Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter aankondiging van een serie 'Orgelbespelingen Oude Kerk Putten' werd een 'infoboekje' uitgegeven. Daarin wordt de volgende nadere uiteenzetting over het 'kerkzegel' van Putten gegeven:

Het motief wijst heen naar hetgeen in deze gemeente in de oorlogsdagen is gebeurd. Vele mannen werden weggevoerd. Zij die gingen en zij die achterbleven hebben elkaar niet weer gezien.

De vrouw - in het zegel - in rouwgebied is een heenwijzing naar de vele moeders, die rouwden om het verlies van hun zoon en naar de vele weduwen, die rouwden om het verlies van hun man.

De vrouw is bezig water te putten. Op de Vale Ouwe van vroeger, op iedere heem (erf) was een put. Dit heeft ertoe geleid, dat nu hier op de Veluwe een dorp Putten ligt. De bezigheid van de vrouw staat dus in relatie met de naam van het dorp Putten.

We zien ook een opengeslagen Bijbel. De Here van dit woord, was ook de Here van het jaar 1944: het jaar, waarin deze gemeente zo zwaar getroffen werd.

Jesaja 54 : 7 verklaart dit nader met: Voor een klein ogenblik heb ik u verlaten, maar... met grote ontfermingen zal ik u vergaderen’.

Zal de scheiding doorbroken worden? Hoe zal dat wezen?

Openbaring 21:6 geeft het antwoord: 'En Hij sprak tot mij, het is geschied. Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstigen geven uit de bron van het water des levens om niet’.

Alpha is de eerste en Omega de laatste letter van het Griekse alfabet, beduidende: het begin en het einde, maar ook, dat niets bij toeval geschiedt. De korenaren willen een symbool zijn van de vruchten des geloofs. De Here wil namelijk op zijn Woord geloofd worden.

Ook op dit zijn Woord geloofd worden, in die zin dat Hij het levende water, de Heilige Geest, zal schenken degenen, die met een leeg hart tot Hem komen, om te worden bediend uit de volheid, die in Christus is en onuitputtelijk is.

Dezen zullen dus tot Hem vergaderd worden en zullen tot hun blijdschap altijd bij Hem mogen zijn. 'En daar zal geen rouw meer zijn.’

***

Charles Burki, op 4 mei 1909 in Magelang geboren als zoon van een gouvernementsambtenaar, zat in de oorlog in Indië in een concentratiekamp van de Jappen, overleefde vervolgens een bootramp, na een torpedo-aanval, op weg naar Japan, toen hij uit het kamp werd overgeplaatst naar Nagasaki en overleefde tenslotte de atoombom, die op Nagasaki werd geworpen.

In een boek boek met tekeningen heeft hij zijn kampervaringen opgetekend. De tekeningen verstopte hij in het kamp onder de grond. Na de oorlog werden ze ongeschonden teruggevonden. Het boek heet 'Achter de Kawat' (achter het prikkeldraad). Daarin zijn ook tekeningen samengebracht van de bootramp en de atoomaanval op Nagasaki. Hoe burki de atoomaanval, die hij als één van de weinigen overleefde, heeft ervaren vertelt hij in het Centraal Weekblad van 3 mei l.l.:

‘In juni '45 werd het duidelijk dat de oorlog dichter bij Japan kwam. De luchtaanvallen namen in aantal toe en er waren meer dan eens luchtgevechten. Toen kwam de 9e augustus. Met een aantal krijgsgevangenen was hij bezig aan een speciaal karwei om de bomvrije rijstschuur van een dikke aardlaag te voorzien om zodoende de rijstvoorraad te beschermen. In de brandende zon liep men af en en aan met mandjes aarde op de schouder. Toen viel de atoombom en wat dacht en voelde Charles Burki op dat moment.’

‘Het eerste overheersende gevoel was er een van opperste verbazing. Je wordt geconfronteerd met iets totaal onverwachts. En die opperste verbazing grenst dan bijna aan het bovennatuurlijke. Is dat nu de dag des oordeels?

Ons kamp lag 700 meter van het punt waar de bom viel. Alles ging razend snel. We zaten plotseling in een vuurstraal van zo'n 2 a 2, 5 km middellijn. Een enorme knal volgde met een geweldige lichtflits, maar de luchtdruk moest nog komen. Dan in twee en een halve seconde een hel verlichte ruimte in de natuur, zó fel dat alle schaduwen verdwenen, zó intens geel dat het leek alsof het licht een bepaalde dikte had. Door die geweldige schok van de luchtdruk werd de opperhuid bij mensen weggeblazen. Het was mij nog mogelijk om in die hitte een paar stappen te doen. Ik schermde mij zo veel mogelijk af, maar toen ik in de ingang van de rijstschuur stond, kwam er weer een grote knal en waren we allemaal bewusteloos.

Later bleken er twee grote ronde gaten in m'n jasje te zitten. Het leek net of ze er met een cirkel uitgezaagd waren. Ik had dus twee brandvlekken, maar ik heb ze niet gevoeld.’

Niemand heeft later kunnen verklaren waardoor het komt dat Charles Burki er zo goed is afgeko­men. De medici zeggen: Burki heeft geluk gehad. 'Dat heb ik ook gehad', zegt hij, 'maar ik voelde mij ook beschermd’.

Afbeelding met de tekst:
* Het resultaat van eerst een paar seconden intense hitte, daarna de enorme luchtdruk die de opperhuid wegblies als cellofaan. (Tekening: Charles Burki).

Bij een dergelijk verhaal realiseert men zich te meer welk een arsenaal van verschrikking en verderf in onze wereld thans, 35 jaar na Nagasaki, voorhanden is.

***

Cor Jongeneel uit Bleskensgraaf schreef een bizonder aardig boekje over de Alblasserwaard onder de titel 'Vierstromenland' (Uitgave de Groot, Goudriaan, 147 pagina's, ƒ 22, 50). Hij geeft een greep uit de kerkgeschiedenis van de Alblasserwaard, resultaatvan speurwerk in kerkelijke archieven en het gemeentearchief te Dordrecht. Het boekje van Jongeneel begint met de dijkdoorbraak op 30 decem­ ber 1658 bij Hardinxveld door kruiend ijs. Ter gelegenheid daarvan schreef de bekende ds. J. van Lodenstein te Utrecht een gedicht, dat we hieronder gedeeltelijk weergeven.

‘Wat dondert daar? Wat ruist daar?
Als de zwalp van grote wateren?
Daar is nu Zijn Hand!
't Meer breekt zijn band
De afgrond barst de sluizen uit
En doet ons 't ijslijk schaterend
geluid In d'oren klateren.
Wat vreselijk gekerm
Roept tot God. Erbarm! Erbarm!
Kom, Kom, Kom. Klok en trom gaat erom
Alles is in roer.
Koopman, burger, boer;
Want de stroom dekt huis en boom
De lucht splijt van 't geloei.
En 't geblaat van kalf en koei
Zie, zie daar, zie daar, zie zie daar!
Steekt er een de kop
Uit de golven op.
D’ander smoort in dod'lijk sop
Dat kostelijke Hollandse Lust-Hof
Is al de lust of
Daar ontlangs 't vee nog weiden ging
Der vissen lusthof
Daar dondert nu de Stem des Heeren
Op grote meren.
Daar is Noachs eeuw! Ziet Uw boog aan
O! Heer der Heeren.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's