Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zal men ook de jonge kinderen dopen? (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zal men ook de jonge kinderen dopen? (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Belijdenis over dit punt

(5)

We hebben getracht te laten zien, dat wij het Schriftbewijs omtrent de kinderdoop hebben te zoeken in het grondpatroon, dat de hele Schrift doortrekt; nl. het patroon van het verbond, dat God opricht met degenen, die tot het levend geloof in Hem gebracht worden én hun huis. Dat is in het Nieuwe Testament niet minder het geval dan in het Oude.

Vandaar dat de opstellers van onze Heidelberger de vraag: zal men ook de jonge kinderen dopen? , niet beantwoorden met een of andere losse.tekst, maar met de aan de Schrift ontleende geloofsuitspraak, dat 'de jonge kinderen alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn'. Zij verstaan de band tussen het verbond Gods en de gemeente, waarin de kinderen zich ook telkens blijken te bevinden. In de brieven richt zich de apostel rechtstreeks tot hen. Ze worden aanwezig geacht in de samenkomst der gemeente, waarin de tot de gemeente gerichte vermaningen worden voorgelezen, en hij zegt: 'gij kinderen, zijt uw ouders gehoorzaam in den Heere.' Zij behoren tot Zijn gemeente; ze zijn deelgenoten van het verbond der genade, dat gekenmerkt wordt door toezeggingen, die groot en klein gelden. Die toezeggingen behelzen 'de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt' (Zondag 27 vr. 74).

De Catechismus ziet daarin de grond, waarop de kinderen ook door de Doop, als door het teken des Verbonds, de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden moeten worden, zoals dit onder het Oude Testament door de Besnijdenis geschiedde.

Eenheid van onze belijdenisgeschriften op dit punt

Merkwaardig is in die prille tijd van de Reformatie de eenparigheid in hetgeen de kerk in haar belijdenisgeschriften heeft uitgesproken. Wie de Nederlandse Geloofsbelijdenis uit de Zuidelijke Nederlanden (1562) legt naast de Heidelbergse Catechismus (1563 Duitsland), ontdekt de klare overeenstemming.

Lees maar art. 34 van de Ned. Gel. Bel. dat zich keert tegen 'de dwaling der Wederdopers, die de Doop van de kinderkens der gelovigen verwerpen'. Ook hier de parallel met 'de kinderkens in Israël' en hun besnijdenis. En ook hier weer de geloofsuitspraak, dat 'Christus Zijn bloed niet minder vergoten heeft om de kinderkens der gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen’.

Art. 34 wil dit sacrament van de inlijving in de gemeente des Heeren in nauw verband laten zien met het hart van de prediking der verzoening door te verwijzen naar de bepaling van Leviticus 12 : 6, volgens welke, bij iedere geboorte, na de periode van cultische onreinheid der moeder, het offer van een lam moest worden gebracht. In art. 33 heeft dezelfde N.G.B, al gezegd (en dat geldt alle door God gegeven sacramenten), dat 'de tekenen niet ijdel noch ledig zijn, om ons te bedriegen; want Jezus Christus is hun waarheid, zonder Wien zij niet met al zouden zijn’.

Daarom moeten we ook zo strikt de verbondenheid van het sacrament aan het Woord handhaven. Het sacrament is niet anders dan het zegel dat God hangt aan Zijn Woord. Met grote wijsheid heeft Hij het zegel zó ontworpen, dat de grote hoofdzaak van dat Woord er in te zien is.

Dat Woord met Zijn beloften heeft eigenlijk dat zegel niet nodig. Het is zeker en vast in Zichzelf. Maar wij hebben in onze grovigheid en zwakheid deze concrete bevestiging van dat Woord van node. Het sacrament is een . bevestiging niet van óns geloof, maar van Gods toezegging.

De Catechismus van Calvijn

In Catechismus en Geloofsbelijdenis herkennen we de lijnen, die Calvijn reeds eerder getrokken heeft in zijn kleinere Catechismus' van 1538 en zijn uitgebreidere van 1545. Het is goed daarop te wijzen. Ook de kerkorde van onze Ned. Herv. Kerk aanvaardt de Catechismus van Geneve als behorende 'tot de belijdenis der vaderen’.

Voor Calvijn (Zondag 49) is het water van de doop een teken, een beeld, maar waaraan de zaak ^e//verbonden is. 'Want', zo lezen wij daar: "God bedriegt ons niet, wanneer Hij ons Zijn gaven belooft..Daarom is het zeker, dat de vergeving der zonden en de vernieuwing van het leven ons in de doop aangeboden en door ons ontvangen worden’.

Vanzelf wordt dan de vraag gesteld of 'deze genade haar voltooiing in allen, zonder onderscheid, ontvangt'. Daarop is het antwoord: 'neen, want velen versperren haar door hun verdorvenheid de weg en maken haar krachteloos. Daarom ontvangen alleen de gelovigen de vrucht, maar dit verandert niets aan het wezen van het sacrament’.

We lezen ook nog de vraag: oe vallen ons deze weldaden in de doop ten deel? Het antwoord luidt: wanneer wij de ons hier aangeboden beloften niet onvruchtbaar maken door ze te versmaden, worden wij met Jezus Christus bekleed en met Zijn Geest begiftigd'. In Zondag 50 wordt dit breder uitgewerkt. Gewezen wordt op het rechte gebruik van de doop in geloof en berouw, gepaard met het gevoel van de inwoning des Geestes, de openbaring van dit leven naar buiten, de doding van het vlees en de gehoorzaamheid aan Gods gerechtigheid. Vanzelf komt dan opnieuw de vraag aan de orde, hoe men dan de kinderen dopen kan. Het antwoord zegt dan, dat het niet noodzakelijk is, dat geloof en berouw altijd aan de doop voorafgaan. 'Zij worden slechts geëist van hen, die naar hun leeftijd tot geloof en berouw in staat zijn'. Dus na de jaren des onderscheids. Zo was het ook met de besnijdenis (Rom. 4:11).

Dit sacrament aan de kinderen onthouden zou betekenen, dat na Christus' komst de genade verkleind en duisterder gemaakt zou zijn. God wilde vroeger Zich openbaren als de Vader der kinderen en Hij wilde, dat deze belofte aan hun lichaam zou verzegeld worden. Het zou niet passend zijn, na de komst van Christus de kinderen een geringer verzekering te geven vandezelfde belofte. 'Voorts', aldus nog altijd Zondag 50 van deze Catechismus, 'doet men, daar het zeker is, dat de kinderen deel hebben aan de kracht en het wezen van de doop, hun onrecht, wanneer men hun het teken weigert, dat toch ondergeschikt is aan de zaak'. De laatste vraag van deze zondagsafdeling luidt: 'onder welke voorwaarde moet men de kinderen dopen? ' Antwoord: 'men moet hun de doop toedienen als een getuigenis, dat zij erfgenamen zijn van de zegen, die beloofd werd aan het zaad der gelovigen, opdat zij, wanneer zij tot de jaren des onderscheids gekomen zijn, de waarheid van hun doop erkennen, om er de vrucht van te ontvangen en te dragen.’

Ik heb de inhoud van deze Catechismus (Zondag 49 en 50) wat breed en toch nog aanzienlijk bekort weergegeven, omdat dit bèhjdenisgeschrift van de Reforfnatie onder ons tamelijk onbekend is en het goed is deze stem te beluisteren van uit Geneve.’

Dordrecht 1618/19

Tientallen jaren van nadere bezinning hebben de kerk als belijdende gemeente niet op een ander spoor doen overgaan. In Dordrecht is in 1618/19 uitgesproken: 'nademaal wij van de wil Gods uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der gelovigen heiligzijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouderen begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt’.

De grondslag van deze heerlijke toekomstverwachting ligt niet in de godzaligheid der ouders (hoezeer onmisbaar om deze troost te ontvangen en te beleven), maar in de kracht van de beloften van het verbond der genade.

Dordt en ons doopformulier

Nu-op diezelfde Dordtse Synode is het formulier van de H.Doop aan de kleine kinderen der gelovigen op tafel geweest. En wat daarin staat klopt volkomen op de inhoud van de belijdenisgeschriften. Dat kan ook moeilijk anders. De kerk kan in haar bediening van de genademiddelen in. het midden van Gods gemeente niet een geluid laten horen, dat als een dissonant zou klinken tegen de drieklank van haar belijdenis.

Ik behoef de inhoud van ons doopformulier hier niet uitvoerig te memoreren. Ieder kent het of heeft het bij de hand om het te controleren.

Het is duidelijk, dat God de Heere Zelf gezien wordt als handelende in het midden van Zijn gemeente. Hij laat dopen Zijn hand raakt ons aan. Hij betuigt daar. Hij verzekert en verzegelt de aanneming tot Zijn kinderen en erfgenamen; de afwassing van al onze zonden; en Zijn gewilligheid bij ons te wonen en ons tot lidmaten van Christus te heiligen, door ons toe te eigenen hetgeen wij in Christus hebben.

Dit alles belijdende danken onze vaderen voor Zijn vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die God aan onze kinderen en aan ons allen (de samenhang met het geheel der gemeente spreekt hier mede) bewezen heeft, en dat Hij ons dit met de H. Doop bezegelt en bekrachtigt.

Wel wordt voor de kinderen gebeden, dat God hen die vaderlijke goedheid en barmhartigheid zal doen bekennen.

Dat spreekt vanzelf. Wat baat het zonlicht de blinde. Het oog moet geopend worden orri' het licht te kunnen zien. En om alles in dat licht te zien. Eigen hart en leven, door en door, de kerk en de wereld, het kruis der verzoening en de opstanding van de Vorst des levens.

Maar-omdat de blinde het niet zien kan, moeten wij het licht niet verduisteren.

Het recht van een onmondig erfgenaam mag

niet worden ontkend en ontkracht, omdat hij er nog geen gebruik van kan maken en misschien zelfs onwillig zal blijken de erflating te aanvaarden. Het genot van een zaak is iets anders dan het recht erop. Over dat recht is onze belijdenis het eens. Eenparig zelfs. Van waar dan zoveel ontkenning en zo slecht gebruik van dit genadig geschonken recht?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Zal men ook de jonge kinderen dopen? (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's