Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Keston College

Velen houden zich bezig met de bestudering van de vragen rondom christelijk geloof en communisme. O.a. gebeurt dat ook in het Keston College in Engeland onder leiding van Michael Bordeaux. In het Centraal Weekblad (22/11) richtte dr. J. v. d. Linden onze aandacht op deze boeiende figuur die vloeiend Russisch spreekt, zich diepgaand heeft ingewerkt in de problematiek, over veel contacten beschikt en zich helemaal wijdt aan de vraag: hoe kunnen we onze Russische broeders helpen in hun strijd? Over de werkwijze schrijft v. d. Linden:

'Bordeaux was wel tot de conclusie gekomen, dat de kerken in het Westen toch niet helemaal machteloos zijn. Langzamerhand leerde hij zijn opdracht klaar en duidelijk zien. Het Westen zou ertoe moeten worden gebracht, te delen in de worsteling en het lijden van zovelen in de communistische landen, waar vrijheid van godsdienst wel in de grondwetten is vastgelegd, maar waar niemand voor zijn geloof mag uitkomen buiten kerkmuren, ja waar men blootstaat aan intimidatie en vervolging als men het waagt in woord en daad zijn geloof uit te dragen. Het probleem: te moeten leven in een politiek klimaat, waarin de godsdienst nog wordt gehanteerd als een propagandamiddel - en ondanks alles gaat dat nog steeds door - voelt Bordeaux als het grote onrecht, dat onze broeders en zusters daar wordt aangedaan. Tegen dat onrecht wil hij blijven vechten en hij doet dat met een voor een Engelsman ongewone hartstocht, gedreven door een sterke verbondenheid met zijn lijdende, strijdende broeders en zusters in de kerken van het Oostblok.

Toen hij Keston College oprichtte in 1974 met het doel de situade van de Oosteuropese christenen - maar ook van de joden en de moslims daar - te bestuderen, hoopte hij daarmee te bereiken, dat de kerken in het Westen meer dan tevoren zouden gaan meeleven met de strijd daar en ons te doen beseffen, dat hun strijd de onze is.

Eerst was zijn centrum niet meer dan een luisterpost waar signalen uit het Oosten werden opgevangen. Naast hem werkten toen zes specialisten, door zijn enthousiasme aangestoken. Hun post was een verlaten school in het zuidoosten van Londen. Thans werken er zeker twaalf wetenschapsmensen aan het centrum dat helemaal gemoderniseerd kon worden. Zij verzorgen een wetenschappelijk tijdschrift over godsdienst in communistische landen. Het centrum zendt bulletins de wereld in over de mensenrechten. Niet alleen in het Westen genieten Bordeaux en zijn centrum groot vertrouwen, maar steeds meer christenen in de landen achter het ijzeren gordijn weten Keston College te bereiken met hun noodkreten die smeken om gehoor, daar vaak hun toekomst op het spel staat, zo niet hun leven.'

Bordeaux onderneemt vele reizen en heeft talloze ontmoetingen met christenen in deze landen. Keston College betekent iets voor hen. Zo kan men delen in de moeilijkheden, maar ook de bemoedigende tekenen opvangen die er zijn. Telkens weer blijk dat de kerk leeft, en dat God ook daar zijn gemeente in stand houdt. Het is een goede zaak dat dit instituut op zulk een voorname wijze ons laat meeleven in de worsteling waar de christenen voor staan.

***

De kerk in Pakistan

Jan. J. V. Capelleveen vertelt in Vandaar (nov./dec. nummer) over een bezoek aan de provincie Sind in Pakistan, een droog woestijnachtig gebied. Sinds kort begint in dit gebied in het islamitische Pakistan - een gebied waar de meeste mensen hindoe zijn - ook het Evangelie ingang te vinden. Overigens heeft de kerk in Pakistan het niet gemakkelijk. De zendelingen blijven vreemdelingen voor de Pakistani. Capelleveen merkt dit op, nadat hij eerst verteld heeft hoe hoog genoteerd de gastvrijheid staat t.o.v. vreemdelingen.

'Pas dagen later ging ik beseffen dat die uitleg tevens de plaats van de zending in dit land aangaf. Brun, de Deen, woonde en werkte al jaren in Pakistan. Hij reisde regelmatig heen en weer tussen zijn afgelegen woonplaats en Karachi. En toch was hij voor de Pakistani's nog steeds een vreemdeling.

In wezen geldt dat ook voor de Pakistaanse kerk. Moslims kunnen zich moeilijk indenken dat iemand het christendom kan verkiezen boven de islam. Daar komt nog een moeilijkheid bij. Degenen die christen werden behoorden van oudsher tot de laagsten van de maatschappij, de uitgestotenen. Fred Stock, een zendingswerker met jarenlange ervaring in Pakistan, citeert in zijn boek 'People Movements in the Punjab' een van de eerste zendingsmensen in dat gebied, Andrew Gordon. Deze beschreef de eerste bekeerling: '... een kleine donkere man, lam aan één kant, zachtaardig en bescheiden...'

Het zou tevens een beschrijving kunnen zijn van de kerk van Pakistan. Het is geen kerk die zich groot maakt. Het is eerder een machteloze kerk. Het is een kerk die zich steeds weer door de sociale omstandigheden en een zich breed makende islam teruggedrongen ziet in een sterk isolement en daardoor in zekere zin ook verlamd wordt.

En toch - en dat vergeten we vaak ook te zeggen - is het een groeiende kerk. Volgens Stock was in 1961 ongeveer 1, 36 procent van de bevolking christen. Volgens de jongste statistieken is dat nu 1, 9 procent. Dat wil zeggen dat de kerk sneller gegroeid is dan de bevolking die op het ogenblik met niet minder dan drie procent per jaar toeneemt. Volgens Stock waren er in 1961 zo'n dikke half miljoen christenen in Pakistan. Nu zijn het er bijna anderhalf miljoen.

Pakistan is van het begin af aan een islamitisch land geweest. Toch waren er in het verleden regeringen die daar niet al te sterk de nadruk op legden. Tegenwoordig wordt het land geregeerd door politici die daar juist wel de nadruk op leggen. Van hogerhand wordt geprobeerd de islamitische gedachten door te laten dringen op alle terreinen van het leven. De wetgeving van de koran is bepalend voor de wetgeving van het land. Terwijl ik er was vond ik in een Pakistaanse krant een bericht dat een slager wegens prijsopdrijving veroordeeld was tot 5000 roepia boete (ruim duizend gulden)... en vijftig stokslagen.

Toch was iedereen die ik sprak het erover eens dat het land nu meer open staat voor het Evangelie dan zo'n tien jaar geleden.

Het Pakistaanse Bijbelgenootschap meldt dat in 1979 ruim vier maal zoveel bijbels en bijbeluitgaven verspreid werden dan in 1975.

Een Pakistaanse seminarieprofessor vertelde me dat hij langzaam maar zeker met zijn studenten wordt geaccepteerd door de bevolking. Hij is weggetrokken uit het traditionele missiestation, waar een kerk, een school en een internaat staan en waar de studenten eigenlijk alleen maar met geloofsgenoten in aanraking komen. Hij woont nu met zijn studenten in een soort Pakistaanse Bijlmermeer, waar verder geen christenen wonen. Heel langzaam begint hij nu het vertrouwen van de omwonenden te winnen.'

Ook hier zien we hoe er van de gemeente als zij zich waarlijk als christelijke gemeente aandient toch werfkracht uit gaat. Moeilijk blijkt het om de mensen die toetreden tot de gemeente vast te houden. De kerk beschikt over te weinig medewerkers, predikanten en evangelisten, om de mensen pastoraal te begelei­ den. Toch gaat het werk voort. Het Evangelie vindt toch ingang.

***

Kernenergie en energieschaarste

Het blad Ons contact, gaf een themanummer over 'Kernenergie en kernwapens' uit. Dit orgaan wordt uitgegeven door het landelijk verband van Staatkundig Geref. Studieverenigingen en verschijnt 4x per jaar. De abonnementsprijs is ƒ 12,50. Dit losse nummer kost ƒ 2,50, en is te verkrijgen bij de redactie, Lakerveld 35, Lexmond. Naast een artikel over de technische achtergronden van kernenergie en kernwapens volgt een ethisch commentaar van de hand van de heer Scholten: Is gebruik geoorloofd?

Over de kernenergie merkt Scholten het volgende op:

'Kernenergie biedt zich aan als oplossing voor het energieprobleem.
Het is in brede kring duidelijk geworden, dat wanneer wij op de huidige voet doorgaan met ons energieverbruik, er binnen afzienbare tijd energieschaarste zal optreden. De publikaties van de Club van Rome mogen wellicht overtrokken zijn geweest, maar dat er grote problemen zullen komen, is zeker. Het eenzijdig gebruik van fossielen-energie die wij uit de bodem opdelven (steenkool, aardolie, aardgas) leidt onherroepelijk tot uitputting. Wanneer dat zal zijn, is niet van principieel belang. Vast staat, dat dat ogenblik komt, wanneer we zo doorgaan als wij nu doen, en dat binnen enkele tientallen jaren. Wij maken onnoemelijk veel sneller op, dan de aarde nieuw kan aanmaken. Trouwens deskundigen verzekeren ons, dat wanneer we onbeperkt doorgaan kolen, olie en gas te stoken om in onze energiebehoefte te voorzien, er zoveel kooldioxyde in de lucht komt, dat het klimaat enkele graden warmer wordt, wat nieuwe ongekende problemen kan geven (denk aan het smelten van het poolijs).

Tenslotte geeft het feit, dat het ene volk rijker bedeeld is met fossielen-energie in zijn bodem dan het andere - en sommigen zelfs helemaal niet - politieke problemen, die nu al voelbaar zijn (denk aan de olie in de internationale politiek) en die steeds klemmender zullen worden, naarmate de schaarste groter wordt.

Lijkt kernenergie dus een aanlokkelijk alternatief, de bezwaren zijn anderzijds van niet geringe betekenis. Ik vat ze samen in vijf punten:

1. Het afvalprobleem. Waar moet de radio-actieve afval blijven? Dumpen in de oceaan. Opbergen diep in de aardbodem, in zoutkoepels. Wegschieten in de ruimte. Allemaal in de hoop, dat onze berekening dat het wel veilig zit, over een paar eeuwen nog blijkt te kloppen. Lekkerkerk bewijst, dat dergelijke berekeningen na korte tijd al fout kunnen blijken te zijn en dan is Lekkerkerk nog maar kinderspel vergeleken bij wat er met kernafval kan gebeuren. In ieder geval belasten wij met ons afval ons nageslacht tot in lengte van jaren met een dodelijke erfenis.

2. De kans op ongelukken, die kan men zo klein mogelijk maken. Vanuit de Schrift (eerbied voor het leven) is dat plicht. Maar al kunnen wij nog zulke goede veiligheidsmaatregelen uitdenken, wij zullen altijd met mensen te doen hebben. Feilbare mensen. Denk aan Harrisburg. En een ongeluk met een kerncentrale kan katastrofale gevolgen hebben, niet voor duizenden mensen maar voor miljoenen, niet voor jaren maar voor eeuwen. Hoe meer kerncentrales, hoe gewoner, hoe meer men eraan gewend raakt, hoe groter de kans op een ongeluk.

3. Niet alleen blijft de mogelijkheid bestaan van een ramp door menselijke fouten. Het gevaar van terrorisme is niet minder reëel. Een kleine groep extremisten kan door een kerncentrale te bezetten een heel volk 'kapen', 'in gijzeling houden'.

4. Gesteld dat het mogelijk is, deze veiligheidsproblemen te bedwingen en terug te brengen tot 'aanvaardbare' risico's. Ik veronderstel dat dat mogelijk is. Maar dat betekent wel in de praktijk een beveiligingssysteem dat tendeert naar een politiestaat. Het bewakingsapparaat wordt een 'staat in de staat'. Zie het in 1978 in West-Duitsland verschenen boek 'De atoomstaat' van Robert Jungk. De afhankelijkheid van kernenergie maakt ontzaglijk kwetsbaar.

5. Veiligheidsmaatregelen kunnen voor gewone tijden voldoende zijn, maar zijn nooit opgewassen tegen oorlogsgeweld.

De conclusie ligt voor de hand. Al is kernenergie op zichzelf niet te veroordelen (een belangrijk voordeel is ook de relatieve 'milieuvriendelijkheid' zolang alles goed gaat), toch zal onze voorkeur uitgaan naar andere energiebronnen. En gezien de reeds genoemde bezwaren van een ongelimiteerde aanwending van steenkool, aardolie en aardgas, zal het niet alleen de moeite en de kosten lonen, maar is het m.i. dure plicht, dat de bruikbaarheid op grote schaal van alternatieve energiebronnen naarstig wordt onderzocht: zonnewarmte windenergie, de kracht van de getijden, waterval e.d. Te veel wordt dit nog laatdunkend afgedaan als hobbyisme van linkse wereldverbeteraars.'

Scholten stelt ook de vraag: Waar komt dit energieprobleem vandaan? Hij wijst op het gevaar van roofbouw dat we plegen op de schepping, op de weigering om te versoberen, op de overdreven luxe en weelde waar we in leven. Hij pleit voor een bijbelse maatschappijkritiek in het licht van 1 Kor. 7, 31 en Lev. 25. Ook ten aanzien van kernwapens is de auteur zeer beslist: kernwapens zijn niet geschikt om er oorlog mee te voeren. Ten aanzien van het afschrikkingseffect stelt de schrijver eveneens kritische vragen. Vager en onduidelijk wordt het als het gaat om de vraag: afschaffen of niet? Scholten wijst de IKV-leus af, wijst op het Russische gevaar, spreekt over de waanzin van de bewapening, en noemt tenslotte de noodzaak van bidden en vasten. Wie zal hierin de schrijver niet bijvallen? Toch meen ik, dat zeker in een orgaan dat politieke voorlichting wil geven, er meer gezegd moet worden. Ik kan de aarzeling van de schrijver volledig begrijpen. Ik deel zijn verontrusting. Maar ik vraag me af: Zou de auteur er ook niet goed aan gedaan hebben alle politieke alternatieven op een rij te zetten. Nu krijg je de indruk dat de keus is: Het IKV of de Russen. De kritische opmerkingen mogen de schrijvers een bewijs zijn van de aandacht waarmee we kennis namen van het ons ter bespreking toegezonden nummer. De thematiek moet ieder die zich verantwoordelijk weet voor leven en samenleven toch bezig houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's