Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De inspiratie van de Schrift (1)

Bekijk het origineel

De inspiratie van de Schrift (1)

De Heilige Schrift

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord 'inspiratie' is ontleend aan 2 Tim. 3 : 16: AI de Schrift is van God ingegeven...' De gebruikelijke vertaling van 'ingegeven' (latijn: inspirata) dekt de grondtekst niet volledig. Daar staat, dat de Schrift door God 'geademd' is (letterlijk: heopneust).

Goddelijke en menselijke factor)

De zaak

Het woord 'inspiratie' is ontleend aan 2 Tim. 3 : 16: AI de Schrift is van God ingegeven...' De gebruikelijke vertaling van 'ingegeven' (latijn: inspirata) dekt de grondtekst niet volledig. Daar staat, dat de Schrift door God 'geademd' is (letterlijk: heopneust).

Wat is 'de Schrift'? Uit het tekstverband blijkt, dat we moeten denken aan het Oude Testament (vs. 15). Tegelijk dienen we te bedenken, dat het Nieuwe Testament met het Oude op één lijn staat (2 Petrus 3:2). Dit 'door de-adem-Gods tot stand gekomen zijn' van de Schrift omschrijven we met het woord 'inspiratie'. Men zou kunnen stellen: de 'adem Gods' is een uitdrukking voor: God-aan-het-werk-onder-ons.

Hoe ons dit voor te stellen? De tekst uit 2 Petrus 1:21 geeft hierop een antwoord. Het woord van God kwam niet voort uit het mensenhart. Neen, de bijbelschrijvers stonden onder de drijving van de Heilige Geest. Zij gaven het Woord Gods niet als een luidspreker door. Hun stuwkracht lag in de Heilige Geest. Dat is de reden, dat Calvijn de bijbelse auteurs 'notarissen van de Geest' noemt.

Vragen

Over de inspiratie is veel nagedacht en geschreven. De grondslag van de bijbel is openbaring. Een stuk leven, dat neergedaald is uit de hoge hemel. Maar de boeken van de bijbel zijn niet kant en klaar uit de hemel komen vallen. God komt tot de mensen door te spreken. Hij treedt in communicatie d.m.v. stemmen, gezichten, dromen, visioenen. De grote openbaring van God is die in Zijn Zoon, Jezus Christus.

De openbaring van God kon alleen duurzaam blijven, als ze vastgelegd werd in schriftelijke notities. Dat is immers de enige vorm om een stukje historie te bewaren voor het nageslacht. Daarmee voorkomen we het gevaar, dat de geschiedenis in het vergeetboek raakt. Soms lag er een lange tijdsperiode tussen openbaring en schriftelijke vastlegging. Denkt u met name even aan de tijd van het Oude Testament, toen de schrijfkunst slechts door enkelen werd beheerst. Veeleer was men geoefend in de kunst van het doorvertellen.

Soms vielen beide haast samen. Daar is Jeremia's secretaris Baruch, die zijn brieven optekende. Daar is de apostel Paulus, die zijn brieven schreef of dicteerde.

Deze feiten werpen tal van vragen op. Geven de bijbelschrijvers de juiste weergave van Gods openbaring? Ontmoeten we in de bijbel de openbaring indirekt, in de spiegel van het menselijk getuigenis (Berkhof)? Hebben we van doen met wat feilbare mensen schrijven over God (Labuschagne)? Moeten we bij het bijbellezen er niet terdege rekening mee houden, dat de bijbel ontstaan is in een andere tijd, in een ander milieu en in een ander taalklimaat dan het onze?

Vroeger hoorde men vrijwel uitsluitend spreken over de Heilige Schrift als het Woord van God. Nu is het 'in' alleen aandacht te vragen voor de Heilige Schrift als mensenwoord.

De menselijke factor in de bijbel

Dat deze er is, staat buiten kijf. De bijbel als een veelheid van boeken is geschreven door auteurs van verschillende tijden en kuituren. Ze hadden aan de oud-Oosterse en Hellenistische kultuur deel. Die was heel anders dan die van mensen uit 1980.

Daarbij komt, dat de vorm en zegswijze van de bijbelschrijvers verschilt. De één is breedvoerig, de ander (b.v. Marcus) heeft voorkeur vooreen bondige stijl van schrijven. Amos, de schapenfokker en kweker van moerbei vijgen, is simpel in zijn spreken. David had een dichterlijke en jnuzikale aanleg. Geen wonder, dat hij vele psalmen dichtte. Lukas heeft als 'arts' een heel andere stijl dan Mattheüs. Paulus en Jakobus leggen in de kwestie van het 'geloof' zeer verschillende accenten. Dat hangt samen met hun beider levenservaring. Op velerlei wijze wordt trouwens in de bijbel de auteur van een bepaald Schriftwoord genoemd. 'De gave, die Mozes geboden heeft' (Matth. 8:4); 'wel heeft Jesaja van U geprofeteerd' (Matth. 15 : 7); 'hoe noemt Hem dan David, in de Geest, zijn Heere' (Matth. 22 : 43); 'de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet' (Matth. 24 : 15). Betekent dit dan: zoveel hoofden, zoveel zinnen? Moeten we met een ontleedmes de bijbel gaan opereren en naar eigen goeddunken bepalen: dit is goddelijk en dat is menselijk? Neen, die weg mag niet ingeslagen worden. Wel moet gesteld worden dat de bijbel in een historisch raam staat: mensen (dat is de éne waarheid) hebben gesproken... maar dat van Godswege (dat is de andere waarheid).

Van Godswege

Met dit citaat benaderen wij de boven-historische factor van de bijbel. Wat wij van God weten, dat weten we niet uit het denken en schrijven van knappe en vrome mensen, maar door de Geest, die hen dreef (inspiratie). Kuyper licht dit toe met een beeld. De goddelijke natuur huwt de menselijke. De goddelijke factor der Schrift hult zich in het gewaad van onze gedachtevormen.

Bavinck stelt, dat de Schrift 'product is geheel en al van de Geest Gods èn tegelijk geheel product van de werkzaamheid der schrijvers'. De bijbel aarzelt niet de struikelingen van de gelovigen te vermelden. Maar het is treffend, dat hij zwijgt over eventuele fouten van de bijbelschrijvers.

Het hart van art. 3 van de N.G.B, is vast en zeker deze zin: 'Wij belijden, dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben (het) gesproken, gelijk de Heilige Petrus zegt.' Men mag uit deze zinsnede niet de conclusie trekken, dat aan de gelijkstelling van het geschreven met het geopenbaarde Woord Gods getornd zou mogen worden (J. N. Sevenster).

Het feit blijft staan: Het Woord is historisch en boven historisch. Het 'hoe' van deze verhouding moet thans ontsluierd worden. Hierbij komen we een veelheid van opvattingen tegen.

De mechanische inspiratie

Het woord 'mechanisch' zegt genoeg. Het roept herinneringen op aan iets werktuigelijks, aan levenloze dingen. Zoals een bandrecorder alles opneemt en mechanisch weergeeft, zo zouden de bijbelschrijvers willoze instrumenten, stokken en blokken geweest zijn in de handen van de Geest. Een ander beeld is dat van een schrijfmachine, die slechts weergeeft wat er op aangeslagen wordt.

De Consensus Helveticus van 1675 verklaart plechtig, dat zelfs de Hebreeuwse klinkers en medeklinkers geïnspireerd waren. Haitjema zit ook behoorlijk op die lijn, als hij schrijft over het 'doorvonken van Gods inspiratie tot in de letters van het geschreven woord'. In deze voorstelling van zaken zou de bijbel een volledige gelijkvormigheid van alle bladzijden te zien moeten geven. Maar dat is niet zo! De bijbelschrijvers kunnen we niet losmaken van hun persoonlijkheid en niet pellen uit de historie van hun tijd.

De Heilige Geest bediende zich niet van dode werktuigen. Wel van levende personen, die onderling van elkaar verschillen. Daarvan getuigt het zelfgetuigenis der Schrift.

De dualistische inspiratie

Deze probeert recht te doen aan de goddelijke èn menselijke factor. Een soort compromis tussen de Schrift en de wetenschap. In de bijbel zouden gedeelten staan, die onmiskenbaar door de Heilige Geest zijn ingegeven èn delen, die op feilbare wijze door mensen zijn geschreven.

Met deze Schriftbeschouwing wordt de eenheid en de harmonie der Heilige Schrift doorbroken. Wat nog dieper snijdt: de deur wordt open gezet voor het meest krasse subjectivisme. Het hek is van de dam. Ik, modern mens, stel vast wat ik uit de bijbel aanvaard als Goddelijke geopenbaarde waarheid. Niemand kan precies zeggen wat de kern van de Schrift is. Wat overblijft is een dualisme tussen de 'uitwendige' Schrift èn het 'eigenlijke' Woord van God.

De dynamische inspiratie

In deze gedachtengang wordt tot uitdrukking gebracht, dat de auteurs van de bijbel op een bijzondere manier met de Heilige Geest zijn toegerust. Ze zijn vol dynamiek, bezield. Dat is de kracht van hun verslagen, die betrouwbaar, toch ook menselijk feilbaar zijn.

De Groningse lector dr. Labuschagne slaat deze weg in. Indien ergens sprake is van inspiratie, dan ontwaart hij deze rondom het optreden van de grote profeten. Boeken zijn niet geïnspireerd, mensen kunnen in mindere of meerdere mate door de Geest geïnspireerd uiting hebben gegeven aan hun geloofsopvattingen. Labuschagne voert de romantische voorstelling van de inspiratieleer terug op theorieën, die vóór en rond het begin van onze jaartelli ng door het jodendom zijn ontworpen. Mag men dit zeggen? Het is zeer de vraag welke vorm van het jodendom Labuschagne op het oog heeft. Het Palestijnse jodendom handhaafde het goddelijke èn menselijke aspect bij de teboekstelling van de bijbel. Dat is de lijn van het oudtestamentische denken, waar we volledig achter kunnen staan. Maar het Hellenistische jodendom dacht zich de bijbelschrijvers als met een goddelijke manie te zijn bevangen, die hun eigen identiteit oploste. De Joods-Hellenistische wijsgeer Philo is deze weg ingeslagen. Hij was tijdgenoot van Jezus, leefde in Alexandrië en was van oordeel, dat de profeten in extase gesproken hadden. Hoewel sommige oud-Christelijke schrijvers dezelfde opvatting aanhingen, heeft de kerk als geheel daar 'neen' tegen gezegd, zodat een oud-Christelijk schrijver, Miltiades, zelfs zeggen kon 'dat een profeet (juist) niet in extase moet spreken'.

Wat groter weerstand oproept is het feit, dat Labuschagne geen oplossing aandraagt. Hij verschuift het probleem van de woorden van de in deze vorm tot ons gekomen Schrift naar de min of meer geïnspireerde schrijvers. Wie is wel en wie niet geïnspireerd? Het is een poging om te ontsnappen uit de moeilijkheden van de tekst en terecht te komen bij een 'geïnspireerde' persoonlijkheid achter de tekst. Een afleidingsmanoeuvre, die in de vorige eeuw op dezelfde manier door Schleiermacher werd toegepast.

Zo makkelijk komen ook in deze opvatting de bijbelschrijvers hoogstens op één lijn te staan met al de gelovigen, die door de Geest geleid worden (Rom. 8 : 14). Hoogstens kan er een gradueel verschil tussen de bijbelauteurs èn de gelovigen bestaan. Me dunkt: de inspiratie van de Heilige Schrift is iets geheel eigensoortigs.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De inspiratie van de Schrift (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's