoefte aan een soort nader theologisch beraad te gaan organiseren.

Van Egypte, een land dat openstaat voor vredeskansen, naar Syrië betekent zoiets als een reis uit een weldadig klimaat naaf de Noordpool. De sfeer in Syrië is grimmig en hard, dreigend en verbeten.

Wie deze sfeer heeft geproefd begrijpt beter het verschil tussen Egyptische en Syrische politieke opstellingen dan uit dozijnen krantenartikelen. Ook de verhalen, die wij er hoorden bij de Ba'athpartij en van woordvoeders van de Syrische P.L.O. Al Saiqa hadden een grimmige toon en boden weinig uitzicht op een betere verstandhouding: een'afdoende regeling van het Palestijnse vraagstuk bood geen enkele ruimte voor een voortbestaan van Israël als joodse staat. Zolang Israël in een ghetto-mentaliteit volhardt is er geen uitzicht op vrede. Israël is agressief en moet dat zijn vanwege het ingebouwde Zionisme.

Wij kwamen tijdens onze reis ook met andere aspecten van het Palestijnse vraagstuk in aanraking. Zo bezochten wij in Jordanië een vluchtelingenkamp met 55.000 inwoners, dat niet zozeer de indruk maakte, dat de mensen er crepeerden van ellende (de ziekenzorg en het onderwijs behoren tot de beste van het héle Midden-Oosten), maar waarvan het deplorabele naar mijn inzicht vooral ligt in het politieke illusionisme waarop zo'n kamp gebouwd is. Dè mensen blijven daar niet omdat zij niet anders kunnen, maar omdat zij het willen. Zij dromen van hun huisje in Haifa of waar ook, dat allang niet meer bestaat en leven in een geschiedenisbeeld waarin de klok zou kunnen worden teruggedraaid. Tegenover zo'n van de werkelijkheid vervreemde situatie voelt men zich volstrekt machteloos. De werkelijkheid is intussen wel (en dat werd ons van verschillende kanten met klem voorgehouden), dat geen Palestijn genoegen kan nemen met minder dan met enige vorm van politieke zelfbeschikking en dat de weigering van Israël tot dusver om daar positief op te reageren wordt uitgelegd als een bewijs van een expansionistisch streven. Het is al te simpel om niet neer te zéggen dan dat iedere oorlog voor Israël gebiedsuitbreiding heeft betekend en het is zeker onjuist om te stellen, dat Israël niets anders zou nastreven dan dat, dat neemt niet weg dat de vrees voor deze expansieve druk diep geworteld is in de hele Arabische wereld. Het waren voor ons weldadige momenten toen wij in Israël af en toe mensen ontmoetten, zoals bv. Victor Cigielman van het blad 'New Outlook', die zich van deze vrees bewust zijn en die zich ervoor willen inzetten, dat Israël een politieke koers zal volgen, die aan deze vrees de schijnbare rechtvaardiging ontneemt.

De Koningin en de bede

Er is in diverse bladen de afgelopen maanden geschreven over de bede in de Troonrede, zulks naar aanleiding van de ondernomen actie om de regering te verzoeken de bede opnieuw in de troonrede op te nemen. In allerlei discussies wordt niet zelden de persoon van de Koningin betrokken. Men zegt dan dat de Koningin tegen schrapping van de bede niet voldoende weerstand geboden heeft. Mr. C. J. Verplanke acht het volkomen onjuist zo te spreken, alsof het al of niet uitspreken van de bede een Koninklijk voorrecht zou zijn. In een artikel in De Wekker van 28 april belicht hij een aantal staatsrechtelijke aspecten. Omdat wellicht ook veel lezers van De Waarheidsvriend hier onvoldoende van op de hoogte zijn, willen we graag een gedeelte van zijn artikel overnemen:

Art. 55 der Grondwet bepaalt sinds 1848, dat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn. Dat betekent, dat voor alle doen of laten van de Koning de ministers verantwoordelijk zijn. Men kan er nog over twisten, of de ministeriële verantwoordelijkheid ook geldt voor de particuliere daden van de Koning, b.v. over de vraag waar de Koningin haar inkopen doet of welk onderwijs zij haar kinderen laat volgen. Maar er is geen enkele twijfel over, dat voor alles wat zij als Koningin, dus in haar koninklijke functie doet, de ministers verantwoordelijk zijn. Dat geldt voor alle officiële bezoeken, dat geldt voor alle officiële ontvangsten, dat geldt zeker voor de inhoud, ja voor elk woord en elke komma van haar - meest officiële toespraak, t. w. de rede waarmee zij jaarlijks de zitting van de volksvertegenwoordiging opent. Zelfs voor haar intonatie - het accent dat zij aan het ene woord wel en aan het andere niet zou geven - kan men de ministers verantwoordelijk stellen.

Deze strenge regel moet noodzakelijkerwijs worden gehanteerd, als men prijs stelt op het voortbestaan van de monarchie. In een democratie kan een Koning slechts als spil van de natie, als symbool van de nationale eenheid blijven functioneren, indien zijn persoon niet in discussie kan komen. Zodra de vraag kan worden opgeworpen wat de persoonlijke mening van de Koning zou zijn, komt de Koning in discussie en is zijn absolute onpartijdigheid in het geding. Levensvoorwaarde voor een monarchie in een democratie is de onpartijdigheid van de vorst.

Dat wil niet zeggen, dat de Koning geen mening mag hebben. Die mening wordt wel terdege ingebracht in de discussie tussen de Koning en zijn ministers. Wie daarbij aan het langste eind trekt, blijft het zgn. geheim van Soestdijk. Het is denkbaar, dat de ministers door de knieën gaan. Zij zullen dat nooit laten blijken, maar aanvaarden dan de verantwoordelijkheid voor het genomen besluit. Gaan zij niet door de knieën en blijft ook de Koning op zijn standpunt staan, dan is er maar één uitweg: het aftreden van de ministers. De Koning zal zich dan echter vooraf wel te hebben vergewissen, of hij er in zal slagen een andere ministersploeg te krijgen, die het wel met hern eens is en die bovendien over het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging beschikt. Als de Koning die mogelijkheid niet ziet, zal hij het hoofd in de schoot moeten leggen, dan wel zelf aftreden, hetgeen hij dan weer in overeenstemming moet zien te brengen met zijn verantwoordelijkheid jegens het Nederlandse volk. Met andere woorden: óf de ministers moeten buigen óf de ministers moeten vertrekken óf de Koning moet buigen. In de praktijk wordt natuurlijk naar een compromis gestreefd, waarvan echter niemand te weten komt, hoe groot de inbreng van de Koning en die van de ministers daarbij is geweest.

Nogmaals: zo moet men het stellen, wil Nederland een democratie onder de leiding van het Oranjehuis blijven.

Het is dus levensgevaarlijk voor de positie van het nationale koningschap, als men in de discussies over de bede gaat betrekken de vraag, hoe de Koningin zelf tegenover de bede staat. Het is in theorie denkbaar, dat\zij de bede had willen handhaven, maar dat het kabinet-den Uyl met ontslag heeft gedreigd als de bede niet werd geschrapt. Het is in theorie denkbaar, dat zij de bede wilde schrappen en dat het kabinet-den Uyl zich morrend bij dat verlangen heeft neergelegd. Het is denkbaar, dat de Koningin en haar ministers het samen eens waren. Wij weten het niet en wij behoren het ook niet te weten, omdat de Koningin buiten de discussie moet blijven. Voor de schrapping is het kabinet-den Uyl collectief, dus met inbegrip van de toenmalige A.R. en K.V.P. ministers, verantwoordelijk en het heeft die verantwoordelijkheid ook publiekelijk aanvaard.

Verplanke wijst er voorts nog op, dat ook de traditionele Kersttoespraken onder ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Willen we de vreugde en de dankbaarheid voor wat God ons in het Oranjehuis geschonken heeft en schenkt zuiver houden, dan zullen we het koningschap hebben te zien in zijn staatsrechtelijk juiste betekenis: de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.

Iets over Bijbeluitgaven

Cijfers en statistieken zeggen lang niet alles, maar zijn toch ook niet zonder betekenis. In een tijd waarin allerlei berichten ons moedeloos kunnen maken over de situatie van de kerk in de wereld, omdat de ontkerstening en de secularisatie voortschrijdt en atheïstische stromingen en ideologieën hun duizenden verslaan, is het goed ook eens iets te lezen over de voortgang van de Bijbelverspreiding in deze wereld. Het maandblad Israel gaf in het maart nummer het volgende overzicht:

Voor het eerst in de geschiedenis hebben de bijbelgenootschappen in één jaar meer dan vierhonderd miljoen bijbels en bijbelgedeelten verspreid. Dit blijkt uit de zojuist in Stuttgart gepubliceerde verspreidingsstatistiek van de Wereldbond van Bijbelgenootschappen. Alle continenten melden hogere cijfers. In 1977 werden in totaal 410.451.013 bijbeluitgaven verspreid.

Dit aantal omvat bijna negen miljoen bijbels, ruim elf miljoen nieuwe testamenten, 27 miljoen losse bijbelboeken, 5, 6 miljoen bijbelboeken speciaal vertaald voor beginnende lezers, 319 miljoen kleinere bijbeluitgaven en 38 miljoen kleinere bijbeluitgaven vertaald voor beginnende lezers. Na de Verenigde Staten met 114 miljoen bijbeluitgaven, staat India boven aan de ranglijst van landen waar de meeste bijbels en bijbelgedeelten werden verspreid. Daar werd dit maal het aantal van 54 miljoen gehaald, vijftig procent meer dan in 1976. Dat is ruim vijf maal zoveel als in geheel Europa, dat in 1977 voor het eerst het aantal van tien miljoen overschreed.

Op de derde plaats volgt Brazilië met 28 miljoen

(een groei van 27 procent). De vierde en vijfde plaats worden gedeeld door Korea en Indonesië met 27 miljoen in beide gevallen een toename van 17 procent. De zesde plaats wordt ingenomen door Thailand met elf miljoen en de zevende en achtste gedeeld door Japan en Taiwan met tien miljoen. Uit de statistiek blijkt dat ook de bijbel verspreiding in Vietnam weer op gang begint te komen. Er was daar sprake van een toename van 158 procent vergeleken met 1976. In totaal werden 1.700 bijbels, bijna 18.000 nieuwe testamenten, 171.000 losse bijbelboeken en 147.000 kleinere uitgaven verspreid.

In hetafgelopen jaar verschenen voor het eerst vier volledige bijbels en niet minder dan 23 nieuwe testamenten in talen waarin zij voorheen nog niet waren vertaald. In 28 nieuwe talen verscheen een eerste bijbelboek. Dit blijkt uit een zojuist gepubliceerde statistiek van de Wereldbond van Bijbelgenootschannen.

De volledige bijbel is nu beschikbaar in 266 talen (1976:262), het nieuwe testament in 420 talen (was 401) en althans één bijbelboek in 945 talen (was 940). In totaal kan althans één bijbelboek nu gelezen worden in 1631 talen (was 1603).

Hoewel tegenwoordig de volledige bijbel vertaald kan worden in acht a tien jaar, hebben vertalers voor twee van de vier bijbels bijna vijftig jaar nodig gehad. Het werk werd steeds weer onderbroken en de Nigeriaanse theologen die de bijbel in het Isoko vertaalden verloren een groot deel van hun manuscripten doordat ze door termieten werden opgegeten. Ze moesten het werk toen weer helemaal van het begin af aan doen.

De bijbel verscheen verder voor het eerst in de taal van de Simalungun-Bataks op Noord-Sumatra, in de Indianentaal Chol: Tumbala die in Mexico wordt gesproken en in het Urhabo, evenals Isoko een Nigeriaanse taal.

Volgens een mededeling van ds. Ulrich Fick, secretaris-generaal van de Wereldbond van Bijbelgenootschappen, subsidieert de Wereldbond op het ogenblik 578 vertaalprojecten. Het vertaalwerk geschiedt tegenwoordig vrijwel niet meer door buitenlandse krachten, maar door eigen nationale vertalers, die voor dit doel speciaal zijn opgeleid door gespecialiseerde vertaalconsulenten.

Het Nederlandse Bijbelgenootschap draagt bij aan het Wereldhulpfonds voor de Bijbelverspreiding dat deze projecten subsidieert. Het heeft tevens twee vertaalconsulenten afgestaan aan de Wereldbond van Bijbelgenootschappen: dr. Jan de Waard die een dertiental projecten in Europa en dr. Kees F. de Blois die minstens vijftien vertaalprojecten in Oost-Afrika begeleidt.

Nogmaals, cijfers zeggen niet alles. Nuchterheid is geboden. Maar we mogen, dit lezende, toch met dankbaarheid denken aan het woord van Paulus: 'Het Woord Gods is niet gebonden' . Het werk van vertaling en verspreiding mag nog altijd doorgaan. Daar mogen we onze God intens dankbaar voor zijn. Want Zijn Woord zal niet ledig weerkeren, maar doen wat Hem behaagt. Het artikel dat we overnamen moge tevens voor ons een aansporing zijn om allen die bezig zijn in de moeizame en moeilijke vertaalarbeid te blijven gedenken in onze voorbede.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1978

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1978

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's