Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij begon tot hen te zeggen: heden is deze Schrift in uw oren vervuld. Lukas 4 : 21

Wij zagen vorige week dat Jezus in de synagoge van Nazareth de boekrol van Jesaja opende en 'deze plaats' vond. Hij las er dus Jesaja 61 voor. Het is hetzelfde als wat al eeuwenlang gelezen is en wat sommige hoorders misschien zelfs wel uit hun hoofd kennen. De godsdienstgeschiedenis kent tal van figuren, die met nieuwe openbaringen komen. Jezus komt niet met iets nieuws, maar met de oude woorden Gods. Maar als Hij er mee komt, is het toch wat anders. Dan is het niet iets van vroeger of iets voor later, maar dan is het voor vandaag: zo gij zijn stem dan heden hoort... Dan is het waarheid die geschiedt, die geloofd wordt of die van de hand gewezen wordt. Dat ook dat laatste kan, is in Nazareth gebleken. Het woord van Jezus is een reuke des doods ten dode, of een reuke des levens ten leven. Het is nooit en nergens iets anders dan dat.

Daarom is het zo'n spannend moment als Jezus het boek sluit, gaat zitten en er zijn commentaar aan toevoegt: zijn intredepreek in Nazareth. Hij sloot het boek en gaf het aan de dienaar terug. Als wij de tekst van Jesaja 61 ernaast leggen zullen wij merken, dat Jezus eigenlijk de Schriftlezing heeft onderbroken. Hij leest door tot en met: om te prediken het aangename jaar des Heeren. Daar volgt bij Jesaja op: en de dag van de wraak van onze God. Dat leest Jezus niet.

Natuurlijk niet, omdat er bij Hem van gericht geen sprake zou zijn. Zoals er nog altijd gedacht wordt, dat het Oude Testament het boek van de wraak en de gerechtigheid zou zijn, maar het Nieuwe Testament van de liefde. Erger misvatting van de Schrift is nauwelijks denkbaar. Wel begint hier al Jezus' commentaar: de Joden zagen een scherpe scheidslijn tussen het heil voor Israël en het oordeel voor de volkeren. Jezus roept het aangename jaar des Heeren uit voor Israël en voor de volkeren. De grens ligt niet bij Israël, maar bij Jezus; die ligt in het geloof of ongeloof in Hem.

De profeten hadden al voor dat antithese-denken gewaarschuwd en gezegd, dat het oordeel, de wraak van onze God, niet alleen over de volkeren gaat, maar ook over Israël zelf. Het begint zelfs bij het huis Gods, opdat Israël zich niet zou beroemen op zijn eigen uitverkiezing. Dat Jezus de Schriftlezing eindigt voordat het gericht ter sprake komt, heeft juist in de synagoge een diepe zin. Het betekent de prediking tot zijn eigen volk, dat het gericht gaan zal over Jezus zelf. Hij draagt het oordeel en de dag van de wraak van onze God is Golgotha. Het aangename jaar wordt aan het volk verkondigd en aangeboden, de dag van de wraak neemt Jezus voor zijn eigen rekening. Hij licht het als het ware uit de Schrift om het borgtochtelijk voor zichzelf te reserveren. Aan Hem wordt het oordeel voltrokken over de zonde van het ganse menselijk geslacht. Daarom kan Hij uitrgepen het aangename jaar des Heeren en dat gelezen hebbende, sloot Hij het boek, gaf het terug aan de dienaar en ging over op de preek.

Wij zouden die preek van Jezus graag willen horen. Wij hebben al vele preken gehoord, tot vermoeiens toe. Sommigen denken heimelijk: als Jezus zelf eens op de preekstoel zou staan en zelf de Schriften uit zou leggen, dat zou wat wezen. Wat zou dat zijn?

Dit zal het wezen: heden is deze Schrift in uw oren vervuld. Deze Schrift namelijk, dat het aangename jaar des Heeren nu is aangebroken. Het gaat hier om een zinspeling op het jubeljaar, waarin de schulden vereffend worden en slaven in vrijheid worden gesteld. Het jaar waarin alles wat in het persoonlijke en maatschappelijke leven was scheefgegroeid, weer wordt rechtgetrokken. Het jaar waarin nederigen worden verhoogd en machtigen van de tronen worden gestoten. Waarin armen, berooiden en beroofden met goederen worden vervuld. Dat is het aangename jaar des Heeren, het evangelie voor degenen, die onder de voet gelopen zijn, vreugde voor degenen, die niet meer zouden weten uit welke hoek nog een blijde tijding zou kunnen komen. Dat verkondigt Jezus, dat kondigt Hij af, dat ligt in Hem besloten. Waar Hij komt, daar komt het jubeljaar. Laat ons verheugd, van zorg ontslagen. Hem roemen, die ons blijdschap geeft. En dat is niet alleen maar toekomst, zoals het altijd geweten is door vromen, die de vertroosting Israels verwachtten. Dat is heden, want, dat brengt Christus met zich mee. Hij ontsluit het koninkrijk en door het geloof in Hem mogen mensen daar burgers van zijn en deel hebben aan dat koninkrijk, en zijn gerechtigheid. Zij mogen vrede hebben met God en met de mensen en zeggen: hoe zal Hij ons met Hem niet alle dingen schenken.

Tijdens onze Israëlreis frappeerde het ons, dat een eerbiedwaardige rabbijn, eerbiedwaardig ook om zijn geworteld zijn in de oude tradities van zijn volk, opmerkte: voor ons Joden bestaat alleen het verleden en de toekomst, het verleden van het verbond en de toekomst van het messiaanse rijk. Het is typisch joods om geen heden te kennen; het heden is voor ons alleen maar een ongrijpbaar moment, op de lange pelgrimstocht van het verleden uit de toekomst Gods tegemoet. Juist die uitspraak maakte ons ervan bewust, van hoe geweldig gewicht dit woord van Jezus is, dat Hij sprak tot zijn eigen volk in de synagoge van zijn vaderstad. Misschien ligt daarin het diepste verschil tussen christenen en joden, dat wij van een heden weten en de Joden niet. De vraag blijft dan wel, of wij ook werkelijk uit dat heden leven, uit het heil, dat in Christus is ontsloten.

Het is in uw oren vervuld. Niet voor uw ogen, zegt Jezus. Voor onze ogen zien wij veeleer het tegendeel en de Joden kunnen ons helpen vanuit hun historische ervaringen de bittere ernst van dat tegendeel scherper onder ogen te zien. Leven uit het heden betekent toch immers geen wereldvreemd idealisme? Het tegendeel: een man uit Nazareth, is deze niet de zoon van Jozef? En kan uit Nazareth iets goeds komen? De waarschuwing is niet overbodig, voor jood en christen niet: Zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.

In uw oren, daar zal toch Israël juist gevoel voor moeten kunnen hebben of krijgen? Hoor Israël, de Heere is onze God, de Heere is één. Hoor Israël: het koninkrijk Gods is nabij gekomen en het is midden onder u. En wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente en tot de synagoge zegt.

Heden, er zijn mensen, ook onder ons, die leven bij gisteren, de goede oude tijd. Anderen leven bij morgen: eens wordt alles anders. De één preekt vanuit gisteren en de ander preekt vanuit morgen en kondigt actieprogramma's af. Beiden zijn voor mij ongenietbaar en vanuit het evangelie van het heden van Christus onaanvaardbaar. Jezus zegt en houdt het ondanks alles vol: heden, nu is de dag des heils. En dat is de schakel tussen verleden en toekomst, het verbindt gisteren en morgen. Wij mogen belijden Hem die trouwe houdt (en dat is waarlijk van gisteren en eergisteren) en die eeuwig leeft (en dat is de toekomst, onze enige toekomst). Zie, Ik maak alle dingen nieuw.

Zo gij zijn stem dan heden hoort... Heden: niet in een verglijdend moment, maar in dit aangename jaar des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Heden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's