Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Structuur en grenzen van het diakonaat

Dat is de titel van een artikel vanprof. dr. W. H. Velema in het (voortreffelijk geredigeerde) maandblad Ambtelijk Contact, ten dienste van de ouderlingen en diakenen in de Chr. Geref. Kerken. In het aprilnummer gaat Velema in op een eerder gepubliceerde lezing van ds. T. Harder waarin deze betoogd had dat het diakonaat zich in onze tijd moet bezig houden met de structuren van onze samenleving vanuit een gemeente die diakonale gemeente is, de samenwerking met anderen niet schuwt en . dat doet vanuit een vernieuwd denken dat niet inzet bij de gebrokenheid en zondigheid van de mens, maar bij de heelheid door de'genade van mens en samenleving. Harder pleit dus voor een verbreding van het diakonaat dat op de wereld en de structuren gericht moet zijn. Velema is van oordeel dat deze verbreding in het Nieuwe Testament niet te vinden is. De kerk is geroepen het Evangelie te verkondigen, opdat er rondom Woord en sacrament een gemeente ontstaat. Die gemeente is er niet maar alleen voor de wereld.

Zeker, de gemeente heeft een roeping en opdracht. Die mag ze niet verwaarlozen! Doch de gemeente is er in de eerste plaats terwille van haar God, om Hem lof en eer te brengen (Matt. 5 : 16). Zij mag zich de bruid noemen, op weg naar de bruiloft (Matt. 25 : 1-13; Openb. 22 : 17, 20). Al zou de wereld niets van haar bestaan willen weten of niets van haar willen aannemen, dan nog is ze door Gods • genade de bruid. Daarin mag ze zich verheugen. Over de komende bruiloft mat ze zich hier en nu verblijden! Ik wil niets afdoen van de missionaire gezindheid, die de gemeente moet kenmerken. Toch wordt de gemeente niet enkel door haar opdracht gekenmerkt. Haar samenzijn rond Woord en sacrament, het vieren van de liturgie, en lofprijzing behoort evenzeer tot haar wezen! Het gaat God om de vernieuwing van de wereld (Efeze 1 : 10; Col. 1 : 20). Daarbij is de kerk de tussenschakel. Het gaat God evenzeer om zijn gemeente. Het diakonaat is in het Nieuwe Testament diakonaat ten dienste van de opbouw van de gemeente als het lichaam van Christus! Wil men over het missionaire aspect van het diakonaat spreken, dan zal dat hierin moeten bestaan, dat het diakonaat de opbouw van de gemeente dient. Daarom is er geen diakonaat denkbaar zonder de prediking van het Evangelie. Dat heeft onze synode ook heel duidelijk uitgesproken. Wil men in verband met het diakonaat over opbouw spreken, dan is dé term gemeente-opbouw de aangewezene, en niet die van samenlevingsopbouw. De opbouw van de gemeente als het lichaam van Christus (Efeze 4 : 12) bepaalt de structuur.en grenzen van het diakonaat.

Velema vreest dat de verbreding van het diakonaat in de door Harder bepleite richting gaat ten koste van de prediking. Gaat het diakonaat als niet-woordelijke verkondiging niet de plaats van de prediking innemen? En bovendien: welk heil brengt dit diakonaat?

Heb ik dan geen oog voor de noodzaak van veranderingen, verbeteringen, vernieuwingen in de samenleving? De kerk moet bidden dat haar ogen er niet voor gesloten blijven. Doch de kerk heeft meer te doen dan dat. Zij heeft de genade van de Drieënige God te verkondigen. Die genade heeft twee aspecten die niet van elkaar los te denken zijn! Vergeving én vernieuwing; rechtvaardiging én heiliging. De beste dienst die de kerk aan de wereld verrichten kan is de prediking van dit Evangelie. Vernieuwing en heiliging betekenen dat christenen zich hebben in te zetten voor veranderingen; waar nodig ook voor structurele veranderingen. Doch dat kan geen opdracht van de kerk zijn, los van de prediking van het Evangelie. Het is de consequentie die aan de prediking van het Evangelie verbonden is. Op die consequentie dient in de prediking gewezen te worden. Een kerk die haar kracht zoekt in de daad van het diakonaat, kan heel wat tot stand brengen. Doch waar is de kern van het heil: de vergeving? , de verzoening met God? Hoe zal de wereld daarvan nog weten als de daad de eerste plaats krijgt? Zo verschuift de inhoud van het heil, als het diakonaat de plaats inneemt van het Woord der verkondiging. Ds. Harder heeft duidelijk gesteld dat waarden als heil, genade en zonde een persoonlijke dimensie hebben. Ik zie dat niet over het hoofd. Doch waar haalt de wereld deze persoonlijke dimensie vandaan als alle nadruk op het diakonaat en de daad komt te liggen? Hoe kan ds. Harder ontkomen aan een verschuiving van wat de kern van het heil is, als hij het diakonaat tot heilsmiddel maakt, in plaats daarvan dat het de opbouw van de gemeente dient!

Uitgangspunt voor prediking en diakonaat moet volgens Velema het Evangelie van zonde én genade zijn. Wij hebben die genade alleen in het geloof.

Ik ken wel een theologische beschouwing die deze zaken ander stelt: Barth is er de grote verdediger van. Volgens hem moeten we ieder mens als begenadigd beschouwen. Ik denk ook aan rooms-katholieke publikaties. Waar je menselijkheid aantreft, daar is het heil. Ik ben in mijn jongste rectorale rede daarop dieper ingegaan. Binnen die beschouwingen moet de prediking haar centrale plaats verliezen. Dan is het eigenlijk goed met de wereld, hetzij krachtens Gods genade in Christus, hetzij krachtens de menselijkheid van Jezus, hetzij krachtens beide! Dan komt inderdaad het zwaartepunt te liggen in de praxis. Dan komt diakonaat als van gelijke waarde naast de prediking te staan. Op de duur krijgt het diakonaat meer gewicht dan de prediking. Men bedenke wel dat deze verschuiving niet slechts omvang en inhoud van het diakonaat raakt, doch de hele theologie. Met deze opvatting is het wezen van het heil, het wezen van de kerk, gemoeid. Onze reformatorische opvatting over zonde en genade is hier in het geding. Wil ds. Harder die kant uit? Hij is op dit punt niet duidelijk. Ik leg in de discussie graag de vraag voor: U kunt met uw uitgangspunt in de genade toch niet eraan voorbij gaan, dat de genade aan zondige mensen, aan een zondige wereld, gepredikt moet worden? Ik heb er geen moeite mee mijn uitgangspunt te kiezen in de genade, doch dan in de opdracht om de genade te prediken met bevel van geloof en bekering. Ik heb er wel moeite mee om zo van de genade uit te gaan, als zou de wereld de prediking van de genade niet meer nodig hebben, omdat ze in feite reeds begenadigd is. In dat geval rest de kerk niets anders dan inzet tot heelheid van mens en samenleving. Doch als de genade gepredikt moet worden tot geloof en bekering, komt er meer kijken. Dan valt het diakonaat niet weg, allerminst. Doch dan kan het diakonaat niet zonder de prediking. Dan blijft de prediking de eerste opdracht al zal men haar nooit los mogen of kunnen zien van daadwerkelijk dienstbetoon.

Over dit alles zou heel veel te zeggen zijn. Er is veel wat in Velema's beschouwingen aanspreekt. Juist hervormden weten hoe leuzen als 'de kerk is er voor de wereld' misbruikt kunnen worden in een algemene verzoeningsvisie, waarbij het beslissingskarakter van de prediking vervaagt of verdwijnt. En hoe waar het accent op het dienstbetoon van de ge­

meente ook IS, de gemeente is meer dan alleen maar diakonale gemeente. Woord en daad mogen in het handelen en spreken van de christelijke gemeente niet gescheiden worden. Ik heb Velema's beschouwingen nog eens gelegd naast de hervormd-gereformeerde bij-, drage 'Samen beleid maken', waarover u een aantal weken geleden geïnformeerd bent in dit blad. Het valt me dan toch op dat daar over diakonaat en samenleving wat breder gesproken wordt dan in Velema's artikel. Wanneer Velema poneert dat diakonaat alleen ten dienste van de opbouw van de gemeente is en dat dat structuur en grenzen bepaalt, zouden we de vraag willen stellen: En het werelddiakonaat dan? Mogen we dat niet verbinden met de missionaire verkondigingsopdracht, niet gescheiden van de Woordverkondiging, maar wel onderscheiden? Heeft het werelddiakonaat ook niet een roeping om overheden en volkeren te wijzen op de bijbelse normen van recht, barmhartigheid en gerechtigheid in de samenleving?

In de paragraaf over diakonaat en samenleving is in genoemd rapport gezegd dat het diakonaat vanuit de bijbelse eenheid van Woord en daad zich ook over de grenzen van de gemeente uitstrekt, zodat er een diakonale roeping is niet alleen ten opzichte van de leden van de gemeente, maar ook van in nood verkerende personen of groepen in de samenleving. Met Velema zijn we beducht voor een ontkoppeling van diakonaat en apostolaat, van Woord en daad. Maar de dienst der barmhartigheid in de samenleving mag toch ingaan op sociale noden, als behorend tot de arbeid der kerstening, welke ten doel heeft dat het leven en samenleven van de mensen wordt ingericht overeenkomstig Gods beloften en geboden. Let wel: geen politiek diakonaat los van het profetisch getuigenis. De roeping ten aanzien van de samenleving bestaat niet alleen in het noden lenigen, maar ooTc in het signaleren en bestrijden van de oorzaken. Vanuit genoemd rapport zouden we aan Velema de vraag kunnen stellen: Wordt het diakonaat in uw visie niet teveel opgesloten binnen de gemeente? Heeft de kerk niet meer te doen dan in de prediking te wijzen op de consequenties die aan het Evangelie verbonden zijn? Is de kerk ook niet via haar diakonale organen betrokken bij de bezinning op de inhoud van het welzijnswerk. Of moeten diakonieën dit helemaal overlaten aan haar leden in christelijke organisaties? Wij onderschrijven Velema's bedoeling als hij zich verzet tegen een dusdanige uitwaaiering en verbreding van het diakonaat dat de verbinding met de dienst der verzoening in de verkondiging van het Evangelie vervaagt. Dan verwordt kerkelijk handelen tot algemeen humanitair bezig zijn. Maar we menen dat er over diakonaat en samenleving, juist in het licht van zijn eigen bedoeling toch nog wel iets meer gezegd kan worden. Zonder daarmee in de strik van de nieuwe theologie te vervallen. Het verschil in accent - bij de fundamentele overeenstemming - zou mogelijk samen kunnen hangen met een wat andere visie op de relatie kerk en volk, de waardering •^van de theocratie, en de opdracht tot kerstening. Misschien mogen we zelfs zeggen: Kuyper en Hoedemaker blijven in de bezinning op de vraag van diakonaat en samenleving actueel.

Discussie over de kernwapens

Ten slotte geven we nog het woord aan ds. S. Kooistra die in het Hervormd Weekblad van 29 maart ingaat op de synodale discussie over de kernwapens, naar aanleiding van de schets

van ROS. Ook Kooistra is < liep onder de indruk van het demonisch geweld van kernwapenen. Toch heeft hij wel enkele vragen bij de schets van de ROS. Hij schrijft:

Theologisch is de schets onvoldoende, zoals verschillende synodeleden hebben opgemerkt. Als lid van de ROS heb ik daarom op de vergadering van de ROS 12 februari al een paar kritische opmerkingen gemaakt. Met name was ik gevallen over de passage over het geheimenis van Golgotha en Pasen, dat zinloos zou zijn, als het kernwapen niet in de wereld verdwijnt. Ik geloof, dat het unieke geheimenis der verzoening van Golgotha en Pasen blijft gelden zelfs in een wereld vol kernwapens. In dit opzicht was de schets wat donker gestemd door een soort pessimisme der hopeloosheid, terwijl de christen juist leeft uit de verwachting van het Koninkrijk Gods. Ook had ik wat bezwaar tegen de steüing, dat bewapening enkel uit angst voortkomt. Het kan ook geschieden uit gevoel van verantwoordelijkheid voor de eigen natie en voor de situade in de gehele wereld. Men moet vrees en angst onderscheiden. Vrees laat zich beredeneren. Er is gegronde vrees. Angst is de paniekreactie van de mens, die zijn eigen situatie niet nieer doordenkt. En ook moet theologisch veel dieper gesproken worden over de node 'genadetermijn'. In bijbels licht is het gehele leven de termijn van Gods genade om tot geloof en bekering te komen. Want het einde is inderdaad nabij!

Voorts blijven we nog met een aantal politieke vragen zitten, ook wanneer we de demonie van het kernwapen afwijzen. Moeten we werkelijk kiezen voor eenzijdige ontwapening? De synode ontkende dit in haar Wederwoord van 1964 aan het adres van Kerk en Vrede en dr. v. d. Heuvel wees op de jongste synode de eenzijdige ontwapening af, al pleitte ds. Polhuis van Zaandijk daarvoor. Ook roept de schets niet op om de NAVO te verlaten maar wel om zich kritisch op te stellen in de NAVO. Het valt mij persoonlijk in de persverslagen van de Tweede Kamer op, dat de CDA-fractie zich kritischer opstelt tegen het gebruik van kernwapens dan de regering. Wil het spreken der kerk effect hebben, dan moeten alle kerken in de wereld, inclusief in Rusland, zich tegen het gebruik en bezit van kernwapens keren. De politici, ook zij, die willen luisteren naar het spreken der kerk, zitten weer met een andere verantwoordelijkheid dan de kerk. De eigen bewapening verwaarlozen kan ook de wereldvrede in gevaar brengen. De religieuze socialist Paul Tillich, die in de dertiger jaren tijdig uit Duitsland uitweek naar Amerika, heeft volgens de levensbeschrijving, die ik van hem las, telkens Engeland en Amerika gewaarschuwd, dat zij Hitler niet voldoende doorhadden en daardoor niet klaar waren, toen Hitlpr aanviel. En prof. Kraemer zei tot ons studenten in Leiden, dat hij in de dertiger jaren in Engeland ook zijn Engelse vrienden op het gevaar van de verwaarlozing der bewapening had gewezen, omdat men de situatie in Duitsland onderschatte.

Daarom heb ik zelf ook altijd enige moeite met het Interkerkelijk Vredesberaad en dat elke keer in het Vredesweeknummer van het Hervormd Weekblad geschreven en ook in gesprekken met vertegenwoordigers van het IKV gezegd. Ik sta wel achter de waarschuwing van het IKV tegen de demonie van de kernwapens, maar ik zie de oplossing nog niet in de eenzijdige verwijdering van de kernwapens van Nederlandse bodem. Ze moeten de wereld uit!

Het blijft voor de toekomst een spannende vraag hoe de discussie in de komende tijd in de gemeenten verlopen gaat. Wanneer men het eens is over het demonisch geweid waartegen we ons teweer moeten stellen, is het te hopen dat we het ook in positieve zin eens kunnen worden inzake het bijbelse spreken over oorlog en vrede.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's