Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Langs oude Nederlandse kerken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Langs oude Nederlandse kerken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

- 'JMID Overgenomen uit: 'Langs oude Nederlandse kerken', uitgegeven door Bosch en Keuning N.V., Baarn.

Het gebouw is mede interessant^ daar het in zijn verschillende onderdelen enkele ontwikkelingsfasen der gotiek vertoont, zoals deze zich in de Hollandse gewesten voordeden. Hoewel tnet deze uitspraak de kerk dus een Hollands karakter wordt toegekend, is Vlaamse invloed onmiskenbaar, wat jiiet verwonderlijk is als men in aanmerking neemt dat de Cisterciënser abdij Ter Doest in Vlaanderen, hier uitgestrekte landerijen bezat.

Vlaams is bijvoorbeeld de merkwaardige geveldecoratie van de oostelijke koorgevel met het grote klaverbladvormige spaarveld in de top. De rechte beëindiging van het koor, hoewel vaker voorkomend in het westelijk deel van Zuid-Holland, is hier stellig tot stand gekomen onder invloed van de architectuur der Cisterciënser kloosters, evenals de rechtgesloten koren der Groninger kerken, hoewel deze ouder zijn dan de Hollandse en uitbundiger versierd. Elders in ons land zijn rechte koorsluitingen hoogst zeldzaam, zodat geografische relatie is uitgesloten.

Het koor dateert vermoedelijk uit het begin der veertiende eeuw en is het oudste gedeelte van het gebouw.

De toren is in verhouding tot de kerk vrij laag, mede door het jnkorten van de bovenste geleding in latere tijd. Hierdoor, en mede door de vrij korte spits waarmede de romp is bekroond, heeft het gebouw op het eerste gezicht een archaïserend karakter; de diepe steunberen op de hoeken, de overvloedige toepassing van natuursteen in het benedendeel kenschetsen het echter als een voortbrengsel uit het begin of midden der vijftiende eeuw. Het kwam tot stand bij een éénbeukig schip, waarvan bij de restauratie de funderingen werden aangetroffen en waarvan de afdruk nog op de oostelijke torenmuur duidelijk zichtbaar is. Het jaartal 1754 boven de westelijke toreningang slaat op een reparatie, vermoedelijk samengaand met het slopen van een in steen overwelfd buitenportaal uit het laatst der vijftiende of begin der zestiende eeuw.

Het schip is een merkwaardig representant van een type dat eveneens in de zuidelijke Nederlanden voorkomt. Het is driebeukig van aanleg, waarbij de zijbeuken zijn opgevat als een reeks van in dwarsrichting geplaatste kapellen. Hierdoor krijgt het gebouw uitwendig een levendig aanzien terwijl het inwendige boeiend is door de aaneenschakeling van ruimten. De dwarskapjes, uitgevoerd als open bekappingen, worden gedragen door boogjes tussen pijlers en zijmuren en elke kapel is in de eenheid van het totaal toch min of meer een afgezonderd geheel.

Het schip kwam na de toren tot stand en kan derhalve niet ouder zijn dan het laatste kwart der vijftiende eeuw, zoals ook blijkt uit de koolbladversiering der pijlerkapitelen en de korfbogige vorm der scheibogen tussen de kapellen. Als bouwtijd zou eventueel 1485 kunnen worden verondersteld; in dat jaar stichtte namelijk Heer Wolffert van Borssele, bezitter van driekwart der heerlijkheid Abbenbroek, een kapittel van een deken en zeven kanunniken; hieruit zou de merkwaardige aanleg van het schip zijn'te verklaren: elk der kanunniken had waarschijnlijk een eigen altaar in een der kapellen. De eerste deken was Johan van Kouwenberge; hij schreef een boek, opgedragen aan Karel V, waarin hij de wederwaardigheden verhaalde van de 'Broederschap Ter Gedachtenisse der Zeven Weeën van de Heilige Maagd' en daarbij in het kort 250 der mirakelen vermeldde die hier werden verricht door een wonderdoend Mariabeeld; in dit geschrift vermeldt hij zeven vicarieën die in de kerk een altaar hadden. Pas in 1788 werden de banken der kanunniken in het koor op-- geruimd.

Merkwaardig zijn in het koor de strakke kelkkapitelen der westelijke muurstijlen; ze zijn een vertolking in hout van stenen kapitelen uit de Scheldegotiek, zoals bijvoorbeeld de Sint Bavo te Aardenburg.

Een andere bijzonderheid zijn de potten die in de koormuren zijn ingemetseld, vermoedelijk om acoustische redenen; ze worden dan ook klankpotten genoemd.

In de zuidmuur van het koor is een grafzerkje uit 1461 ingemetseld, waarop een priesterfiguur staat afgebeeld; zegenend legt hij de hand op het hoofd van een jonge ridder; in de linkerhand draagt hij een kelk met een hostie. 'Een dergelijke kelk staat afgebeeld op een zerk in de oostelijke kapel zuidzijde: dat is ten teken dat hieronder een priester ligt begraven. Enkele andere zerken staan tegen de wanden opgesteld.

De restauratie heeft veel goeds gebracht; zo herkreeg de zuidbeuk zijn topgevels die bij een storm in 1747 waren ingestort. Het schip kreeg opnieuw traceringen volgens middeleeuws model in de vensters, grotendeels naar voorhanden zijnde voorbeelden en aanwijzingen; de koorvensters zouden hun eigenaardige profilering danken aan aangetroffen sporen; helaas doen foto's, genomen voor en tijdens de restauratie, twijfel rijzen; het is te betreuren dat bewijskrachtig docementatiemateriaal ontbreekt.

De zuilen van het schip zijn bij de restauratie van hun bepleistering ontdaan, waarschijnlijk omdat men er nutuurstenen ankerlagen in aantrof. Hoe decoratief van aanzien deze banden ook mogen zijn vanwege de afwisseling tussen de rode baksteen, ze hadden slechts de functie dé vrij dunne zuilen tijdens het metselen tegen uitzakken te behoeden; in de halfzuilen, die in verband met de muren zijn opgetrokken komen ze dan ook niet voor. Het voegwerk, van nature ongeschikt om in het gezicht te komen, werd uitgehakt en vernieuwd met sterk verdiepte voegen.

Het schip heeft tengevolge van het schoonbikken der zuilen, en mede door de grauwe bepleistering waarmee het overige muurwerk werd bedekt, een enigszins onbehagelijke sfeer gekregen zodat het geen wonder is dat kort na de restauratie de gemeente liever vergaderde in het intiemere koor: Helaas was dit hiervoor te klein zodat het noodzakelijk was er één travee van het schip aan toe te voegen door het plaatsen van een glaspui ter hoogte van de oostelijke pijlers; het resterende schipgedeelte dient nu als voorkerk. In de glaspui is in het gedeelte tussen de pilaren het vroegere koorhek geplaatst.

Het werd gemaakt in 1625 met gebruikmaking van onderdelen uit een laat-gotische afscheiding. Sommigen achten de kerk vanwege de lage dwarskapellen een proto-type van het kerkbouwsysteem waarbij de langsrichting van het schip gekruist wordt met dwarskapellen; op grond van de aansluiting van het schip bij een vrij laat type toren en ook vanwege de inwendige hoedanigheden (korfbogige scheibogen, de detaillering der kapitelen), moet het gebouw echter eerder worden beschouwd als een late variant op dit zogenaamde Haagse type. Inwendig zou de architectonische onvolkomenheid in de aansluiting van de scheiboogjes tussen de kapellen op de zuilen op een wijziging in het bouwplan kunnen duiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Langs oude Nederlandse kerken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's