Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gereformeerde Bond en Samen-op-Weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerde Bond en Samen-op-Weg

Uit de kerkelijke pers

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was te verwachten, dat de verklaring, die het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond uitgaf over Samen-op-Weg, alsmede de lezing, die ds. C. den Boer begin januari hield op de predikantenvergadering van de Gereformeerde Bond, heel wat pennen zou losmaken. De kerkelijke pers heeft één en ander breed weergegeven en ook van commentaar voorzien. In het hiervolgende laten we van de commentaren, die gegeven zijn, het belangrijkste in beknopte zin volgen.
 

Prof. dr. K. Runia in het Centraal van de Gereformeerde Kerken: Weekblad

‘Er is bijzonder weinig kans dat de G.B. ooit tot een afscheiding zal komen. De gedachte van het behoren bij de 'vaderlandse kerk' blijkt nog steeds een (zo niet: de) beslissende rol te spelen. Tenzij er bijzondere dingen gebeuren, zal de G.B. meegaan in de geünieerde kerk en hij zal daar de rol voortzetten die hij vandaag in de Hervormde Kerk speelt.
Waarom zou hij dat trouwens ook niet doen? Als men het nog steeds weet te klaren in de Hervormde Kerk van vandaag, waaron zou men dat dan niet kunnen in de toekomstige geünieerde kerk? '


Prof. dr. J. Douma in De Reformatie, het orgaan van de vrijgemaakt-gereformeerden:

‘Dwaalleer kan niet worden geduld, zegt ds. Den Boer de Schrift na. Maar intussen doen zijn kerk, de Gereformeerde Bond en hijzelf dat wel. En dan moet hij niet het woord verdraagzaamheid gebruiken als hij daarmee wil doelen op een bijbelse zaak. Hij geeft zelf onomwonden toe dat leertucht in de Hervormde Kerk ondenkbaar geworden is.
Teleurstellend
De rede van ds. Den Boer is teleurstellend voor ieder die zich in Nederland nog wil inzetten voor de vereniging van de ware christgelovigen. Ds. Den Boer is namelijk doof voor de boodschap die afscheiding en doleantie hebben gebracht. Met één pennestreek soms doet hij ingrijpende zaken af. Onze afgescheiden en dolerende voorouders staan te kijk als mensen die het geestelijk leven 'min of meer' losgemaakt hebben van een constante betrokkenheid op de levende Christus en de rechtvaardiging van de goddeloze. Hun geschriften enigszins kennend, verwonder ik mij over zo'n  uitlating.
Terwijl zij vaak intens bezig waren met hun persoonlijk geestelijk leven, wisten zij van hun plaats als enkeling in dé gemeenschap. En daarbij leden zij niet aan de kerk door alles over zich te laten komen, maar zij stonden op en gingen achter Christus aan. Zij zeiden niet alleen dat dwaalleer die het hart van het evangelie raakt, niet geduld kon worden, of dat de 'geest-en hoofdzaak'-mentaliteit een 'dodelijke kwaal' was, maar zij handelden er ook naar. Zij zeiden niet: ' 't is dodelijk' om vervolgens te doen alsof het niet dodelijk was, maar zij maakten zich vrij van een tuchteloze kerk en leden zo terwille van de kerk van Christus.
Van dit lijden merk ik bij de Gereformeerde Bond zo weinig. De Bond heeft een positie verworven en handhaaft z'n status quo. Hij kan het, zolang hij de Hervormde Kerk in haar reilen en zeilen maar Hervormde Kerk laat. Zolang de Bond de Hervormde Kerk de Hervormde Kerk laat, laat de Hervormde Kerk de Bond de Bond. Dat zou men een polaire spanning kunnen noemen: veel moeiten, veel spanningen, maar zonder breuk.'
 

Ds. B. J. Aalbers, secretaris - van Samen-op-Weg, in een vraaggesprek in Hervormd Nederland:

‘Het klinkt misschien gek, maar ik zie dit niet als een stap terug, eerder als een stap vooruit. Het is heel logisch, dat de bond als organisatie moest reageren op wat enkele bonders gezegd hebben op de synode. Die uitlatingen gaven een te rooskleurig beeld, maar er is nu de onomwonden toezegging, dat de bond mee gaat doen aan de bezinning en dat heeft consequenties voor de opstelling van de kerken op plaatselijk vlak.

Zo‘n toezegging stelt echt wel wat voor. Als je ergens aan meedoet, maak je je er ook medeplichtig aan. Er blijkt ook uit dat de gereformeerde bond 'Samen op weg' serieus neemt en dat is me heel wat liever dan al die mensen, zoals Ruitenberg in Hervormd Nederland, die steeds maar zeggen dat het niets voorstelt.

Toch zet de bond zich met name af tegen de kenmerken die uzelf als idealen noemde voor de gefuseerde kerk.

Ik vind dat een ongelovige redenering. Den Boer zegt, dat het de vraag is, of die samenwerking het werk van de heilige geest is. Nu, dan moet hij de Geest ook zijn werk laten doen en niet nu al zeggen, dat hij weet hoe die kerk eruit gaat zien. Het steekt me als gezegd wordt, dat in 'Samen op weg' het werk van God niet te zien is. We zullen onszelf moeten afvragen, of we geen aanleiding hebben gegeven voor het feit dat de bond zo'n vertekend beeld heeft van de toekomstige kerk.'


De heer G. de Klerk in het orgaan van de confessioneel-hervormden, het Hervormd Weekblad:

‘Samen op Weg zoekt naar een bijbels verantwoorde vorm van kerkzijn in de (nabije) toekomst. Deze gestalte zal anders zijn dan in dé kerkorde van Dordt (1618-1619) beschreven. Aan deze gestalte ligt de G.B. echter statutair voor anker. Bepaald deze tweespalt niet helemaal het verenigingsstandpunt van de G.B. Maar is het bijbels om een historische gestalte van de kerk maatgevend te maken? Of vraagt de Belijdenis dat van ons? Moeten we zo niet concluderen dat de bezinning binnen Samen op Weg in dit opzicht meer is naar Schrift en Belijdenis dan de bezinning binnen de G.B.? Maar inhoudelijk kan Samen op Weg de inbreng van de G.B. niet missen. Ik ben er van overtuigd dat die bezinning ook welkom is (...)'
 

Drs. H. J. de Bie in het hervormd kerkblad van Huizen (N-H), ook inhakend op de Acte van Afscheiding en Wederkeer:

‘De Gereformeerde Kerken zijn in 1892 ontstaan. Daarin hebben zich verenigd de kerken van de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886).

Wie bij het verbond de nadruk legt op Gods genadige trouw van geslacht tot geslacht, zal de band met de kerk tot het uiterste bewaren. Niet uit een soort conservatisme of gebrek aan moed, maar omdat je hoopt en pleit op Gods genade en van Hem alléén alle heil verwacht en verwachten mag. Dat ligt anders bij degenen, die de individuele verantwoordelijkheid van ieder christen afzonderlijk sterk onderstrepen. Wij treffen dit duidelijk aan in de 'Acte van de afscheiding of wederkering' van 13 oktober 1834. Aanleiding is de schorsing van ds. H. de Cock. Hij had kinderen uit andere gemeenten gedoopt zonder consent (toestemming) van de desbetreffende kerkeraden. Dat mag natuurlijk niet. Volgens de eerste regels van het gereformeerde kerkrecht berust de pastorale zorg voor de leden van een bepaalde gemeente bij de kerkeraad en niet bij een dominee ergens in het land. Aan het slot van deze Acte lezen wij dan: 'Uit dit alles tezamen genomen is het nu meer dan duidelijk geworden dat de Nederlandse Hervormde Kerk niet de ware, maar de valse kerk is, volgens Gods Woord en art. 29 van onze Belijdenis; deshalve ondergetekenden met dezen verklaren: dat zij overeenkomstig het ambt aller gelovigen, art. 28, zich afscheiden van degenen die niet van de Kerk zijn, en dus geen gemeenschap meer willen hebben met de Nederlandse Hervormde Kerk, totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren: en verklaren tevens gemeenschap te willen oefenen met allé ware gereformeerde ledematen en zich te willen verenigen met elke op Gods Woord gegronde vergadering, aan wat plaats God ook dezelve verenigd heeft, betuigende met dezen dat wij ons in alles houden aan Gods heilig Woord en onze aloude formulieren van Enigheid, in alles op dat Woord gegrond, nl. de Belijdenis des Geloofs, de Heidelbergse Catechismus en de Canones (de Leerregels) van de Synode van Dordrecht gehouden in den jaren 1618 en 1619, onze openbare godsdienstoefeningen te richten naar de aloude kerkelijke liturgie; en ten opzichte der kerkdienst en bestuur, ons voor het tegenwoordige te houden aan de Kerkenordening, ingesteld door de voornoemde Dordrechtse Synode.

Eindelijk verklaren wij bij dezen, dat wij onze onrechtmatig geschorste predikant als onze wettig geroepen en geordende herder en leraar blijven erkennen'.

Op onze predikantenvergadering kwam duidelijk de vraag naar voren: Hoe staan wij nu als hervormden en gereformeerden tegenover Afscheiding en Doleantie? Is de Hervormde Kerk nu géén 'valse Kerk' meer? Met daarachter de veel belangrijker vraag: Hoe zien wij het verbond? En verder: Is het juist, het gesprek te beperken tot de gereformeerden? Moeten ook de christelijke gereformeerden daarin niet betrokken worden? '
 

Ds. J. H. Velema in De Wekker, het orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken:

‘Begrijpt men nog wel wat wederkeering in de benaming van deze Acte betekent? Wijlen ds. R. E. Sluiter gaf op de grote herdenkingssamenkomstvan de Afscheiding op 18 oktober 1934 te Utrecht reeds de juiste verklaring: 'Afscheiding van de Ned. Herv. Kerk is wederkeering tot de ware Gereformeerde Kerk, de Kerk der Vaderen'. (Bij de wenteling van het eeuwgetij der Afscheiding, pag. 60).

Men moet dus niet zeggen of suggereren dat de Acte van Afscheiding feitelijk bedoelt de wederkeer tot de Hervormde Kerk en dat de Afgescheidenen dat voor ogen stond en dat wij ons ook zo moeten opstellen.

Dat is onlogisch gegeven het feit dat men zich afscheidde.

Het begrip 'wederkeering' klopt precies in de benaming als men inderdaad met de Afscheiding van de Hervormde Kerk bedoelt de wederkeer tot de aloude Gereformeerde Kerk.

Wel wordt over terugkeer gesproken in de Acte van Afscheiding zelf, maar dan gaat het niet over terugkeer van de Afgescheidenen zelf allereerst maar over de terugkeer van de Hervormde Kerk tot den waarachtigen dienst des Heeren. Tot dat ogenblik verklaart men geen gemeenschap meer te willen hebben met de Ned. Herv. Kerk.

Men kan dit een harde uitspraak vinden. In ieder geval is duidelijk dat de enig juiste, logische en historische verklaring van de uitdrukking 'wederkeering' niet is: wederkeering tot de Ned. Herv. Kerk maar wederkeer tot de Gereformeerde Kerk, zoals die getekend wordt in de Nederl. Geloofsbelijdenis.'
 

In een studieschets van de Mannenbond van de Christelijke Gereformeerde Kerken is kennelijk ook op 'Samen-op-Weg' gereageerd. Ds. J. H. Velema schrijft daarover:

‘In genoemde studieschets wordt o.a. geschreven: 'Vanuit de Kerken der scheiding zal meer dan gebruikelijk is, een weg gezocht moeten worden naar de Hervormde Kerk. Er is binnen die Kerk een krachtig getuigenis van de H. Geest merkbaar. Ik meen dat dit een eerste roeping is voor de gehele Geref. Gezindte!

En na de boven reeds geciteerde zin staat in deze studieschets ook te lezen: 'Het is ook duidelijk in de Bijbel, hoezeer de gehavende en vaak ontrouwe Kerk toch nog ondanks alles, voorwerp blijft van de zorg, de nimmer aflatende zorg des Heeren'. Nu deze gedachten zwart op wit staan in een officiële uitgave van een van onze bonden, bedoeld als leidinggevend studiemateriaal voor de plaatselijke verenigingen komen er toch wel een paar vragen op, die n.a.v. deze zinnen en de verschijning van deze schets gesteld moeten worden.

Waarom moeten we meer dan gebruikelijk is een weg zoeken naar de Hervormde Kerk? Is er een bijzondere reden om dat te doen?

Het antwoord vindt men even verder: er is binnen die Kerk een krachtig getuigenis van de Heilige Geest merkbaar.

Maar dan vraag ik: waaruit blijkt dat krachtig getuigenis van de Heilige Geest? Blijkt dat uit de opstelling, de besluiten, de leiding, de stukken van de Generale Synode? Is dat zó opvallend dat we ongehoorzaam zouden zijn als we daar niet op zouden letten? Of wordt bedoeld dat de Geref. Bond in de loop der jaren - volgend jaar bestaat de Bond 75 jaar - meer invloed heeft gekregen in de Hervormde Kerk, vooral plaatselijk en dat er in vele gemeenten een schriftuurlijke gereformeerde prediking valt te beluisteren? Een zaak waar we dankbaar voor mogen zijn en die we zeker niet mogen onderschatten. Is dat de reden dat er een weg vanuit onze kerken moet gezocht worden, naar de Hervormde Kerk? Of wordt bedoeld een weg naar de Geref. Bond?

En dan de laatst geciteerde zin uit deze schets: de zorg des Heren voor de ontrouwe kerk.

Het is alsof we de argumentatie van een Geref. Bonder horen voor zijn blijven in de Hervormde Kerk.

De vraag mag dan ook gesteld worden - een vraag, die we vandaag vaker horen stellen in allerlei gesprekken, openlijk of bedekt, van de kant van jongeren, maar ook van ambtsdragers wel - staan we vandaag nog achter de Afscheiding? Kunnen we ons afgescheiden-zijn nog handhaven of moeten we proberen op een nette manier te retireren en op z'n hoogst het standpunt innemen: het zal in 1834 nodig zijn geweest, maar vandaag is dat niet meer het geval.

Individueel hebben velen uit de Geref. Gemeenten en uit onze kerken die vraag beantwoord en ze zijn uit verschillende motieven, soms sterk persoonlijk gekleurd door ondervonden teleurstellingen, naar de Hervormde Kerk gegaan - sommigen als predikant; anderen dienen die kerk in het ambt als ouderling en diaken.
Moeten wij hun voorbeeld volgen?

De kernvraag
Ons houdend aan de Acte van Afscheiding is de kernvraag toch altijd nog: is de Hervormde Kerk bijna 150 jaar na dato teruggekeerd tot de waarachtige dienst des Heren? Die vraag moet helaas ontkennend worden beantwoord. In zijn referaat dat ds. C. den Boer hield voor zijn collega's op 3 januari j.l. heeft hij o.a. heel eerlijk geconstateerd: 'De 'geest-en hoofdzaak'-idee is niet overwonnen door de nieuwe kerkorde met zijn artikel 10 over het belijden. Vier decennia barthianisme hebben geen dam opgeworpen tegen wassend modernisme. De richtingen zijn gebleven. Leertucht is ondenkbaar. '


Dr. J. M. Vlijm in deLeidse Kerkbode van de Gereformeerde Kerken:

‘Het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond komt echter in zijn nieuwe verklaring tot het besluit wel mee te doen in de beweging 'Samen-op-Weg', maar, wel op een bepaalde manier. Over die manier hoop ik in een volgend artikel wel iets meer te zeggen. Nu volsta ik met een voorlopige indruk. Het heeft er alles van, dat de Bond wel mee wil rijden, maar alleen in de functie van remmer, een remmer die zich het recht voorbehoudt, neen, het als zijn uitsluitende roeping ziet, naar eigen inzicht de rem te grijpen. Waarschijnlijk zal in de werkgroepen de vraag wel aan de orde komen of de andere inzittenden van het voertuig 'Samen-op-Weg' zo'n 'meerijder' onvoorwaardelijk in die door hemzelf gekozen funktie van remmer kunnen aanvaarden. Zonder rem rijden is roekeloos, maar rijden met de remmen ingetrapt of aangetrokken is voor het voertuig slecht en voor de inzittenden gevaarlijk (...).

De moeilijkheid lijkt mij, dat de Bond zo ongenuanceerd spreekt over de dogmata der kerk, over de bijbelse spiritualiteit. De Bond doet alsof dat vaststaande vanuit de eeuwigheid aangereikte zekerheden zijn. Om alleen het laatste punt te noemen: in de verschillende boeken van de bijbel komen zeer verschillende spiritualiteiten aan het woord, de spiritualiteit van de brief van Jakobus is geheel anders dan die van de brief aan de Romeinen; de spiritualiteit van de Spreuken is een andere dan die van de profeten. In de kringen van de Bond leeft een bepaalde door geschiedenis, milieu en andere factoren gegroeide Nederlandse spiritualiteit, die men in bondskringen argeloos houdt voor de bijbelse spiritualiteit. En zoals die spiritualiteit bepaald is door allerlei factoren, zo ook opvattingen over het gezag van de Heilige Schrift.

In gereformeerde kring hebben wij langzamerhand voor de aard van dat gezag verschillend van boek tot boek, van plaats tot plaats, enig begrip gekregen. Wij zijn, hoe hoog wij de belijdenisgeschriften ook waarderen, tot het inzicht gekomen, dat al die formuleringen het merkteken dragen van hun ontstaanstijd. Dat wil niet zeggen, dat we nu de overgeleverde belijdenis maar van nul en gener waarde moeten achten, maar wel, dat wij niet meer klakkeloos over de belijdenis als spreekregel van de kerk kunnen spreken. De door de Bond ingenomen positie lijkt wel erg zeker, maar in de gesprekken - en ik hoop dat die ondanks de sombere voorspelling van de Bond, op vele plaatsen tot stand zullen komen - zullen vragen aan de orde moeten komen, waarvoor de antwoorden niet uit het arsenaal tevoorschijn kunnen worden gehaald, maar waarnaar wij samen bij het licht van de Schriften en open voor de leiding van de Geest zullen moeten zoeken.'
 

Prof. dr. J. Plomp, tenslotte, heeft nog gereageerd in het Gereformeerd Weekblad (Kok, Kampen) op de ontboezemingen van zijn Leidse collega:

‘Daar wil ik nu even op reageren en wel met twee woorden. Het eerste luidt: begrijpelijk. Wat moet men in 'Samen op weg' met mensen aan wie de order is meegegeven - en die indruk krijgt men uit de verklaring - : ga aan de rem hangen. Mensen die dit doen zijn geen gesprekspartners, zelfs geen remmers, maar spelbrekers.

Maar mijn tweede woord luidt: heet de bonders toch iets vriendelijker welkom. Want in de eerste plaats: de soep wordt meestal niet zo heet gegeten als ze opgediend wordt en waarom zou dat ook niet van deze soep kunnen gelden? Bovendien: men hoeft geen deskundige te zijn in groepsprocessen om te weten dat gezamenlijk overleg een mens wat doet, hem tot ander inzicht brengen kan, ook wanneer hij het gesprek met de nodige skepsis begonnen is. Maar vooral: de bonders horen bij de Hervormde Kerk. Daarom moet het ons deugd doen als zij zeggen zich niet langer aan de bezinning van 'Samen op weg' te willen onttrekken. 'Samen op weg' is pas de moeite waard als het een voluit kerkelijk beraad is. Elke schijn als zou het een club zijn van enthousiasten die minder enthousiasten of, erger nog, twijfelaars in hun gezelschap alleen maar lastig vinden, moeten vermeden worden.’

Ik geef alle hierbovengenoemde stukken door zonder commentaar. Elk stuk is geschreven vanuit de kerkelijke achtergrond van de scribenten. Men herkent deze achtergrond direct. In alle verscheidenheid, die hier zichtbaar wordt, manifesteert zich ook van de kerkelijke verdeeldheid. Daarin zijn we zélf óók betrokken. We hebben allen onze argumenten voor onze kerkelijke positiekeuze. Intussen weten we, dat de Heere God, dwars door onze kerken heen. Zijn Kerk bouwt, ook al laten wij mensen - om een woord van prof. Douma te gebruiken - het kraken en scheuren tot de laatste dag.

Dat neemt niet weg dat we naar elkaar zullen moeten luisteren ook in die verscheidenheid van standpunten zoals die in bovenstaande stukken terzake van 'Samen op Weg' naar voren komen ook als wij zelf van harte kiezen voor een plaats in de 'vaderlandse kerk'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Gereformeerde Bond en Samen-op-Weg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's