Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Walter Trobisch: 'Ik ben zestien', uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes, Paperback, 172 pag., prijs ƒ 14, 90.

Opnieuw een uitgave in Nederlandse vertaling van de kort geleden overleden Oostenrijkse predikant Walter Troh.

Vooral door één van zijn eerste publikaties 'Ik had een meisje lief' heeft ds. Trobisch in vele landen grote bekendheid gekregen. Sindsdien zijn vele boekjes gevolgd, die zich vooral richten tot jongeren en duidelijk voorzien in hun behoeften aan geestelijke leiding.

Trobisch bleek een goed pastor te zijn, die het verten van jonge mensen wist te winnen en een uitgebreide korrespondentie met velen van hen onderhield.

In bovengenoemd boekje volgt Trobisch weer zijn bekende methode nl. de publikatie van een briefwisseling, nu met een twintigtal jongens en meisjes van omstreeks zestien jaar (uiteraard met hun toestemming). Deze jongens en meisjes schrijven openhartig en duidelijk over problemen waar ze mee zitten op weg naar het volwassen worden, zoals het hebben van een vriendje, geslachtsgemeenschap voor het huwelijk, 'zelfbevrediging', eenzaamheid, onzekerheid, behoefte aan geestelijke leiding, enz. Trobisch geeft vanuit zijn bijbelse achtergrond op een fijne manier duidelijke antwoorden, waar althans deze jongeren houvast aan hebben. Hij wijst vooral op de betekenis van het gebed en het luisteren naar Gods stem in de Heilige Schrift. Soms zou je hier en daar wat meer diepgang in de adviezen willen ontdekken, maar het is de vraag of dit niet een onbillijke opmerking is ten aanzien van deze raadsman en zijn zestienjarigen.

Opmerkelijk is dat uit de brieven van deze jongeren blijkt dat bijna niemand van hen echt begrip en vertrouwen vindt bij de eigen ouders. Dat houdt stellig verband met de 'moeilijke' leeftijd, maar legt toch ook wel de vinger bij een gevoelige plek. Het is blijkbaar voor ouders en ouderen een grote kunst (die je eigenlijk heel vroeg moet aanleren) om werkelijk in gesprek te zijn en te blijven met je kinderen Trobisch geeft daartoe aan 't eind van zijn boekje een aantal aanwijzingen, die echter in hun beknoptheid nogal gekunsteld aandoen. Al met al is dit toch een waardevol boekje. Voor jongens en meisjes die in hun groei naar de volwassenheid openstaan voor geestelijke leiding vanuit de Bijbel. Maar ook voor ouders en ouderen, om iets meer zicht op en begrip voor deze jongeren te krijgen. Dat is toch wel erg nodig, om niet al te zeer te kort te schieten in onze pastorale zorg voor elkaar, in onze gezinnen en bijv. in ons jeugdwerk.

H. J. Smit

Robert D. Brinsmead: Dit is écht leven; 104 pag., ƒ 7, 95 (over te maken op giro 3410100 van de Stichting Aktueel Evangelie, Postbus 25, 9530 AA Borger).

De Australische auteur schreef een boekje van evangelisatorische aard. Hij zoekt blijkbaar eerst een platform waarop hij het met alle weldenkende mensen eens kan zijn over het waarachtig menszijn. In dit stadium geeft hij een aantal goede tips met betrekking tot de lichamelijke gezondheid, maar dan komt hij via de mentale gezondheid tot de conceptie van totale gezondheid, waar ook een goede verhouding tot God door het geloof in Jezus Christus een onmisbaar onderdeel van vormt. Zo treedt hij op een moderne, typisch angelsaksische, manier in het voetspoor van de klassieke apologeten. Ter kennisname aanbevolen.

J. H.

Prof. dr. W. H. Velema: Midden in de maatschappij; over ethiek en samenleving, uitg. J. H. Kok-Kampen, 160 pag., ƒ 18, 50.

Opnieuw een bundel artikelen van deze produktieve auteur. Het vak ethiek is zeer veelzijdig. Ook in dit boek ontbreekt de standpuntbepaling inzake hete hangijzers als abortus en euthanasie niet - bijvoorbeeld in het opstel waar de schrijver het thans veelvuldig gehanteerde begrip 'beschermwaardigheid van het menselijke leven' kritisch onder de loupe neemt. Maar daarnaast biedt dit boek overwegingen over zo uiteenlopende onderwerpen als 'Over het waarderen in cijfers van leerlingen', 'Ethiek van het recenseren', 'Evangelie en media in het licht van de ethiek'. De naam van een auteur kan de waarde krijgen van een degelijk handelsmerk. We zouden dan bij het zien van de naam Velema direkt kunnen stellen: goede wijn behoeft geen krans. Maar daarmee zouden we zeker onrecht doen aan de schrijver. Het is geen geringe opdracht telkens nieuwe terreinen vol voetangels en klemmen te betreden en daar het spoor van een voluit gereformeerde ethiek uit te stippelen. Wie telkens weer een eerste woord spreekt mag verwachten dat er wordt na-gedacht en doorgedacht over wat als materiaal ter bezinning is aangedragen. Dit boek van Velema vraagt niet zozeer om lovende kritiek. Het doet veeleer een appèl, het geeft huiswerk op. De uitdaging wordt gesteld om vanuit de gereformeerde ethiek up to date en to the point te zijn.

J. H.

Dr. J. P. Versteeg, Oog voor elkaar, Apeldoornse Studies nr. 15, 112 biz., ƒ 18, 90, Kok, Kampen 1980

In het Nieuwe Testament komen we veelvuldig het woord 'elkaar' tegen, op tal van plaatsen in een algemene, niet-theologische betekenis, maar op vele andere plaatsen in verband met het gemeentezijn. Merkwaardigerwijze ontbreekt een behandeling van dit woord in de grote woordenboeken. Ten onzent wees Bolkestein enkele jaren geleden op de betekenis van dit woord en het specifieke gebruik ervan in het Nieuwe Testament.

Versteeg heeft in dit boek, de uitwerking van een rectorale rede in Apeldoorn, deze leemte trachten op te vullen door een uitvoerige bespreking van alle plaatsen waar het woord 'elkaar' in een theologische betekenis voorkomt en voor de leer aangaande de kerk van belang is. En het mag gezegd: het is een zeer geslaagde poging geworden. Het boek dat voor ons ligt, bevat een schat aan uitlegkundige gegevens.

De strakke opzet waarbij de volgorde van de bijbelboeken is aangehouden en elke plaats afzonderlijk behandeld wordt, maken het boek ook zeer bruikbaar als naslagwerkje. De teksten zijn bovendien in de kantlijn aangegeven en in een overzicht achterin nog eens apart genoemd, zodat ook dat het opzoeken en naslaan vergemakkelijkt.

In hoofdstuk 3, de conclusies, wijst de schrijver erop dat het leven van de gemeente gekarakteriseerd kan worden als 'er met elkaar zijn' (de in Christus gegeven eenheid) en het 'er voor elkaar zijn' (de roeping). Het is niet moeilijk hierin de opzet van antwoord 55 van de Catechismus terug te vinden. Op de achtergrond staat ook de beeldspraak van lichaam en leden (1 Cor. 12).

Waar men deelt in het heil, leeft men met en voor elkaar. Buiten dit heil staande, staat men tegenover elkaar. Dat is ook voor de gemeente altijd weer de verzoeking. De zonde dreigt splitsend te werken. De gemeente staat in de spanning van het 'reeds' en 'nog niet'. Er zijn een aantal motieven te ontdekken, nl. het trinitarische, het heilshistorische, het missionaire, het eschatologische motief en het vervolgingsmotief. En niet te vergeten: het motief van de lofprijzing op God. Vooronderstelling bij dit alles is de eenheid van de gemeente die overigens verscheidenheid niet uitsluit. Uniformiteit is dodelijk voor het dienen van elkaar.

De wederkerigheid behoort tot de essentie van het gemeente-zijn. De schrijver gaat niet in op de gevolgen van een en ander voor gemeentevormen en - strukturen. Wel wijst hij erop wat het aspect van het er voor elkander zijn betekent voor de ambten. Maar de nieuwtestamenticus laat het aan de dogmaticus en de praktische theoloog over conclusies te trekken.

Dat is uiteraard in het kader van deze studie begrijpelijk. Ik meen intussen dat het betoog van Versteeg, hoe streng ook opgezet, niettemin praktisch veel te zeggen heeft, juist in onze tijd. De exegeet drukt ons er met bovenop dat de kerk geen kerk van ambtsdragers mag zijn waarbij het gemeentelid uit het vizier verdwijnt. Zijn studie draagt waardevol materiaal aan voor de doordenking van de vraag: Hoe gemeente te zijn in de moderne wereld? Mij heeft bijzonder getroffen van hoeveel belang juist dit nieuwtestamentisch kerkbeeld is voor onze tijd. Wij zullen het daarbij niet primair moeten zoeken in struktuurverandering. Versteegs betoog laat immers zien hoe bepalend voor het gemeente-zijn is de verankering in het heil van de Drieënige God. Maar dat heeft wel gevolgen. En omgekeerd: Als er geklaagd wordt over het gebrekkig funktioneren van de gemeente, zou dat wellicht ook wijzen op een manco juist als het gaat om. die verworteling in het werk van God? Maar deze vragen gaan een recensie te boven. Onnodig te zeggen dat ik dit boek van harte aanbeveel aan predikanten en gemeenteleden. Het boek biedt ook voor de prediking een geweldige stimulans.

A. N.

Hans Küng, Bestaat God? , Antwoord op de vraag naar God in deze tijd, 852 bIz., 167, 50, Uitgave Gooi en Sticht, Hilversum 1978.

In deze omvangrijke studie gaat de schrijver in op de vraag van vele van onze tijdgenoten, of God bestaat, of geloven in Hem nog wel zin heeft. De auteur schets de ontwikkeling van het moderne denken van Descartes en Pascal, is uitvoerig in gesprek met de atheïstische filosofen en denkers als Freud, Feuerbach, Marx, Nietzsche, Bloch, e.a. Zijn stelling is dat het bestaan van God niet aangenomen kan worden op grond van een bewijs, maar alleen op een in de werkelijkheid gefundeerd vertrouwen.

De schrijver zoekt niet alleen een ja tot God, maar speciaal tot de God van de Bijbel. Vragen inzake de relatie tot de werelgodsdumen, het Oude Testament en het christelijk getuigenis komen dan ter sprake. Küng probeert het-fHüsufisch Godsbeeld en het bijbelse met elkaar te yerzoenen.

Het is een indringend geschreven boek dat brede informatie geeft en dat met name diegenen die in de evangelisatorische arbeid betrokken zijn en met moderne vragen in aanraking komen ter lezing aanbevolen is. De lezer krijgt tegelijk een boeiend overzicht van-het filosofisch denken mee.

Küngs boek staat, ondanks alle aanvallen van de zijde van Rome, toch typisch in de roomse traditie. Deze traditie poogt de auteur te verzoenen met een modern-kritische houding. Openbaring en weten­ schap worden sterk op elkaar betrokken. Dat gaat m.i. ten koste van het Schriftgetuigenis.

Er zijn dan ook vele kritische vragen te stellen. Maar dat zou het karakter van dit blad te boven gaan. Ik mag de belangstellende lezer daarom verwijzen naar een uitvoerige bespreking mijnerzijds in het eerstkomende nummer van Theol. Reformata. Bezwaren tegen dit boek nemen toch niet weg dat we er veel uit kunnen leren. Het boek is glashelder geschreven en boeit van begin tot eind, vooral doordat Küng vele biografische details vermeldt.

Wie de moeite neemt deze 'turf' door te werken, zal daar geen spijt van hebben. Het onderwerp is het waard. Want de vragen die Küng aan de orde stelt komen in andere vorm op huisbezoek of op catechisatie of in een godsdienstles aan de orde. Daarom kunnen we ons aan de bezinning niet onttrekken, ook al zullen we op beslissende punten andere wegen gaan dan Küng wijst.

A. N.

Gien Karssen, Een vrouw zegt ja, een Telos-boek, Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, prijs ƒ 17, 50.

We kennen Gien Karssen vanuit haar boeken 'Manninne'; 'Nogmaals Manninne' en 'Eenvrouw naar mijn hart'. Zij schreef uitgebreid over vrouwen in de Bijbel. In dit boek 'Een vrouw zegt ja' vinden we tal van gesprekken om vrouwen te helpen van hun leven in al zijn volheid te leren genieten. Voor zowel alleenstaande als gehuwde vrouwen. Gien Karssen gaat er vanuit dat elke vrouw pas volmondig ja zal leren zeggen tegen het leven en zichzelf, als ze eerst ja zegt tegen God.

Roeping en verkiezing vinden we verwerkt in de inzet van dit boek: 'Vanaf het prille begin'. Is er een plan voor ons leven? Is de mens op aarde met een vooropgezet doel? In Jezus Christus ligt het hele leven van de mens besloten! Gien Karssen worstelt met de vraag of er eigentijdse mensen zijn die nog geloven dat een mens vanaf zijn geboorte door God wordt afgezonderd en geroepen. Zij zelf weet zich er een levend bewijs van. Indringend schrijft ze over eenzaamheid. Ga afzien van jezelf en leef voor een ander, want niemand die voor een ander leeft is echt eenzaam. In gesprek over vriendschap, over alleenstaan. Zonder tekort te doen aan het huwelijk benadrukt zij dat het ongetrouwd-zijn eigen kansen heeft. Hoofddoel daarin is niet zelfbetrokkenheid, maar het zich geven aan God. Zo is Gien Karssen in gesprek. Zij geeft konkrete antwoorden en wekt op tot gebed: Begin de dag met God. Aan het slot van haar boek geeft ze wenken voor gespreksgroepen. Het beste komt nog...' 'Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God bereid voor degenen, die Hem liefhebben'. We zouden nader op details in kunnen gaan en hier en daar een vraag kunnen stellen. We doen het niet, omdat wè van mening zijn dat een aergelijk boek in een tijd van feminisme en ik-gerichte emancipatie verdient gelezen te worden. Door vrouwen, maar ook door mannen. En vergeet de vragen bij de verschillende hoofdstukken niet te beantwoorden. De aangegeven extra studie aanbevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1980

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1980

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's