Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alphonse Pierre Antoine du Cloux (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alphonse Pierre Antoine du Cloux (2)

Zij die bleven (20)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn bekering

De gebeden die voor de predikant door leden van zijn gemeente en van zijn kerkeraad werden opgezonden werden verhoord: Du Cloux, die naar zijn eigen getuigenis vijandig stond tegenover de Gereformeerde belijdenis, zonder dat hij haar kende, werd door het Woord der waarheid overwonnen. Dat gebeurde in zijn tweede gemeente Losdorp, eveneens in Groningen, waar hij in 1837 intrede had gedaan.

De Heere werkt echter middellijk en Du Cloux vertelt in het verhaal van zijn leven ook welke middelen daarvoor werden gebruikt. Allereerst waren dat de gesprekken met een ouderling die, zoals hij zelf zegt, 'met getrouwheid mij steeds behandeld heeft en onophoudelijk met mij sprak over de waarheden die ik niet kende'. Vervolgens gebruikte de Heere ook het onderwijs van Du Cloux' schoonvader, dr. N. Westendorp, die hem de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus uitlegde. 'Uren achter elkander', vertelt Du Cloux, 'was hij bezig om mij, die zijn lieveling was, te onderwijzen. De Heere zegende het onderwijs aan mijn verstand; ik kwam tot het onderzoek der Schriften, hoewel mijn hart er voor mijzelven niet in deelde'. Hij kwam nog niet veel verder dan pogingen doen om zichzelf te verbeteren. Vooral toen hij enkele malen ernstig ziek was beloofde hij anders te zullen gaan leven wanneer hij weer gezond mocht worden. Maar daarna ging het toch weer op de oude voet verder.

‘Zoo leefde ik voort totdat het den Heere behaagd heeft mij krachtdadig stil te houden, mij uit den 51sten Psalm als zondaar aan mijzelve te ontdekken, mij op te zoeken als iemand die vertreden lag op het vlakke des velds, met wien niemand medelijden had, die het ook met zichzelf niet had.' Het is daarna altijd een wonder voor hem gebleven 'dat niet ik den Heere gezocht, maar dat Hij mij opgezocht heeft en hoewel het achteraf dikwijls en ook fel bestreden is geworden, nochtans mocht ik mijn eigen doodvonnis billijken, verlichte oogen des verstands door den Heiligen Geest in het dierbare zoenbloed van Jezus ontvangen, mij daarin verliezen, kwijt worden en overgeven en mocht mijn ziel in die oogenblikken een vrede smaken die ik niet beschrijven kan. Wat zal ik den Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? ’

In het strijdperk

Het spreekt vanzelf dat de prediking van Du Cloux van die tijd af grondig veranderde en dat hij daardoor in de gemeenten die hij diende zeer gehefd was, maar ook veel hoorders van buiten zijn gemeenten trok. En daar de Gereformeerde prediking in de Hervormde Kerk in die dagen schaars was kreeg hij ook veel beroepen.

Met toch wel enige voldoening schrijft Du Cloux bij zijn 25-jarig ambtsjubileum: 'Zie ik op alle geestelijke en tijdelijke zegeningen, gedurende dat tijdvak door ons ondervonden en genoten, op de liefde en genegenheid mij door al de gemeenten die ik gediend heb bewezen, op de genegenheid die Gods volk mij allerwege toedroeg, op het voorrecht dat ik door zoovele gemeenten hartelijk en welmeenend als hun herder en leeraar begeerd werd... o mijne vrienden, dan is onze weg tot nu toe bezaai(^ met de achtbaarste gedenkteekenen van Gods ongehouden weldadigheid, goedertierenheid en trouw...'

In Losdorp, zijn tweede gemeente, bleef hij veertien jaar. In 1851 leidde de weg naar 01debroek ('mijn onvergetelijk Oldebroek') waar de Heere hem veel zegen op zijn werk wilde schenken. In de volgende gemeente, Oud-Alblas, bleef hij slechts .een jaar (van 1856 tot 1857) om daarna zeven jaar de gemeente 's Grevelduin-Capelle te gaan dienen. De laatste gemeente lag weer in het hoge noorden, namelijk Spijk (Gr.), waar hij in 1873.om gezondheidsredenen met emeritaat ging.

Niet alleen in zijn prediking was verandering gekomen, ook in zijn opstelling tegenover de synodale organisatie. 'Genade mocht ik van Hem ontvangen om vrijmoedig voor de verdrukte waarheid in onze Kerk uit te komen en daarvoor te strijden.'

Toen de voormannen van het Réveil pogingen aanwendden om het verzet tegen de leervrijheid en tegen de Besturen-organisatie te bundelen werd Du Cloux de centrale figuur in de provincie Groningen. Met een aantal ambtsdragers uit die provincie was hij aanwezig op de hoogst-belangrijke vergadering van 18 augustus 1848 in het gebouw Odéon te Amsterdam, waar met grote eenstemmigheid twee Adressen, één aan de Koning en één aan de Synode, werden verzonden en waar een Verklaring van beginselen werd aangenomen. Men zou deze vergadering kunnen beschouwen als een eerste aanzet om de Gereformeerden in de Hervormde Kerk te organiseren en als een poging om de kerk als geheel terug te roepen tot de belijdenis der vaderen.

Van die tijd af treedt Du Cloux ook meer en meer in het strijdperk. Van zijn hand ziet de ene brochure na de andere tegen de besturen en de reglementen het licht. In 1852 wordt hij redakteur van het tijdschrift 'De Wachter op Sions muur', terwijl hij ook in de kring van de 'Vrienden der Waarheid' een vooraanstaande plaats inneemt.

Toen het moderne tijdschrift 'De Morgenster' hem enige vragen had gesteld antwoordde Du Cloux daarop met een brochure 'Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist'. Daarin komt de zin voor die later nogal eens als een gevleugeld woord is geciteerd: 'De Gereformeerde Kerk is in 1795 gestroven en in 1816 begraven.' Overigens is deze stelling wel zéér aanvechtbaar en gelukkig heeft Du Cloux er zelf niet naar gehandeld, want voor een kerk die dood en begraven is hoeft men niet zo'n strijd te voeren...

Ook in de onafzienbare reeks protesten aan de Algemene Synode komt de naam van Du Cloux herhaaldelijk voor, onder andere in de adhesiebetuiging aan het adres dat de classis Harderwijk in 1854 had verzonden eii3at door vele kerkeraden en gemeenten werd ondersteund. Maar veel groter was het rumoer dat ontstond rondom het bezwaarschrift tegen de Haagse predikant dr. J. C. Zaalberg.

De kwestie-Zaalberg

In Den Haag stond sinds 1854 dr. J. C. Zaalberg, een buitengewoon begaafd en knap, maar ook uiterst-modern theoloog. Tegen zijn beroep naar de residentie waren al bezwaren gerezen omdat hij toen al van zich had doen spreken als een bestrijder van de leer der Kerk, maar ondanks de protesten was hij toch in Den Haag gekomen.

Op Hervormingsdag 1855 hield dr. Zaalberg een preek waarin hij verklaarde dat het Gode onwaardig en in strijd met het Evangelie was dat Christus door Zijn dood de toorn van God zou hebben gestild en God en mens met elkaar verzoend. Zelfs in de Roomse Kerk rees er protest tegen deze preek. Een Haagse pastoor zei dat men van de zijde van de Reformatie al vaak had voorspeld dat de Roomse Kerk ten onder zou gaan, maar dat volgens hem de Gereformeerde Kerk nu niet meer bestond. Want een kerk zonder belijdenis is immers geen kerk! En hier was de belijdenis van de kerk der Reformatie door het ongeloof geheel 'ondermijnd. De pastoor verheugde zich hierover niet, maar hij betreurde het. En hij maande de protestanten vast te staan in het

geloof en in hun eigen Kerk de strijd te blijven voeren tegen modernisme en ongeloof.

Dat was natuurlijk beschamend voor dr. Zaalberg, maar hij werd er niet door afgeschrikt. Integendeel, want in 1856 hield hij twee preken, die ook werden uitgegeven, waarin hij het plaatsbekledend lijden en sterven van Christus met volle vrijmoedigheid tegensprak en waarin hij brutaalweg ontkende dat God door dat lijden en sterven zou zijn \'erzoend. Dat was volgens hem in strijd met het Evangelie.

Hierop schreef Du Cloux in een Open Brief: 'Dr. Zaalberg heeft in zijn brieven en preeken de gansche Nederlandsche Hervormde Kerk in het aangezicht geslagen. Indien zij, die met deze waarheden, welke hij loochent en lastert, en bespot, zijn ingenomen, thans zwijgen, zij zouden zich daardoor, én door hun toezien, aan zulke lasteringen en zonden mede schuldig maken.'

Du Cloux zweeg in ieder geval niet. Namens de Zuid-Hollandse Provinciale Vereniging van Vrienden der Waarheid werd er een aanklacht gezonden naar het classicaal bestuur van Den Haag, ondertekend door de predikanten H. W. A. Verhoeff te Zuid-Beijerland, W. Kraijenbelt te Overschie en A. P. A: du Cloux te Oud-Alblas Zij waren van mening dat Zaalberg niet alleen de leer van de Hervormde Kerk, maar ook de grondwaarheden van het Christendom had aangetast en verworpen.

Wat er toen in den lande loskwam aan reakties grenst aan het ongelooflijke! Het liberale 'Tielsche Weekblad' schreef: 'Wij hebben met verontwaardiging de aanklacht gelezen van de heeren Verhoeff, Du Cloux en Kraijenbelt tegen dr. Zaalberg. Er zijn, naar ons oordeel, geen grooter vijanden van het Christendom denkbaar dan zulke formulierknechten. Diep-te beklagen zijn de leden der gemeente waar zulke leeraars die liefderijke leer van Christus verkondigen naar de liefdelooze begrippen van een verdwaasd gemoed.' Oolc verscheen tegen dit driemanschap een honend spotHed dat wordt toegeschreven aan het liberale Eerste Kamerlid Van Dam van Isselt. Daarvan luidt het eerste couplet als volgt:

Edel Drietal, nooit volprezen, Wat luidt uwe aanklagt Christlijk zoet! Ze is uit de diepten opgerezen Van 't rein en broederlijk gemoed. Géén hield des Grooten Meesters leere Met meerder trouwe nog in eere; Want liefde was de hoogste wet. Door Hem zijn volgeren gegeven: De liefde heeft u aangezet; Door liefde slechts werdt gij gedreven; Met liefde dan uw naam vermeld: Du Cloux, Verhoeff en Kraijenbelt!

Overigens had de aanklacht van de drie predikanten tegen dr. Zaalberg geen enkel resultaat. Het classicaal bestuur verklaarde de aanklacht niet ontvankelijk, aangezien de drie predikanten niet tot de classis 's Gravenhage behoorden en dus met de kwestie-Zaalberg niets te maken hadden...

Twee Spijkers

Tot het laatste toe is Du Cloux aktief gebleven in de kerkelijke strijd. Daarover vertelt dr. R. B. Evenhuis in zijn bekende werk 'Ook dat was Amsterdam' (deel V) nog een leuke anecdote. In de hoofdstad stond lange jaren, van 1837 tot 1870, de zeer vrijzinnige predikant H. J. Spijker. Toen eens aan de bekende predikant-dichter Nicolaas Beets werd gevraagd wat hij dacht van de toestand van de Hervormde Kerk, gaf deze het geestige antwoord: 'De Kerk beweegt zich tussen twee spijkers.' Nu is 'clou' niet alleen het Franse woord voor 'spijker', maar de predikant van die naam stond ook nog in de gemeente Spijk en was dus op twee manieren een 'Spijker...'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1979

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Alphonse Pierre Antoine du Cloux (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1979

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's