Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uw werk... ons werk...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uw werk... ons werk...

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

'En de liefelijkheid van de HEERE, onze God, zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.' Psalm 90 : 17;

Gemeente Gods, die te Utrecht is, en allen die met hen vergaderd zijn,

Het is ermee, aIs met het weer. Regenvlagen, rukwinden ... opklaringen. Langs de hemel van deze psalm drijven onheilspellend donkere wolken; het lied dreigt ons mistroostig te stemmen: kijk eens naar de lucht! Dan, plotseling waait er een blauwe plek open. Kijk de wolken breken! Opklaringen en zowaar, het is de Naam. Bij het begin: Heere - vs. 1 - en tegen het eind - vs. 13: Heere. Verrassend is dat.

Het leven is zo grauw, en zo gauw. Het is door de toorn Gods aangetast tot in het merg, door de dood begrensd en bedreigd. Is het de naam van leven nog waard? Eigen schuld, dat maakt het pijnlijker. Wat een psalm. Inderdaad. Maar geen algemene en naargeestige overweging. Een lied, een gebed. Mozes is echt de man Gods. Hij roept de naam des Heeren uit: Gij zijt, ons geweest. Hij klampt zich aan die naam vast in de tekst. Diè naam is de pleitgrond van de voorbede.

Lezen is hier zingen, al zou ons de stem in de keel stokken: want wij vergaan. Doorzingen: Keer weder Heere. Wij zijn zover van elkaar verwijderd, kom naar ons toe. Dat betekent verzoening en verzadiging Heere, maak het goed met ons, onverdiend goed. Wij zagen zoveel kwaad!

Over de Heere gesproken, wij kunnen Uw werk niet buiten beschouwing laten. Uw werk, dat zijn Uw daden. Uw heerlijke en heilrijke daden spellen ons Uw naam. Gij zijt goed en goeddoende, dat is Uw eigenlijke werk. De psalmisten geven er hoog van op: Heere, er zijn geen gelijk Uw werken - Psalm 86 : 8. De werken des Heeren zijn groot - Psalm 111 : 2. Uw werk: het enkelvoud vat een veelvoud samen. Niet te vergeten: Mozes' zwanenzang. Wiens werk volkomen is. Wij bewonderen Uw werk, Heere. Doen we dat echt? Dan geven wij aan zijn werk de voorrang, zoals Mozes hier in de tekst. Eerst: Uw naam, Uw Rijk, Uw Wil. De volgorde is kenmerkend voor de belijdenis en het gebed.

Gods werk, zijn heldendaden? Zijn heilsdaden; Hij redde Israël en leidde het uit. Uittocht, doortocht, intocht: Uw werk, Heere. Trekken wij de lijn wat door: de Vader, Zoon en Heilige Geest zijn werkzaam! Werkzaamheden. Kerkewerk bij uitstek. Daarom nu mogen wij elkaar voorhouden en verkondigen dat de Heere werkt. Bevrijdend is dat. Bij het begin beginnen: Uw. Het onze, daar zullen wij straks wat van zeggen. Trouwens: het onze ontleent zijn betekenis uitsluitend aan het Uwe, dat zal ons in het vervolg wel duidelijk worden. Goed gehoord? Uw werk.

Maar. . . Werkt de Heere nog wel? De twijfel knaagt aan onze zogenaamde zekerheid. Wat merken wij ervan? Menige, zucht wordt geslaakt, menige klacht. Het gaat er immers om, dat de Heere met zijn werk voor de dag komt, dat Hij zich laat kennen. Uw werk, Heere. U werkte in het verleden. Onze vaderen vertelden ons ervan. Mooie verhalen! Maar nu? Wij kunnen van het verleden niet leven, dan teren wij voortdurend in. In het verleden, dat is een schrale troost als het heden zo schrijnt.

U werkt in het verborgen. Uw werk gaat schuil achter de wolken van Uw toorn. U zet het wel voort. Alweer, eén schrale troost, als het leven zo doods is, en de moed ons wordt ontnomen. Uw werk; wij nemen het gaarne aan, in het verleden, in het verborgen. Maar wij hebben er niet genoeg aan: Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden. Aan uw volk, aan allen die hopen op de openbaring van Uw naam en hunkeren naar de ontplooiing van Uw werk.

Wij smeken. Toon het, zodat wij het zien. Opnieuw zien. Uit het verleden, uit het verborgen komt Uw werk te voorschijn. Hoe hartstochtelijk schreeuwde Habakuk daarom: Uw werk. Gezien. Kwaad op kwaad, rampspoed, die van geen ophouden weet. Gezien worden: Uw werk. Heere, Gij zult toch niet verdwijnen. Gij zult weer verschijnen. Onheil was ons uitzicht; zichtbaar worde Uw heil. Een teken, een blijk van Uw gunst. Wij smeken erom, wij snakken ernaar.

Dan springt de psalmist van Uw werk op Uw heerlijkheid; dat ligt trouwens niet zo ver uit elkaar. Er straalt heerlijkheid uit van Gods werk. Net zoals van Zijn Naam, en niet te vergeten: zijn aangezicht. Heerlijkheid is hoogheid, het is hier bijna: goedertierenheid - Calvijn - Glans en glorie, het stralende gelaat van de Heere, de God van het verbond. Alweer: laat die gezien worden! Verschijn blinkende, laat Uw aanschijn lichten - Psalm 81. Daar zijn wij bij gebaat en door behouden. Dat hebben onze kinderen nodig, dat bovenal. Laat Uw heerlijkheid hen als een glans omgeven, zodat zij daarin gehuld worden. Uw heerlijkheid, hun erekleed. Heere: de verbondsnaam. Onze kinderen: Aanschouw het verbond. Ons gebed is verbondsmatig, wij denken aan onze kinderen tot vóór het aangezicht des Heeren. Hunkeren zij naar die heerlijkheid? Het lijkt er vaak niet naar. Dat doet ons met des te meer aandrang erom vragen. Wij hebben de mond vol over onze vaderen; denken wij ook aan onze kinderen? De kinderen van Uw knechten, Heere. Wij slaan, onwillekeurig, de armen om hen heen.

Wat zal er van hen worden? Wat zullen wij voor hen wensen? De toekomst is niet rooskleurig en zij staan in die toekomst. Wij zullen niet 'ach en wee' roepen. Wij zullen de naam des Heeren aanroepen. Want het gaat spannen! Maar hopeloos is het niet. Wij gaan een tijd tegemoet, we leven er al midden in, die gekenmerkt wordt door godsverduistering. Daarom is het zo donker; daarom ook hebben velen geen zweem van 'kennis van God meer'. Men gaat er prat op: geen God. Maar het vliegt ons wel eens naar de keel: geen God. God is wel weg te denken en weg te werken, maar niet te vervangen, er vallen gaten. Uw heerlijkheid. Overtuig onze kinderen ervan dat Gij de levende God zijt, dat er wat van U uitgaat, uitstraalt.

Want naast 'godsverduistering' is er evenzeer sprake van 'mensontluistering'. Dat gaat gelijk op. Levensvervulling. Er is geen heerlijkheid meer aan. Vandaar die onvergenoegzaamheid, die grimmige trekken vertoont. Uw heerlijkheid alleen verleent luister aan ons leven. Laten onze kinderen zich niet maar moede neerleggen bij het hedendaagse 'schamele' en 'schandelijke'. Bidden onze kinderen mee? Zo zal de heerlijkheid weerkaatst worden; het wordt door de genade van de Heilige Geest een 'heerlijk' leven. Uwer, hun kinderen, als een helder licht dat hen omstraalt. Laat Uw heerlijkheid gezien worden.

Is dat niet verblindend? Vernielend? In geen geval. Maar als u wat met de ogen knippert, tempert de psalmist het licht. Wij kunnen niet rechtstreeks die heerlijkheid in kijken, wij kennen haar aan haar schijnsel: Gods goedheid. De liefelijkheid van de Heere, onze God, zij over ons. Ons, daar behoren de kinderen ook bij. Heel het gezin, mag zich koesteren in de vriendelijkheid des Heeren. Wij vertoeven in de voorhoven des Heeren; daar in het heiligdom, is de stille glans, van die vriendelijkheid. Daar wordt die zichtbaar.. Daar staat het altaar. Verzoening! Daar mag ik de schone dienst aanschouwen - Psalm 27. Onder Gods oordeel is het leven een uitgestelde dood. In zijn genade is het 'leefbaar'. Die genade verheft het tot een lofzang en geeft ons de voorbede in het hart. Ons. Zij over ons.

Als we in huwelijk en hart: eens in de voorbede vonden en in de gemeente! En in die liefelijkheid des Heeren. Zou die vriendelijkheid ons niet mild stemmen? Van de Heere, onze God. Gods vriend'lijk aangezicht. De Heere kijkt niet kwaad en Hij laat zich met ons leven in. Daarom gaat er iets glinsteren: Uw werk. Uw heerlijkheid. Uw goedgunstigheid. Wij maken het niet mooier dan het is. Vlekken en smetten bederven de glans. Een ander zat er met zijn vingers aan. En schijnt alles even dof en flets, zolang de liefelijkheid van de Heere onze God over ons is, is de fleur er niet af. Nu mogen wij ons werk ter sprake brengen. In de psalm zal de dagelijkse arbeid - wat ieder 'omhanden' heeft - het eerst bedoeld zijn, maar wij breiden het uit, tot alle werk, waartoe wij ons geroepen weten en vanavond, uiteraard tot het werk van de Gereformeerde Bond: Ons werk! Wij vereenzelvigen het 'Uwe' en het 'onze' niet, het een is van een andere orde als het ander, het is eraan ondergeschikt. Dat om misverstand te voorkomen. Wij blazen niet hoog van de toren maar we steken het ook niet onder stoelen en banken!

Wij spelden elkaar geen erelint op, wij pronken niet met ons werk. Wij vermelden het dankbaar en nemen het in de voorbede mee. En dan blijkt er toch een verband tussen het Uwe en het onze te bestaan. De 'bond'. Helaas is de aanduiding: 'bonder' en 'bonds' - in het kerkelijk spraakgebruik ingeburgerd - misleidend en verwarrend, als waren wij iets anders dan hervormd! Maar wij zijn hervormden, van oudsher en veelal van huis uit. Als de 'groep' de plaats van de 'roeping' inneemt is er iets mis. Dat dient ook de zaak niet, waar we voor staan. En groepsbesef is makkelijker aan te kweken en aan te leren, dan roepingsbesef. Wij zijn hervormden van gereformeerde confessie en signatuur.

Een bond, een vereniging met kerkelijke doeleinden, al klinkt dat wat koel, ten dienste van een doel: verbreiding en verdediging van de waarheid in de Ned. Hervormde Kerk. In haar is onze plaats en onze taak. Ten bate van de Kerk streven wij ons doel na. Een smalle stroom in een bredere bedding, uitgeslepen in de loop der geschiedenis! De geschiedenis van de laatste eeuwen geeft getuigenis aan een beweging, een worsteling tot kerkherstel. Bij die worsteling weten wij ons, meer dan ooit, betrokken, omdat het verval steeds, grotere omvang en grovere vorm aanneemt.

Overigens worden de woorden omstreden. De waarheid. Hebben wij die dan in pacht? Verdedigen is dat niet overmoedig en overbodig? En wat het verbreiden betreft, is dat in feite geen verslapte kerkpolitiek om aan de macht te komen? Nu, aan de macht zijn wij sinds lang niet geweest! Wanneer wij ons aan het woord houden - men mag er ons wederkerig aan houden - is de waarheid in het geding. Niet als de grootste gemene deler van mense­lijke meningen, maar als de waarheid van het Woord: Uw Woord is de waarheid. Daarom had de opleiding van predikanten onze zorg: studiefonds en leerstoelfonds. Verweer tegen verwijt? Wij weten, dat onze beste werken onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.

Het werk onzer handen. Gevouwen handen verzetten veel werk. Handen uit de mouwen: doen wat de hand vindt te doen. Handen inéén geslagen in onderlinge verbondenheid. Strijden? Stellig tegen de willekeur van standpunten en opvattingen die de belijdenis der Kerk overwoekeren! Echter strijden betekent lijden. Wat hebben allen die het herstel van de Kerk begeerden en beoogden, aan die Kerk geleden, tot vandaag toe.

Met alles wat ons, terecht, wordt aangewezen en, ten onrechte, wordt aangewreven, wenden wij ons tot de Heere: En bevestig Gij het werk onzer handen over ons. We leggen ons werk Hem voor en vragen bevestiging van hogerhand. Dat bevestigen kan van alles betekenen. Heere, wil verzoening doen over de zonden. Wil het goede bestand en bestendigheid geven. Wilt U het bevorderen, voltooien, tot een goed en gelukkig einde brengen? Kortom wij doen ons werk over aan de Heere: Hij maakt er wat van, het zij Hem bevolen.

Het werk onzer handen is stuk-werk. Niet alleen vol gebreken, maar het breekt ons telkens bij de handen af. Wat stelt het voor? Wat haalt het uit? Houden wij het vol? Is alles dan tevergeefs? Wanneer de Heere het bevestigt, stellig niet! Zeker, de ontwikkelingen in de kerk en onder het volk zijn meer dan bedenkelijk. Dat ontmoedigt ons menigmaal. Wij zullen . . . Bevestig Gij. Wat Gij van ons werk gebruiken kunt voor Uw werk, verleen daaraan vastigheid, en aan ons standvastigheid. Maak ons werk van kracht in het Uwe. Dat verduurt de tegenstand, dat gaat langer mee dan vandaag en morgen. Dat neemt de Heere voor zijn rekening - en wij vertrouwen het Hem volkomen toe.

Ondertussen verstrijkt de tijd! We zijn samen op weg. Wat, indien we de verkeerde weg inslaan? Het Evangelie wordt op de kansel en door de radio, KRO, NCRV, Ikon! stelselmatig vervalst. De nood der tijden neemt toe, naarmate de eindtijd nadert. Het werk onzer handen dreigt daardoor zijn zin te verliezen: afval en opstand overspoelen het. Bevestig Gij. Tot tweemaal toe. Stel het in veiligheid en houdt het gaande.. Dè laatste dag, het laatste uur! Hoe laat is het al. Uw werk maar staken? In geen geval, zolang de mogelijkheid ons wordt geboden. Dat zal moeite genoeg kosten. Als het op een einde loopt, spitst alles zich toe. In plaats, van verbondenheid zal.er zijn, onderlinge onenigheid. Verdergaande opsplitsing, versplintering in partij en groep. Wapent u daar alvast tegen, want het zijn verschijnselen die waakzaamheid en weerbaarheid eisen. En de kerk, spat die straks uit elkaar, omdat haar belijdenis geen band meer betekent? Wat dan met de brokken?

Ja! Met het oog op het einde nóg eens: het werk onzer handen. Ons werk is niet zo belangrijk. Maar als de Heere het wil bevestigen, krijgt het belang ook voor de Kerk. Volharden wij, tot het einde toe? Pasen! Aan de opstanding komen wij met ons werk niet te pas: Wij grijpen moed, de moed van Pasen: zo dan mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere. Ja, dat is waar ook. Maak het waar, Heere. Het werk van onze handen, bevestig dat! Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Uw werk... ons werk...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's