Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Medezeggenschap in het onderwijs*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Medezeggenschap in het onderwijs*

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Initiatief wetsvoorstel

De Tweede Kamerleden Van Kemenade, Poppe en Worrell (P.v.d.A) hebben in juni 1978 een initiatief-wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet op het voortgezet onderwijs. Het is een voorstel over één onderwerp: de medezeggenschap van personeel, leerlingen en ouders in het voortgezet onderwijs. Zoals te verwachten was heeft dat voorstel al heel wat commentaren, positieve én negatieve, opgeroepen.

Terecht, want de indieners van het wetsvoorstel hebben andere bedoelingen dan een eerste kennisname doet vermoeden.

Ex-minister Van Kemenade heeft reeds eerder duidelijk gemaakt dat naar zijn mening een medezeggenschapsregeling een verdergaande democratisering van het bijzonder onderwijs kan versnellen.

Dat is naar zijn overtuiging nodig: de besturen zijn veel te machtig. Onvoldoende komt de wens van ouders en andere belanghebbenden tot uitdrukking. Wanneer hun invloed groter wordt, zal het bijzonder onderwijs snel van karakter veranderen. Hij weet wel dat veel kinderen christelijke scholen bezoeken, terwijl de ouders niet achter de doelstellingen van dit onderwijs staan.

Geef hen maar meer zeggenschap en de ontzuiling zal sneller verlopen. De 'nieuwe schoolstrijd' om een verdergaande democratisering zal worden beslecht door een wettelijke regeling voor medezeggenschap van ouders en personeel. Men zie hierover zijn bijdragen in School 6 mei 1948 'Naar een nieuwe schoolstrijd'.

Voor hem en zijn politieke medestanders is een wettelijke regeling voor medezeggenschap een instrument om de scholen van karakter te doen veranderen. Heel duidelijk is dat uitgesproken in bovengenoemd artikel. De gedachte is: bij een wettelijk voorgeschreven democratisering waardoor de regelingsbevoegdheid van de besturen wordt beknot, zal de ontzuiling (de scholen ontdoen van hun levensbeschouwelijk karakter) sneller gaan. Daarom: de bedoelingen van de indieners gaat verder dan een oppervlakkige kennisname van het wetsvoorstel doet vermoeden.

Het startpunt voor het denken over een medezeggenschapsregeling in het onderwijs ligt echter vroeger dan de datum waarop het initiatief wetsvoorstel wordt ingediend.

De discussie gaat terug tot op het moment dat de W.O.R. (Wet op de Ondernemingsraden) onder het vorige kabinet werd gewijzigd. Toen kwam de vraag: vallen ook de scholen, als 'ondernemingen' onder de invloedssfeer van de W.O.R.? De Sociaal-Economische Raad adviseerde ontheffing van de toepassing van de W.O.R. op het bijzonder onderwijs slechts aanvaardbaar te achten als binnen twee jaar een eigen regeling van de medezeggenschap in het onderwijs van kracht zal zijn.

Er moet dus een eigen regeling voor het (bijzonder) onderwijs komen; Van Kemenade e.a. willen snel in deze lacune voorzien. Daarom de discussie hierover in onderwijsorganisaties.

Deeladviezen N.P.C.S.

Ook de N.P.C.S. (de Nederlandse Protestants Christelijke Schoolraad), de overkoepelende organisatie van prot. chr. onderwijs, heeft een commissie Ondernemingsraad/Democrati sering ingesteld.

Deze commissie is intussen met een eerste en tweede deeladvies gekomen dat ter bespreking is toegezonden.

Deze deeladviezen worden alom in den lande besproken, zodat uiteindelijk een eigen regeling kan worden voorgesteld.

De hoofdlijn van het advies is deze:

Er moet een aparte wettelijke regeling komen voor het gehele onderwijs. Deze wet dient een raamregeling te zijn, die de minima vastelt, waaraan een goede regeling van de democratisering moet voldoen. De wettelijke regeling mag niet te gedetailleerd zijn om niet in botsing te komen met de vrijheid van onderwijs. Elke school moet daarom zijn eigen vulling kunnen geven aan een' orgaan voor overleg en medezeggenschap' (in het eerste advies schooigemeenschapsraad genoemd).

De ondernemingsraad van het bedrijfsleven is niet zonder meer te gebruiken in de school. Naast de verhouding werkgevers-werknemers spelen voor het schoolleven andere verhoudingen een wezenlijke rol (zoals de verhouding tussen ouders en school).

In het Overleg-orgaan zijn vertegenwoordigd bestuur, directie, onderwijzend en nietonderwijzend personeel en ouders en/of leerlingen.

Het Overleg-orgaan kan het bestuur adviseren t.a.v. alle zaken, de school betreffende. Bovendien heeft het bestuur van de school de voorafgaande instemming nodig van het orgaan als het gaat om een aantal beleidszaken. Indien het bestuur niet tot overeenstemming komt met het medezeggenschapsorgaan ten aanzien van de te nemen besluiten, doet een commissie van geschillen een bindende uitspraak.

Deze voorstellen tot democratisering wil de commissie baseren op enkele bijbelse noties als daar zijn: de verantwoordelijkheid van ieder; .de oproep om in harmonie met en in zorg voor elkaar te leven, de gelijkwaardigheid van de mensen en de ruimte voor mensen om gaven en talenten te ontplooien.

Tot zover een korte samenvatting van de voorstellen.

Commentaar

Maatschappelijk gezien zijn termen als medezeggenschap en overleg overal ingeburgerd. Een wezenlijk aspekt van de arbeid is, het tot op zekere hoogte dragen van verantwoordelijkheid. Arbeid is geen slavendienst. Een orgaan dat het besef van verantwoordelijkheid t.a.v. het grotere geheel verhoogt is daarom van belang. Wanneer een orgaan van medezeggenschap, waarin door zo veel mogelijk geledingen in de school van gedachten gewisseld kan worden over het funktioneren in de school, hierbij van belang kan zijn, hebben we er positief tégenover te staan.

Drie kritische kanttekeningen zijn hierbij echter van belang en deze raken ook de adviezen van de N.P.C.S.

1. Het bestuur als bevoegd gezag vormt het typische vain het bijzonder onderwijs; niet de overheid, maar een door leden van een vereniging gekozen bestuur heeft de rege-

lingsbevoegdheid in het bijzonder onderwijs. Een bestuur heeft gezag; we erkennen gezag als een goede gave van God, waardoor de mogelijkheid bestaat tot een min of meer geordend bestaan. Wanneer de regelingsbevoegdheid van het bevoegd gezag beknot wordt, zien we hier grote gevaren. Er zijn talloze krachten werkzaam die gezag ondermijnen.

Een medezeggenschapsregeling kan gezagsondermijnend werken.

Wanneer het uiteindelijk beslissingsrecht in bestuurlijk opzicht niet in handen van het bestuur blijft maar bij andere organen is sprake van uitholling van verantwoordelijkheden die aan het bevoegd gezag toekomen. In de voorstellen van de N.P.C.S. is hieraan hiet geheel ontkomen: het bestuur kan bepaalde besluiten niet nemen zonder instemming van het overleg orgaan en wanneer een bestuur adviezen van het overlegorgaan niet overneemt kan een beroep gedaan worden op een commissie van geschillen die bindende uitspraken doet. In beide gevallen wordt de regelingsbevoegdheid van het bestuur als bevoegd gezag van de school beperkt en dat is een gevaarlijke ontwikkeling.

2. Heeft de commissie van de N.P.C.S. wel voldoende gepeild wat linkse ideologen als Van Kemenade e.a. met een democratiseringsregeling beogen? Zij verwachten het christelijk onderwijs te kunnen ombuigen door een medezeggenschapsregeling. Deze ronduit gevaarlijke kant zit ook aan de democratiseringsgedachte.

Het is daarom onbegrijpelijk dat de N.P.C.S. in haar deeladvies de leden van het medezeggenschapsorgaan nergens bindt aan de grondslag van de school. Om het karakter van de christelijke school te bewaren zou deze voorwaarde zeker aan de leden van het orgaan gesteld moeten worden.

3. Medezeggenschap kan inhouden het recht van mede-weten (het recht om ingelicht te worden), maar ook het recht om mee te spreken (advies geven) en tenslotte het recht om mee te beslissen.

De eerste facetten: medeweten, meespreken zien we als een taak van het medezeggenschapsorgaan, het derde aspekt niet, orridat hierdoor naast het bevoegd gezag in de school een ander besluitnemend orgaan geschapen wordt. Dit laatste facet is in de door de N.P.C.S. voorgestelde regeling niet afwezig. We achten het een bezwaar wanneer zo de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag verkleind wordt.

Het voorgaande moge duidelijk maken dat democratisering van het onderwijs van meer dan marginale betekenis is. In handen van pressiegroepen kan een wettelijke regeling van de medezeggenschap een instrument zijn om het christelijke onderwijs te ondermijnen. Van belang is dat besturen en besturenorganisatie op hun hoede zijn. De adviezen van de N.P.C.S. , commissie Ondernemingsraad/Democratisering gaan naar onze overtuiging te ver.


Naar aanleiding van het eerste en tweede deeladvies van de commissie Ondernemingsraad/Democratisering ingesteld door de N.P.C.S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Medezeggenschap in het onderwijs*

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's