Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kuyper en de Schriftkritiek (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kuyper en de Schriftkritiek (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Schrift op zichzelf is waar, omdat zij ons van God gegeven is, en haar waarheid hangt niet af van mijn al of niet aanvaarden van die Schrift.

De Ethischen

Het is algemeen bekend dat Kuyper en de Ethischen bepaald niet op één stoel hebben gezeten. Er bestonden tussen beide diepgaande verschillen, in feite over zo goed als alle dogma's, en dus ook over de leer der Heilige Schrift. Terwijl Kuyper wars van alle Schritkritiek was, stonden de Ethischen daar heel wat milder tegenover. Zij legden veel meer dan Kuyper en Bavinck nadruk op de subjectieve factor van het christelijk geloof. Zij spraken graag óver het geloof der gemeente. En hun voornaamste stelling was wel, dat de waarheid ethisch is.

Kuyper heeft tegenover de Ethischen zonder twijfel vastgehouden aan de oude Gereformeerde dogmatiek, waarin de objectiviteit van de geopenbaarde waarheid Gods centraal stond.

In de strijd over de Schriftkritiek zien wij deze tegenstelling, hier in deze rede van Kuyper, duidelijk opduiken.

Kuyper begint, wanneer hij de Ethischen ter sprake brengt, met op te merken, dat men 'met een meer dan gewone omzichtigheid' (22) hun denkbeelden bespreken moet. Er deed zich namelijk het merkwaardige feit voor, dat de Ethischen in hun persoonlijke ontboezemingen veel geloviger spraken over de Schrift dan in hun theologische geschriften. In hun publicaties over dit onderwerp leken zij niet zo ver af te staan van de Modernen. Maar als zij strikt persoonlijk spraken dan betuigden zij menigmaal geen tittel of jota van de Schrift te willen laten vallen. En nu stond Kuyper voor het probleem: waar hebben wij de Ethischen in dezen op te beoordelen? Kuyper heeft op deze vraag geen klaar antwoord gegeven, maar het vervolg van zijn rede bewijst dat hij (terecht) sterk rekening gehouden heeft met de min of meer officiële uitspraken der Ethischen.

En dan is zijn eerste klacht dat er bij de Ethischen zoveel 'onvastheid van begripsbepaling' is. Er zijn onder de Ethischen onderling niet alleen grote verschillen, maar zelfs tegenstellingen. Ja, in een en hetzelfde boek, vindt men soms diverse voorstellingen. Kuyper maakt de snedige opmerking: ethisch van richting zijn én toch helder zijn treft men zelden tezamen aan.

De Schriftinspiratie

Om echter niet teveel overhoop te halen beperkt Kuyper zich nu vervolgens tot de leer van de Schriftinspiratie. Welnu, op dat punt lopen de Ethischen geheel 'op de lijn der modernen'. Wat zij onder 'inspiratie' verstaan reduceren zij geheel tot de bijbelschrijvers zélf. Het teboekstellen van de woorden Gods in de Schrift sluiten zij er van uit. Zij erkennen wel geïnspireerde bijbelschrijvers, maar niet geïnspireerde bijbelboeken. En hiermee vervalt uiteraard het volstrekt normatief karakter van de Heilige Schrift. Met de erkenning van een zekere inspiratie van de bijbelschrijvers laat zich heel goed paren een uiterst kritische benadering van de bijbel zelf.

Kuyper erkent dat er op wezenlijke punten een diepgaand verschil is tussen de Modernen en de Ethischen, maar toch ziet hij hen, althans op dit punt voortgaan op dezelfde lijn.

Op de achtergrond van de ethische theologie ziet Kuyper staan de figuur van Schleiermacher, de geniale wijsgeer, zegt hij, door wie 'de ethische richting in heel haar noodlottige ontwikkelingsgang werd en wordt beheerst' (24).

Ethische waarheid

Dit alles geeft Kuyper de gelegenheid, buiten zijn eigenlijk onderwerp om, wat breder in te gaan op zijn bezwaren tegen de Ethische theologie in haar geheel. Aan het slot van zijn uitweiding keert hij dan weer tot zijn onderwerp terug, waarbij blijkt dat deze uitweiding niet voor niets is geweest.

Wij hoorden al: volgens de Ethischen draagt de waarheid steeds een ethisch karakter. Maar Kuyper noemt deze voorstelling een 'grondfout' . Zij leidt ertoe, dat uit de waarheid wordt weggeschrapt al wat niet ethisch is, en aldus komt zij tot een ernstige verminking van de waarheid. Het is duidelijk, dat Kuyper wil vasthouden, tegenover alle subjectivisme, aan het objectieve karakter der openbaring Gods. De Schrift op zichzelf is waar, omdat zij ons van God gegeven is, en haar waarheid hangt niet af van mijn al of niet aanvaarden van die Schrift. De Schrift handhaaft haar waarheid ook tegenover de goddelozen, en het is dus niet waar, dat zij alleen maar waar is voor de gelovigen. Wil men profijt hebben van de Schrift, dan is het geloof nodig, maar het gezag van de Schrift is daarvan niet afhankelijk. Toegepast op de inspiratie van de Schrift betekent dit, dat volgens de Ethischen de 'inspiratie' gebonden was aan de 'wedergeboorte', wedergeboren mensen werden door de Geest geïnspireerd, en verder strekt de inspiratie zich niet uit. De Schrift zelf is dus niet geïnspireerd!

Het recht der gemeente

Wij komen nu tot het derde, en laatste, punt waarom Kuyper de Schriftkritiek van zijn dagen heeft afgewezen. Hij zegt: rest mij nu nog te bewijzen, dat de Schriftkritiek ook het recht der gemeente op de vrijheid in Christus aanrandt, of wilt ge, haar in de armen werpt van het ergerlijkst, wijl intellectueel clericalisme (36). 'Een gejaagde, een ongetrooste en door onweder voortgedrevene ziel (-) dorst naar zekerheid'. Hij bezwijkt tenzij de Heere hem vastzet op de Rotssteen van zijn Woord. Eerst als hij op dat Woord staat, komt hij tot rust en vrede. Kuyper wil zeggen: Maar dan mag dat Woord hem niet ontnomen worden! En dat doet nu juist de Schriftkritiek. Zij stelt alles op losse schroeven, laat elk stuk der Schrift uit zijn voegen los (41). En zo 'wordt de arme gemeente wil-en weerloos overgeleverd in de handen der mannen van de Semitische en Classieke studie'. Van de vertaling, zegt Kuyper blijft natuurlijk niets meer over. Jonge dominees, die van de oorspronkelijke talen nauwelijks het allerelementairste kennen, beroepen zich op de preekstoel op de grondtekst, en wel om hun eigen ideeën aan de man te brengen. En de arme leek moet wel denken: Ach, kende ik maar Grieks en Hebreeuws, wat heb ik aan die ellendige (Staten-) vertaling! En daarbij blijft het niet, want, zo wordt het kerkvolk ingeprent, die grondtekst is nog bedorven ook. En zelfs dan zijn wij er nog niet, want, zegt Kuyper, de arme gemeente moet vervolgens ook nog horen dat allerlei verhalen in de bijbel mythen zijn, en dat het een en ander overgenomen is uit de oude Perzische religie. De boeken van Mozes heten veel later van oorsprong te zijn dan Mozes' tijd. De verhalen van schepping en zondeval gaan door voor heilige fantasieën. Het boek Daniël is vroom bedrog. De woorden der apostelen vormen geen juist beeld van Christus. Onder dat juk nu moet de gemeente heden door. De geleerden zijn het die het weten, zij vormen heden een nieuw soort clerici (geestelijken). Weer is aan de gemeente de Heilige Schrift ontnomen, nu niet door een roomse geestelijkheid, maar door intellectuele clerici. De stand der geleerden zal uitmaken wat geloofd mag worden en wat niet.

Heilige Schrift en Formulieren

Eerst heeft men gezegd, aldus Kuyper, niet de Formulieren, dus niet de Belijdenis, maar Gods Woord! Gods Woord alléén. Het was een mooie leus. Maar als men dan zegt: Dus de Schrift! dan is het antwoord: neen, Gods Woord in de Schrift. En legt men de Schriftkritici hierop vast, dan ontspringen zij opnieuw de dans, want dan blijkt dat zij de Schrift houden voor een product van de eigen gedachten der profeten en apostelen. Dat alles is beledigend voor de gemeente Gods. Zij kan niet anders dan in heilige toorn daartegen in verzet komen. Tegen dit 'honend clericalisme' gaat zij in de naam des Heeren in, zij laat zich het Woord Gods niet ontnemen.

Epiloog

Aan het slot van zijn rede vat Kuyper nog eens het een en ander samen. Dit heb ik gewraakt, zegt hij, dat men niet buiten maar op het erf der gemeente, zo roekeloos met de Schrift is omgegaan. En Kuyper spreekt dan verder van een kritisch 'vandalisme'. Hij wendt zich ook nog een keer tot de Ethischen, en zegt dan: Omdat zij 's Heeren naam belijden en nog steeds mijn broederen zijn (men bedenke: het was nog 5 jaar vóór de Doleantie), zeg ik: Laat het uit zijn met het hinken op twee uitsluitende beginselen. Hebt deernis met de gemeente Gods, die door de Schriftkritiek zo diep gekrenkt is; zij is de gemeente van de levende God.

Neen, ik vraag niet, zegt Kuyper, aan jonge geleerden dat zij hun geweten verkrachten. Zij behoeven niet hun wetenschappelijk geweten geweld aan te doen. Het is nooit goed om tegen het geweten in te gaan. Maar, wilt ge ergens geweld tegen plegen, wilt ge tegen iets uw kracht zetten, doe het dan - bid ik u in de naam des Heeren - tegen de hoogheid van ons menselijk denken. Begeer nooit iets anders te zijn dan slechts instrumenten van de Heiligen Geest!

Ziehier, in het kort, Kuypers rede. Zijn standpunt is duidelijk. De Schriftkritiek is door hem onomwonden afgewezen. Maar verwierp hij daarmee ook alle onderzoek? Hijzelf zegt ergens in deze rede, dat hij niet conservatief wenste te zijn. Wat heeft hij daarmee bedoeld? Was er bij hem naast de afwijzing van de Schriftkritiek toch ook een aanvaarding, althans tot op zekere hoogte, van haar resultaten? Dat is een (actueel) punt dat wij de volgende keer willen nagaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kuyper en de Schriftkritiek (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's