Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Èn - èn

Wijlen.dr. A. A. Koolhaas omschreef het profetische spreken zoals we dat in het Oude Testament vinden en zoals dat in de Reformatie weer naar voren kwam, eens als een denken in de tegenstelling: of-of. Dat wil zeggen de Heere óf Baal; genade óf verdienste. Tegenover dit 'of - of' denken staat het synthesedenken dat uitgaat van het 'èn - èn. Ik moest hieraan denken bij de lezing van een artikel van ds. M. P. van Dijk in het oktobernummer van Credo, waarin ds. Van Dijk ingaat op de theologie van Wolfhart Pannenberg, een van de toonaangevende nieuwe theologen, op wiens denken onlangs dr. M. E. Brinkman promoveerde. Van Dijk schrijft over Pannenberg het volgende:

Pannenberg is zeker een van de meest invloedrijke theologen van onze tijd. Wie iets van hem weten wil, als het ware in zakformaat zich enige informatie wil verschaffen, doet goed het werk van Brinkman te lezen. Het geeft een boeiend overzicht, een beknopte samenvatting, een heldere uiteenzetting. Maar hiermee is niet alles gezegd. Hetzelfde wat we ten aanzien van de achttiende eeuw 'zagen moeten wij ook constateren ten aanzien van Pannenberg: aan de ene kant christocentrisch, sterke nadruk op de openbaring, aan de andere kant toch zo' dat het redelijke denken, de natuurlijke religie van de mens worden gehonoreerd. De theologie van Pannenberg is een typisch voorbeeld van een denken dat om de inhoud van het geloof te verifiëren, te toetsen, van de mens en zijn religie uit wil beginnen om zo op het spoor te komen van het antwoord van de mens op de vraag wie God is. Geloven, aldus Brinkman in zijn weergave, is nooit geloven op gezag (p. 59).

De theologie hééft tot taak het geloof te verantwoorden voor het forum van de menselijke rede. Wat tegen de menselijke rede indruist kan nooit voorwerp zijn van geloof. Van geloofsgehoorzaamheid (op gezag) wil Pannenberg niet spreken. Wat het geloof zegt moet voor iedereen te controleren zijn. Het is de, taak van de theologie deze controle uit te oefenen, redelijke verantwoording te geven van het fundament waarop het geloof rust en waarop het bouwt. Openbaring berust op historische gebeurtenissen die in principe door iedereen te kennen zijn (p. 65). Daardoor is het mogelijk de uitgangspunten van het c4iristelijk geloof op hun betrouwbaarheid te toetsen.

Ons blad is geen theologisch blad. Dit brengt met zich mee dat het onmogelijk is diep op deze zaken in te gaan. Het zij genoeg er op te wijzen dat we te maken hebben met een denken van beneden af, van de mens en zijn religie, zijn vragen, zijn zoeken naar zin en betekenis uit, gecombineerd met een vast willen houden aan de waarde van orthodoxe gegevens, die spreken vanuit een denken en geloven dat zijn uitgangspunt vindt in Gods openbaring in Jezus Christus. Geloven en denken kunnen niet tegenstrijdig zijn. Het moet mogelijk zijn redelijke verantwoording te geven.

Geen wonder dat Pannenberg niet veel moet hebben van de reformatorische rechtvaardigings-leer (p'. 50). Hij gaat volgens Brinkman uit van een mensbeeld 'waarin de vrije, zelf zijn weg zoekende mens van de Aufklarung (Verlichting, v. D.) centraal staat' (p. 81). In de rechtvaardigheidsleer onderkent hij 'eerder een mensbeeld van vóór de 'Aufklarung': de onmondige mens die zich voortdurend schuldig voelt...'

Wie de dissertatie van Brinkman leest wordt getroffen door een synthese-denken, dat het èn - èn in zijn vaandel heeft staan, niet het óf-óf. Reformatie èn Verlichdng; geloof èn rede; openbaring èn religie als zoeken naar zin en betekenis; God in Zijn vergevende genade èn de mens in zijn zelfstandigheid en vrijheid. Maar dan wel zo dat de mens en zijn verantwoording in het centrum worden gerukt en tot zeer interessante factoren worden gemaakt. Wat wij missen is vooral de wederbarende genade van de Heilige Geest. Het is het 'natuurlijke' werk van de Heilige Geest in ieder mens waardoor zijn ogen geopend worden voor God en Zijn openbaring. Hij kan daar wel tegen ingaan, maar in principe werkt de Geest in ieder mens als Hij de ogen opent voor de zin van het bestaan en voor de taal van de historische feiten. Maar is hiermee een zeer belangrijk gegeven van de Reformatie niet geschrapt?

Ik meen dat Van Dijk hiermee de vinger legt bij een belangrijk gegeven. Elke synthese tussen geloof en humanisme betekent dat tekort gedaan wordt aan het wederbarend werk van de Heilige Geest, want zo'n synthese-theologie denkt in meerdere of mindere mate optimistisch over de natuurlijke vermogens van de mens. Pannenberg's invloed is vrij groot. Men kornt onder de indruk van zijn denkvermogen. Maar het is veelzeggend dat hij van de reformatorische rechtvaardigingsleer niet veel moet hebben. Komt hij daarmee toch niet op gespannen voet te staan met de kern van het bijbels getuigenis? Of anders gezegd: kan dit denken werkelijk een bevrijdende uitweg bieden aan de moderne mens? Ik meen van niet.

Kinderen aan het Avondmaal?

Regelmatig komen we in de kerkelijke pers artikelen over deze zaak tegen. Ditmaal wil ik iets overnemen uit een artikel in De Wekker, van de hand van dr. T. Brienen. Dr. Brienen schrijft over deze zaak in verband met de bespreking van een opstellenbundel van ds. Visée. Het gaat me nu niet om deze bundel, maar om Brienen's opmerkingen over de deelname van kinderen aan het Heilig Avondmaal.

De eerste serie vragen raakt het artikel over wat ik grofweg wil aanduiden als 'Kinderen aan het Avondmaal? ' Ik heb op zichzelf al bezwaar tegen deze aanduiding alsof er tweeërlei avondmaalsgebruik in dê kerk zou zijn: één voor volwassenen met volwassen geloof en één voor kinderen met een kindergeloof. Wanneer gemeenteleden vanaf zeg 12 jaar avondmaal zouden gaan meevieren, dan zijn ze volwaardige avondmaalsgangers. Vandaar mijn bezwaar tegen termen als kindercommunie, kinderavondmaal. Het tweede waar ik mee zit en waar dieper over gesproken zal moeten worden, is: is het juist te stellen, dat het avondmaal de verlenging of voortzetting van de paasmaaltijd is zonder meer? Het avondmaal heeft de Heere Christus inderdaad ingesteld bij het laatste paasmaal, dat Hij met zijn discipelen gebruikte, maar daarmee is het nog geen voortzetting ervan. Is het niet beter te zeggen, dat het avondmaal de vervulling van het pascha is! Maar vervulling is wat anders en meer dan voortzetting. We vieren bijvoorbeeld öm één ding te noemen het avondmaal nu toch ook niet meer gezinsgewijs zoals het pascha, maar we doen het gemeentegewijs. Dat is anders. Heeft dit andere, dit meerdere, deze gedachte van vervulling ook niet mee te spreken als het gaat over de deelnemers aan het avondmaal? Het is inderdaad zo, dat men wel van goede huize moet komen om Visee te weerleggen dat in de reformatorische kerken - en hij wijst concreet op de situatie in de Paltz - de leeftijd van de toeladng tot het avondmaal lager lag dan bij ons. Ik kan naar aanleiding van een eigen recent onderzoek zeggen, ' dat dit ook het geval was in de Schotse reformatorische'kerken van na de Reformatie. Maar de vraag is natuurlijk: Waar ligt de grensleeftijd? Moeten we die houden op zo'n 12 jaar met uitzonderingen naar boven en beneden, en dat in navolging van de joodse instelling van de barmitzwa? Doch dan kunnen we niet meer spreken over 'kinderen'! En - willen we in de gereformeerde traditie blijven dan ging er aan de toelating altijd onderwijzing en het afleggen van belijdenis des geloofs vooraf! In dit kader heeft dan ook het toezicht en eventueel de tucht rond het avondmaal nog enige zin.

Deze overwegingen verdienen m.i. serieuze aandacht..Of ze dat ook krijgen? Soms krijg je de indruk dat de zaak al beslist is in een aantal gemeenten en dat naar overwegingen als door Brienen e.a. naar voren gebracht, nauwelijks geluisterd wordt.

Uit een interview

Scheps Kerknieuws van 2 november had een gesprek moXds. R. v. d. Berg, Gereformeerd predikant in Ermelo en voorzitter van het Confessioneel Gereformeerd Beraad, een groepering die naar Van den Berg's eigen typering een middenpositie inneemt tussen verontrusten enerzijds en vernieuwers anderzijds . Dat is stellig geen gemakkelijke positie, omdat men van beide kanten klappen oploopt en gevaar loopt naar beide zijden onduidelijk te worden. De eerlijkheid gebiedt, te zeggen dat het CGB in het maandblad Credo een m.i. in vele opzichten geslaagde poging doet bijbels-reformatorische voorlichting te geven, genuanceerd en toch beslist niet onduidelijk. Daarom verdient deze beweging die voluit in de Gereformeerde kerken wil staan en niettemin zeer bezorgd is over de koers van deze - kerken, onze aandacht en ons meeleven. In dit interview komt ook de vraag ter sprake, welke gevaren de Gereformeerde Kerken bedreigen. • Ds. V. d. Berg geeft hierop als antwoord:

Ik zou er vooral twee willen noemen, nl. het anti-, autoritaire denken en het horizontalisme. Het andautoritaire denken gaat uit van de menselijke autonomie. Gezag is dan een vies woord geworden. De menselijke ervaring spreekt dan het laatste woord. Er ontstaat dan een ervaringstheologie die het gezag van Gods woord ontkent. Het horizontalisme komt in veel literatuur voor. De wereld wordt opgevat als een gesloten wereld. Men neemt dan wel aan dat er openbaring bestaat, maar dat is dan een interpretatie van menselijke ervaringen. Altijd weer zie je de mens centraal staan. We vinden dat een aantasdng van het belijdend karakter van onze Gereformeerde Kerken. Wij willen uitgaan van het^ gezag van het apostolisch getuigenis. De apostelen waren niet alleen de eerste getuigen, ze waren ook normatieve getuigen. Tegenover de zo juist ge-, noemde gevaren willen we wijzen op de kracht van de belijdenis. Daarvan willen we de mensen bewust maken. En zo willen we invloed uiteofenen op het grondvlak van de kerk. Als dat verandert, verandert ook de top. Elk grondvlak heeft ook de synode die het verdient. Als je zo bezig bent, dan beweeg je je niet op het terrein van de kerkpolidek. We doen een beroep op de leden van de kerken zelf. We willen de gemeenteleden wijzen op de betekenis van de belijdenis voor deze tijd en een appèl op hen doen om die belijdenis te handhaven. Dan valt niet altijd de invloed af te meten. We zijn ervan overtuigd dat de situaUe in de Gereformeerde Kerken zonder het bestaan van het C.G.B, ernsdger was geweest. We vormen een zekere rem, we doen een appèl op de gewetens.

Is het niet wat negatief om een remmende invloed uit te oefenen? Als een wagen naar de afgrond rolt, kun je door te remmen de ondergang enigszins vertragen. Maar moetje hem niet een andere kant op laten rijden?

Wij zijn niet negadef, omdat we de nadruk leggen op de belijdenis en dat is positief.

Hoe ziet u de toekomst van de Gereformeerde Kerken?

Er zijn geen tekenen van veranderingen in de goede richting te bespeuren. De ervaringstheologie vindt veel ingang, evenals de materialistische exegese.

Het is geen bemoedigend beeld. En als Hervormden herkennen we het maar al te zeer. Met Van den Berg menen we dat inderdaad een leven bij het Woord, een zich gelovig bewust zijn van de kracht van de belijdenis, als een zoutend zout werkt in het geheel van de kerk. Kohlbrugge zou zeggen: Werp het Woord erin, en ge zult wonderen zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's