Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Diakonaat en gemeente

Op de najaarsvergadering van de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk is uitvoerig gesproken over het blad van de Generale Diakonale Raad, en in verband daarmee over de verhouding tussen diakonaat, gemeente en de wereld. De commissie van rapport (voorzitter ds. A. Polhuis) had naast waardering ook kritiek op het beleidsplan van de GDR. De GDR legt nadruk op het steunen, het vormen en toerusten van de diaken. Vooronderstelling is dat de diakenen de handen zijn van het lichaam van Christus. Maar zo stelde de commissie: Deze visie staat op het ogenblik in de wereldkerk onder zware kritiek. Is dit niet, zo zegt men, de theologie van de rijke, bezittende klasse die wat over heeft voor de armen? Die kritiek komt met name van hen, die willen theologiseren vanuit de positie van de mensen die aan de rand van de samenleving zijn komen te staan, de armen en verdrukten. Zij vormen hèt lichaam van Christus, want in de armen van de samenleving licht de gestalte van de Messias op. De commissie is van mening dat deze visie te weinig doorklinkt in het beleid van de GDR en dat men te weinig vernieuwende impulsen geeft aan het diakonaat, waardoor misschien een nieuw soort diaken uit andere bevolkingsklassen zou kunnen opkomen. Het Nieuwe Testament spreekt van de dienst van Christus aan de wereld. Daarom moeten we op onze hoede zijn, zo stelt de commissie voor het gevaar van een al te kerkelijke aanpak.

Wat de commissie bepleit zou men dus een maatschappijkritische benadering van het diakonaat kunnen noemen vanuit de gedachte van de kerk voor de armen, terwijl voorts meespeelt een visie op de wereld die sterk vanuit een universele verzoeningsleer gedacht is. De voorzitter van de GDR, ds. k. Romein, heeft ter synode een uitvoerig weerwoord gegeven op de kritiek van de commissie. In Diakonia van jan. 1981 doet Hein Jansen daar verslag van:

Puntsgewijs wil ik de volgende verduidelijkingen en tegenwerpingen maken, aldus ds. Romein:

1. 'De GDR voelt er niet voor af te wijken van 'Teken van leven'. Daarin werd duidelijk en principieel positie gekozen voor het diakonale werk in de gemeente. De gemeente, waarvan wij in alle bescheidenheid en dankbaarheid lidmaten mogen zijn door geloof en doop.

2. De wortel van het hele leven van de gemeente is de dienst van Christus, zijn diakonia der verzoening, aan het kruis volbracht. Zijn dienst gaat aan de onze vooraf, is daarvan oorsprong, de mogelijkheid, de wortel.

3. Onder gemeente verstaan wij, in gemeenschap niet de belijdenis, 'dat de Zoon van God uit het ganse menselijke geslacht zich een gemeente tot het eeuwige leven heeft uitverkoren, door zijn Geest en Woord in de enigheid van het ware geloof, van het begin der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt en dat ik (ook wij als diakenen van de hervormde kerk) daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig blijven zal' (Heidelbergse Catechismus, zondag 21).

4. Deze gemeente krijgt een bijzondere opdracht voor de armen, de berooiden en de gemarginaliseerden van de wereld en de samenleving. Namelijk om haar geestelijke en stoffelijke rijkdommen met hen te delen. De gemeente kan deze opdracht niet veronachtzamen, of zij lijdt grote schade. Want Christus heeft zichzelf begeven in een volstrekte armoede, hoewel Hij rijk was en Zijn evangelie wordt in het bijzonder aan de armen verkondigd. Een gemeente, die in haar economische rijkdom opgaat, gaat ermee ten onder.

5. Daarom is de gemeente geroepen tot diakonaat, niet als een randverschijnsel, ook niet als het ene wezen van haar bestaan, maar als één van de eerste consequenties van haar leven uit de Heer Jezus Christus.

6. Het lijkt ons onjuist het werk van Christus voor de wereld en Christus' werk voor de gemeente op elkaar in mindering te brengen of los te zien van elkaar.

7. Zodra die gemeente zich sterk maakt in haar vermeende eigen bezit aan materiële en geestelijke rijkdommen, fooien uitdeelt of gaat overheersen, valt ze in het zwaard van haar farizeïsme en daarmee in het oordeel van Christus. Voor zover de vaste commissie ons daarvoor waarschuwt, hebben we met ingehouden adem te luisteren.

8. Intussen staat de diakonale roeping van de gemeente vast en zijn in het bijzonder de voorgangers in het dienstbetoon, de diakenen, gebaat bij toerusting. Zij zijn verlegen om steun. De GDR wil die geven en vindt dat de synode hem daartoe volledig in staat moet stellen. Dat is onze kernvraag: wat wil de kerk met haar diakenen, wat verwacht zij van die lidmaten die in dit ambt zich geroepen weten? Hoe bemoedigen wij hen als GDR? Doen wij dat met deze beleidsnota op de goede manier? Zo niet, zeg ons dan hoe het beter te doen.

9. De diakenen vragen om vorming, advies en toerusting. De ellende in de wereld, veraf en dichtbij, grijpt hen aan. Zij hebben pijn aan de spanning tussen de werkelijkheid van het beleden Koninkrijk en het leven om hen heen. Wij willen hen als raad ten dienste staan.

10. Wij zijn niet bang voor een kerkelijke aanpak. Het kan niet te kerkelijk toegaan, mits onze kerk maar diakonaal wil gaan leven.

11. Als kerk hebben wij ons in te zetten voor de gemarginaliseerden. God behoede ons voor een te hoge toon en plaats tegenover hen. Niet voor niets zoeken we in ons werelddiakonaat naar verhoudingen van wederkerigheid en willen we luisteren naar onze partners. Maar de gedachte dat in de gemarginaliseerden de gestalte van de Messias exclusief oplicht, lijkt ons eenzijdig. Tenzij we bedenken dat er velerlei armoede is: materieel-sociologische, maar ook psycho-sociale armoede (vereenzaming, doelloosheid, wanhoop) en de geestelijke armoede (zonde tegen God, schuld tegenover Hem en de naaste).

Totzover de weergave van de toelichting van ds. Romein ter synode. Deze discussie laat ons zien hoe noodzakelijk het is ons te bezinnen op de betekenis van de woorden 'Het evangelie der armen'. Als we enerzijds niet willen vervallen in een vergeestelijkende uitleg, waarbij de concrete, ja materiële nood van de armen verwaarloosd wordt, en anderzijds moeite hebben met een uitleg van het bijbelse woord 'arme' waarbij dit alleen in een economische en materiële context geplaatst' wordt, staan we voor de vraag: oe leggen we dan de relatie? Noordmans sprak destijds over de aandacht voor de zondaar, die doorgaans groter was dan die voor de bedelaar? We zullen zijn waarschuwing niet lichtvaardig ter zijde mogen leggen, al vraag ik me af of de afstand tussen Lucas 16 en Lucas 18 wel zo groot is. In elk geval heb ik grote moeite met de tendens in de theologie om via een neomarxistische analyse waarbij een klassenstrijdmodel gehanteerd wordt de Bijbel te maken tot boek van de armen en Jezus tot partijganger der armen. De bekende woorden uit 2 Korinthiërs 8 : 9 moeten primair verklaard worden vanuit de tegenstelling die we ook in Filipp. 2 aantreffen: egenover de hemelse heerlijkheid bij de Vader staat de ontlediging van Hem Die indaalt in de sociale en zondenood van de wereld.

Voorts verdient de verhouding tussen de gemeente en de wereld aandacht. Gaat het in het diakonaat inderdaad niet primair om de dienst van Christus aan de gemeente en zo in de wereld? Wreekt zich hier niet de verschuiving die Van Ruler in een van zijn laatste publicaties signaleerde: Wat een dienst was in de wereld aan het rijk met het evangelie werd een dienst aan de wereld vanuit het evangelie. De gereformeerde theologie heeft wel degelijk geweten van de betekenis van het Evangelie voor de samenleving, maar als het gaat om de heilsvraag toch altijd gewezen op de noodzaak van het geloof en de bekering om te delen in het heil. Wil onze hervormde kerk inderdaad ook in het diakonaat blijven in de weg van het belijden der kerk dan zal zij er goed aan doen niet op de suggesties van de commissie Polhuis in te gaan.

***

Het Evangelie in Birma

Het zendingsblad Vandaar heeft een rubriek met korte berichten uit de wereldkerk. In het februarinummer troffen we het volgend bericht aan over de kerk in Birma:

Twee jaar geleden vroeg de baptistenkerk van de Kachinstam in Birma om vrijwilligers die driejaar van hun leven wilden geven om het Evangelie uit te dragen. Voorwaarde was dat ze niet zouden vragen om een inkomen.

Zeshonderd jonge mensen meldden zich. Daarvan werden er driehonderd uitgekozen en getraind. Er werden teams gevormd die de bergdorpen introkken, daar bijbelverhalen vertelden, zongen en eenvoudige medische hulp verleenden.

Het gevolg was dat het aantal mensen dat jaarlijks werd gedoopt enorm is toegenomen en deze kerk die al honderd jaar bestaat nu meer dan 90.000 belijdende leden telt. Niet alleen de baptisten maar, ook de pinkstergemeenten melden sterke groei. Zij tellen nu meer dan 50.000 belijdende leden onder de Kachins.

Het is goed dat we in een situatie waarin het christelijk geloof te lijden heeft onder de golven van de secularisatie ons telkens weer laten bemoedigen door berichten van het zendingsveld die ons doen horen dat het Evangelie toch een kracht van Godswege is tot behoud.

***

Het lek in de kerkeraad

Tenslotte geven we in deze rubriek het woord aan de Kamper hoogleraar (Geref., vrijgemaakt), prof. dr. C. Trimp die in de rubriek Kerkelijk leven in De Reformatie het probleem van de 'lekke' kerkeraad aan de orde stelt. U begrijpt wat bedoeld is: Bijvoorbeeld nieuws dat uit kerkeraadsvergaderingen uitlekt. Of ambtsdragers die hun mond voorbijpraten. Trimp schrijft het volgende:

'Een 'lekke' kerkeraad is een kerkeraad, die zijn mogelijkheden op het gebied van de zielszorg door eigen schuld verspeelt. Ieder begrijpt, dat geen gemeentelid zich ooit vertrouwelijk zal uitlaten tegenover zijn ambtsdragers, wanneer niet bij voorbaat de vertrouwelijkheid gegarandeerd is. Men moet voor honderd procent op geheimhouding kunnen rekenen; de aard van de omgang tussen ambtsdrager en gemeentelid brengt dit mee. Als knechten van Christus dienen de ambtsdragers zich aan en zó zullen zij ook gerespekteerd moeten worden. Maar dat houdt tegelijk in dat een gemeentelid zich bij deze knechten veilig zal moeten weten. De eer van het ambt moet allereerst door de ambtsdragers zélf hoog gehouden worden'. 'Een predikant en een ouderling moeten zich oefenen in het verzwijgen van informatie, wanneer deze door de gemeenteleden in groot vertrouwen is toevertrouwd. Wat slechts één mag weten, moet niet door een heel college worden meegedragen. Die kollektieve last is te zwaar en wordt bovendien ten onrechte gedragen.

Het ambtelijk kontakt met de gemeenteleden moet worden gekenmerkt door liefde en geduld, door het hopen en toedekken van de liefde (1 Kor. 13 : 7), ook als er gedurende langere tijd vermanend, bekerend of raadgevend gesproken moet worden. Zó alleen blijft de relatie met het gemeentelid open en krijgt het Woord van God de ruimte om zijn genezend werk te doen. De grens is pas bereikt, wanneer het gemeentelid zélf zijn zonde tot een openbare zaak maakt of de ambtsdrager ervan overtuigd raakt, dat hij langzaam maar zeker in een duister komplot tegen God en Zijn volk betrokken wordt.

Er zjjn vele klachten bekend over 'lekke' kerkeraden. Meestal zijn die klachten aanklachten tegen de ambtsuitoefening. Zij staan de goede ontplooiing van het broodnodige ambtelijke werk soms jarenlang in de weg en dragen bij tot het zgn. funktieverlies van het ambt.

Niemand 'zit' in de kerkeraad om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen of zijn 'nieuwtjes' te kunnen verkopen.

Iedere ambtsdrager behoort de kerkleden, die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, zó lief te hebben, dat hij de gestalte van Christus vertoont in zijn kontakten en daarom zichzelf weet te beheersen in zijn spreken over deze kerkleden'.

Ik meen, dat wat Trimp hier schrijft, behartigenswaardige dingen, zijn die de geloofwaardigheid van het ambt en de ambtelijke vergaderingen raken. Tot een trouwe ambtsvervulling behoort ook dat we de zwijgplicht serieus nemen. Daar moeten gemeenteleden op aan kunnen. Daar moet men over en weer in een kerkeraad op aan kunnen. Terwille van pastoraat en gemeenteopbouw.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1981

De Waarheidsvriend | 18 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1981

De Waarheidsvriend | 18 Pagina's