Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arm en rijk

lemand moet eens gezegd hebben dat elke periode in de kerk- en theologiegeschiedenis te duiden is via een van de gelijkenissen. Stond in een vroegere periode de gelijkenis van de verloren zoon model voor de wijze waarop men het Evangelie beleefde, in de zestiger jaren was dat het verhaal van de barmhartige Samaritaan als prototype van medemensehjkheid en naastenliefde. Thans is het de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus die voor velen tot de essentie van het Evangelie behoort. Nu dreigt altijd weer het gevaar van de versmalling. Wij horen dan eenzijdig naar een stuk van het Evangelie met verwaarlozing van andere centrale momenten, Dat is niet bevorderlijk voor een gezond kerkelijk leven. Zulke eenzijdigheden zijn soms wel verklaarbaar en kunnen ons niettemin de ogen openen voor aspecten van de Schrift waaraan we zo makkelijk voorbijgaan. In een beroemde meditatie, kort na de oorlog gepubliceerd, in 1946, wees Noordmans erop dat in het Evangelie de zondaar en de bedelaar beiden voorkomen, maar dat wij vaak eenzijdig aandacht hadden voor de tollenaar en aan Lazarus voorbijgingen. Nu laat ik in het midden of de wijze waarop in deze jaren Noordmans gelijkems door velen gebruikt is in de geest van deze grote theoloog is geweest, maar ik meen dat we als correctie zijn waarschuwing nodig hebben.

Temeer daar ook de wereldsituatie ons met de neus drukt op de geweldige tegenstellingen die er heersen, op het feit dat velen in situatie van honger en armoede leven. Met name de zending krijgt met deze problematiek te maken. Maar geen enkele christen kan aan deze mondiale problemen voorbij gaan. Het is dan ook met zo vreemd dat er in de theologie aandacht aan deze vragen gegeven wordt. Julio de Santa Ana, predikant van de methodisten kerk van Uruguay, schreef een - nu ook in het Nederlands vertaald boek: 'Goed nieuws voor de armen'. De evangelicaal, Ronald J. Sider publiceerde met vermelding van veel cijfermateriaal zijn ontdekkende boek 'Rijke christenen in een tijd van honger'. Ten onzent wijdde dr. Ch. Lindijer een uitlegkundige studie aan het Lucas-evangelie en Handelingen 'De armen en de rijken bij Lucas'. Het onderwerp cirkelt altijd weer om de betekenis van Lucas 4 : 16-21. Wat is de draagwijdte van het Evangelie der armen. Wie zijn de armen die zalig gesproken worden. Zijn dat geestelijk armen? Of moeten we kiezen voor een materialistische lezing van de Schrift.

Of is dit een onjuist dilemma? Het is de verdienste van de GZB dat ze niet alleen op de laatste algemene vergadering in juni aandacht gevraagd heeft voor deze problematiek, maar ook probeert eenzijdigheden te voorkomen. Men kan, zo wordt in Alle den Volcke van september gesteld naar twee kanten ontsporen: zowel wanneer het heil wordt veraardst als wanneer het wordt vergeestelijkt. De GZB wil geen sociaal evangelie in die zin dat we de betekenis van het Evangelie reduceren tot een boodschap voor het speciale welzijn. De GZB wil wel recht doen aan het feit dat én de zondaar én de bedelaar in het Evangelie voorkomen. Doorgaans besteden we in deze rubriek niet zoveel aandacht aan het orgaan van de GZB, omdat we er van uitgaan dat de lezers van de Waarheidsvriend ook dit orgaan onder ogen krijgen. Maar gezien het belang van de thematiek die we niet mogen overlaten aan linkse groeperingen, gaan we graag in op het verzoek van de GZB om uw aandacht te vestigen op dit themanummer van Alle den Volcke. Waar deze problematiek concreet op neerkomt, maakt dr. K.F. de Blois ons duidelijk in zijn bijdrage over de situatie in Kenya.

'Laten we nu een ogenblik stilstaan bij het probleem arm-rijk in een concrete zendingssituatie, en wel in Kenya waar de GZB een inbreng heeft in het werk van de Hervormde Kerk van Oost-Afrika.

Kenya is in de Afrikaanse situatie een betrekkelijk welvarend land te noemen. Vanwege haar politieke stabiliteit en economische politiek waarin plaats was voor buitenlandse investeringen heeft dit land vergeleken met haar buurlanden het er gunstig afgebracht. Grote delen van de bevolking plukken de vruchten van dit beleid, waardoor hun levensstandaard aanmerkelijk is verhoogd. Daartegenover staat helaas dat niet alle Kenianen in gelijke mate van deze materiële ontwikkeling hebben geprofiteerd. Er is een kleine groep zeer welgestelden die ontzettend rijk is. Ze bezit het grootste deel van het huizenbestand in de grote steden en heeft aandelen in de grote ondernemingen. Tot de statussymbolen behoren de duurste typen Mercedes die hier niet of nauwelijks rondrijden. Deze groep bekommert zich weinig om het lot van de duizenden landgenoten, die in armzalige omstandigheden verkeren in de sloppenwijken van Nairobi en hen die in de uithoeken van het land leven. We denken aan de stammen in het noorden, zoals de Turkana en Borana, doe tot heden weinig van de welvaart elders hebben gemerkt. De meeste van hen leven nog volgens stamtradities en stamgodsdienst. Ze gaan gekleed in huiden en zijn analfabeet. Deze gebieden hebben lange tijd buiten het gezichtsveld van kerk en zending gelegen. Waarschijnlijk hangt dit samen met het feit dat de koloniale overheid ze tot beschermde gebieden had verklaard om uitbuiting tegen te gaan. Ook na de zelfstandigwording van Kenya veranderde de situatie nauwelijks. Gelukkig is er onder het bewind van president Moi meer aandacht voor de 'uithoeken des lands' en worden pogingen in het werk gesteld deze gebieden uit hun isolement te halen,

De geldeconomie is in deze gebieden nog betrekkelijk nieuw. Dat wil niet zeggen dat men in de tradidonele Afrikaanse samenleving het verschil mssen arm en rijk niet kende.

Rijkdom en status hingen in deze samenleving waarin het vee een belangrijke rol speelt, samen met bijvoorbeeld de grootte van de veestapel. Aan het uiterlijk is het-zeker voor een buitenstaander niet of nauwelijks te zien of iemand welgesteld is. De klimatologische omstandigheden hebben deze gebieden altijd zeer kwetsbaar gemaakt. De regenval is in vergelijking met de hogere en vruchtbare streken gemiddeld erg laag. Gebeurt het dat de regens uitblijven dan kan dit desastreuze gevolgen hebben voor de bevolking. Het vee sterft en de gewassen die men slechts op enkele plaatsen - in de buurt van rivieren die niet droog staan - kan verbouwen, verdrogen geheel. De laatste jaren heeft dit grote problemen veroorzaakt zoals hongersnood, ondervoedingsverschijnselen, ziekten etc.

Grote groepen mensen hebben hun vee en daarmee hun middelen van bestaan, hun status in de Turkana maatschappij, verloren en zijn 'outcasts' verschoppelingen geworden. In deze omstandigheden wordt de Hervormde Kerk van Oost-Afrika en met haar de Gereformeerde Zendingsbond geroepen om het Evangelie van de Heere Jezus Christus te verkondigen. Wat betekent dat: het Evangelie te verkondigen?'

De Blois wijst er dan op dat het Evangelie het totale mensenleven raakt en dat verkondiging en dienstbetoon bijeen horen. Illustratief is de prediking van Christus zelf. Daarover merkt drs. W. v. Laar op:

'Tegen de achtergrond van deze gedachten uit het Oude Testament moeten we het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth verstaan. Hij pakt, zoals we al zagen, de woorden van Jesaja 61 : 1-2 op. Deze hebben betrekking op de ellendige situatie van Israël tijdens of vlak na de ballingschap. Tegelijk grijpen ze daar ver bovenuit. Er is sprake van een toekomstverwachting, waarin alle lijnen samenkomen. Het beloofde heil heeft het aardssociale in zich, maar betekent meer dan terugkeer naar eigen bezit en herkrijging van persoonlijke vrijheid. Het gaat om wijdse perspectieven die het hele menselijke bestaan raken, zowel in de breedte naar zijn sociale en politieke zijde, als in de diepte met betrekking tot het menselijk hart dat allereerst bevrijding en vernieuwing nodig heeft.

Uit de prediking van de Heere Jezus naar aanleiding van Jesaja 61 komt naar voren dat in zijn komst en werk het grote jubeljaar is aangebroken. Het jaar van het welbehagen des Heeren betekent goed nieuws voor de armen, gevangenen, blinden en verbrokenen. Hun verlossing is op handen! Evenmin als het juist is Jezus' prediking uitsluitend een sociale en politieke vulling te geven is het juist ze puur vergeestelijkend te willen uitleggen. Wij begrijpen nu dat het Evangelie der armen betrekking heeft op de totale mens in zijn relaties met God, de medemens, de wereld en zichzelf.

Terwijl Lukas in de bergrede spreekt van 'armen' (Luk. 6 : 20), heeft Mattheüs daarvoor 'armen van geest' (Mt. 5 : 3).

Is daarmee niet de spanning in de boodschap van Jezus weergegeven, waarbinnen de accenten variëren tussen het sociale en het religieuze?

De Heere Jezus heeft in de proclamade van Zijn program de contouren van de komende voleinding in het oog, wanneer het heil volkomen gestalte zal hebben gekregen in Gods ganse schepping. Dan zullen vrede en gerechtigheid heersen: de arme zal zijn bevrijd, de gebrokene van harte geheeld, de gevangene losgelaten, de blinde genezen. Ziekte en dood zullen niet meer zijn.

In dit kader verricht Jezus Zijn tekenen en wonderen. Als een heenwijzing naar die stralende toekomst (Lk. 6 : 18) en in verbinding met de beloften voor de armen: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. Zalig zijt gij die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij die nu weent, want gij zult lachen...' (Lk. 6 : 20-21).

Niet vooruitgrijpen!

De keerzijde is ernstige kritiek op de houding van de rijken. Evenals de profeten veroordeelt Jezus scherp de sociale misstanden van zijn dagen: 'Maar wee gij rijken, want gij hebt uw loon reeds. Wee u die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u die nu lacht, want gij zult treuren en wenen'. (Lk. 6 : 24-25).

Nooit echter worden de armen opgezet tegen de rijken. Wat dit betreft is een vergelijking van Jezus' optreden met dat van de Zeloten verhelderend. In een situatie vol onrecht en verdrukking verkondigt Jezus evenals zij de onmiddellijke nabijheid van het Rijk en het ingaan van het jubeljaar. De Zeloten echter menen het Godsrijk naderbij te brengen door revolutionaire veranderingen van politieke en economische structuren te forceren. Zij strijden voor bevrijding van het land, opheffen van grootgrondbezit en vrijheid van slaven.

Jezus echter weerstaat de verzoeking om naar voren te treden als een politieke Messias die Zich voortijdig tot koning te laten kronen. Hij verstaat Zijn Zending vooral vanuit Jesaja 53: De Zoon des mensen is de lijdende Knecht, die moet lijden en sterven. Wanneer Hij in de synagoge van Nazareth heeft uitgeroepen dat het jubeljaar met al zijn heerlijke consequenties nu gekomen is, gaat Jezus vervolgens op naar Jeruzalem. Alleen in de diepe weg van vernedering, waarin Hij de zondeschuld van velen zal dragen, kan het Rijk der gerechtigheid verwerkelijkt worden.

Christus grijpt niet vooruit op wat God op Zijn tijd geeft als vrucht op Zijn arbeid.

De navolging van Christus

Uit de evangeliën blijkt dat het heil van het jubeljaar geheel geconcentreerd is in de persoon van Jezus Christus. Daarom is het beslissend om Hem te volgen. Dit volgen van Jezus nu is te omschrijven als bekering, metanoia: een totale heroriëntatie van de hele mens op God. In de vernieuwing van het zondige hart dat van God aftrekt en het boze liefheeft, wordt de mens bevrijd van zijn diepste armoede en krijgt hij deel aan het volle heil.'

Maar dit deelhebben aan het volle heil in vergeving en vernieuwing heeft wel consequenties voor onze levensstijl, de wijze waarop we omgaan met ons bezit. De Bijbel waarschuwt voor de gevaren van de rijkdom, roept op tot een levenshouding waarin de concrete diakonia en de gemeenschap metterdaad gestalte krijgen. Ook dit behoort tot de vrucht van de Geest.

***

Luther in Oost-Duitsland

In 1983 hoopt men te herdenken dat Maarten Luther 500 jaar geleden geboren werd. Die grote herdenking werpt zijn schaduwen vooruit, in die zin dat allerwege voorbereidingen getroffen worden voor deze herdenking. Publicaties over en uitgaven van Luther's werken zijn in voorbereiding. Veel van de plaatsen waar Luther gewerkt heeft liggen in de DDR. Wat zien we nu? Niet alleen de kerk in de DDR maakt zich gereed Luther te herdenken onder het thema: 'God boven alle dingen vrezen, liefhebben en vertrouwen', een uitspraak van Luther die met name in de DDR een diepe klank heeft. Maar, zo vertelt W. de Ru-Schouten, ook de staat bereidt een herdenking voor. We citeren uit haar artikel in Woord en Dienst van 12 september:

'Het kerkelijke Luther-comité was reeds enige tijd aan het werk, toen de Oostduitse regering een Luther-comité oprichtte, onder het voorzitterschap van niemand minder dan dr. Erich Honecker, de president van de DDR. Hiermee, aldus de kerkelijke organisatoren, komt tot uitdrukking hoe er een nieuwe belangstelling is ontstaan voor Luther in staat en samenleving, die zich baseert op de grote invloed die Luther niet alleen op godsdienstig gebied in Duitsland heeft gehad, maar ook op zijn culturele en maatschappelijke betekenis. De belangstelling strekt zich zelfs uit tot kerk en theologie binnen het kader van de Luther-viering. In het burgerlijke comité zijn alle sectoren van de samenleving vertegenwoordigd, de kerken niet. Die zijn als waarnemers uitgenodigd en voeren tevens zakelijke besprekingen met dit verband. De kerkelijke comité-leden bezien een en ander met kritische blik maar ook gefascineerd, benieuwd hoe de Marxisten deze zaak zullen aanpakken. Verbazingwekkend mag de omzwaai heten, die de Oostduitse officials hebben gemaakt ten aanzien van het beeld van Luther, dat zij de samenleving voorhouden. Gold hij nog niet zo lang geleden als een 'Fürstenknecht' en een 'Bauernverrater', nu maken zij zich van deze beroemdste persoonlijkheid die dit Duitse land aan de geschiedenis heeft geleverd meester en schijnen zij hem te hebben verheven tot 'held van het volk'. Een manoeuvre tot inkapseling en toeëigening, die ook op andere gebieden wordt toegepast.

Uiteraard is deze eenzijdige benadering van Luther niet wat de kerken voor ogen staat. Zij willen een veel gedifferentieerder beeld van Luther oproepen en ook afrekenen met hetgeen in de loop der eeuwen om Luther is heen gegroeid, hem vervormd heeft en misschien onherkenbaar heeft gemaakt. Daarom willen zij terug naar de bronnen en staat een uitgave van al zijn werken, voorlopig geschat op ruim 100 delen, op het programma. Deze zal in 1983 nog niet klaar zijn. Maar gezien het Luthergeweld dat op het punt staat los te breken groeit, zo is onze indruk, met de dag het verlangen naar toerusting van de predikanten in de gemeente, die, zo werd gezegd, eigenlijk van Luther niet zo veel weten. Ten hunnen behoeve zal er dus een selectie uit de beschikbare Luther-litteratuur worden gemaakt die, naar men hoopt, ruime verspreiding zal vinden.

Uiteraard zullen de gemeenten nauw bij de vieringen betrokken worden. Gedurende het Luther-jaar 1983 zullen er zeven regionale kerkedagen zijn, bij de afpaling van de regio's zal men geen acht slaan op de grenzen van de landskerken. Voor de regionale dagen is een sub-thema gekozen: vertrouwen. De regio's kunnen dat naar believen aanvullen of wijzigen.

Aan deze dagen zullen congressen voorafgaan, die gehouden zullen worden onder de noemer: met Luther in gesprek. Men zal daarbij uitgaan van de litteratuur.'

Het is frappant hoe een atheïstische staat zelfs Luther voor de wagen van zijn ideologie kan spannen. Men kan spreken van een verbazingwekkende omzwaai. Men kan zich afvragen: Wat boeit deze Marxisten in Luther? Te­ gelijk is een dergelijke ideologisering niet ongevaarlijk. Juist de kerk zal erop hebben toe te zien dat de echte Luther niet verdwijnt achter de nevels van marxistische propaganda. Moge het haar gegeven worden de boodschap van Luther zo te vertolken dat het doordringt aan beide zijden van het ijzeren gordijn. Elke tijd heeft vaak zijn eigen Lutherbeeld. De bronnen zullen steeds weer corrigerend moeten werken. Als we tegenover de marxistische ideologie wijzen op de betekenis van Luther in zijn verstaan van het Evangelie van de vreemde vrijspraak, dienen we wel tegelijk aan onszelf de vraag te stellen, in hoeverre we zelf trouw gebleven zijn aan de diepste intenties van de Reformatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's