Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle dingen zijn gereed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle dingen zijn gereed

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Als zij dan aan land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood. Jezus zeide tot hen: brengt van de vissen, die gij nu gevangen hebt' Joh. 21 : 9, 10

Het laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie is een zeer boeiend gedeelte uit de geschiedenissen van Jezus verschijningen na Zijn opstanding. Ook hier valt de eenvoud en de diepte van Gods Woord op. Want het gaat hier over een openbaring. Vers één: 'Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom aan den discipelen aan de zee van Tiberias.' En Hij openbaarde Zich aldus: Alle nadruk dus op het openbaringskarakter van wat hier gebeurt. Een openbaring onder zulke eenvoudige tekenen, en in schijnbaar van die alledaagse dingen. Zalig, wie er geopende ogen en oren voor kreeg!

Een rustig kabbelend meer, een aantal vissers die hun bootje afmeren aan de oever in de morgenvroegte, een Onbekende, Die wat vis wil kopen op het strand, ... alles zo'n vertrouwd beeld in die omgeving. Maar let op: en Hij openbaarde zich aldus. Er gebeuren hier zeer bijzondere dingen. 't Is de nacht, waarin de discipelen niets vingen, 't wordt de dag, waarop Petrus onder vier ogen komt met Zijn getrouwe, opgestane. Maar wat daar tussen gebeurt, is onze aandacht ook ten zeerste waard.

Toen de discipelen met lege netten aan de wal kwamen, had de Heere Jezus gevraagd: hebt gij niet enige toespijs? Ze hadden toen niets. Echter, toen de discipelen voor de tweede keer gevist hadden en de netten vol waren, had de Heere al een rnaaltijd gereed. U kunt geloven dat de discipelen daar verbaasd naar hebben gekeken. De Heere Jezus deed dit niet om hen in verlegenheid te brengen zonder meer. Hij had hen hier iets rijks mee te leren en te tonen, namelijk Zijn wonderlijke zorg en liefde voor hen.

Vóór dat Christus ter helle voer, hield Hij het Avondmaal met hen, en vóór Hij ten hemel opvoer, houdt Hij het middagmaal met hen. Het Avondmaal was een versterking voor hen op de weg die zo moeilijk was. Zonder dit middagmaal zou voor hen de weg evenzeer te veel zijn. Straks immers moeten de discipelen Christus' woord en werk uitdragen aIs schapen onder de wolven. Daarom versterkt Hij hen eerst inZijn nabijheid, door Zijn gemeenschap en met Zijn gaven. En wat hebben ze het nodig gehad! Petrus zat al spoedig in de gevangenis. Jacobus, hierbij ook aanwezig, is dan al door het zwaard van Herodes gedood. En waar kwam Johannes niet voor te staan, en de anderen! Maar vóór dat hen dit alles overkomt heeft Jezus ze bij Zich genomen, hen versterkt en bemoedigd. Op Petrus heeft ook dit zo'n indruk gemaakt, dat hij er later nog over spreekt in het huis van Cornelius (Hand. 10 vs. 41) namelijk dat Christus de Opgestane hen openbaar is geworden, Die metf hen gegeten en gedronken heeft na (niet vóór) Zijn opstanding.

Ook nu nog neemt de opgestane Heiland door de bediening van Woord en Sacrament de Zijnen in Zijn nabijheid, en versterkt ze in de gemeenschap met hen voor wat hen te wachten staat. Wat is dat nodig voor beproevingen en aanvechtingen, voor tegenslagen en ziekte, bij het naderen van de dood, maar ook om de weelde van voorspoed te dragen (dat gaat ook zeker niet in eigen kracht) en om de listen van satan te doorstaan. We zien het hier: de Heere stuurt de zijnen maar niet zó weg. Hij doet als de Goede Herder Zijn schapen éérst ingaan (in Zijn geborgenheid) en dan uitgaan (op de weg vol risico's en gevaren). Maar Hij bereidt ze er op voor. Dan kunnen in de grootste smarten de harten in de Heere gerust zijn, want indachtigmakende genade geeft dan de zegen van Gods voorzorg. Dat is troostend. Zo sterkt de Heere zijn beschermelingen met de 'verzekering van Zijn hartelijke liefde en trouw jegens hen, opdat Hij ons geloof en betrouwen op Zijn volkomen offerande, als op de enige grond en fundament onzer zaligheid' (avondmaalsformulier).

Behalve deze rijke troost is er in de door Christus klaargemaakte maaltijd ook deze lering. De Heere heeft eigenlijk dat wat de discipelen naar Hem brengen helemaal niet nodig. Hij kwam niet om wat van hen te ontvangen, maar om hen wat te geven. Dat is ook Zijn openbaring hier. Wéé de discipel die dan zegt: Heere, ik hoef het Uwe niet, ik heb een net vol vis, daar eet ik wel van. U mag wel met mij meeëten. Dat komt voor, dat mensen zó godsdienstig zijn, dat ze de Heere willen laten meeëten van hun tafel. Maar hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Bent u daarvan gediend? Kan de Heere het Zijne aan u kwijt? Is daar plaats voor gekomen?

Zonder dat de discipelen er iets aan gedaan hebben, was er die maaltijd. Die vis hebben zij niet gevangen, dat brood niet gekocht en het vuur niet aangestoken. Integendeel! Eerst waren ze met lege netten thuisgekomen. En dat ze later wel vingen, was alleen omdat ze op Gods bevel het net aan de andere zijde hadden geworpen. Wat een troost voor hen die bij hun lege netten neerzitten. We hebben een wonderdoend en verrassend God! Misschien mocht het bij een andere lezer zover komen dat u een grote vangst deed. U waagde het met het Woord van God en met de God van het Woord. En gaf de Heere op Zijn Woord ook volle netten? Rijk is dat. Maar nog rijker als het u niet verbond aan de weldaden, maar aan de Weldoener. Dan blijft u niet zitten bij een net vol ervaringen, belevingen en bevindingen - hoe bijzonder ook - maar dan komt u moede, arm en naakt, tot de God, Die zalig maakt. Dat vuur, die vis, dat brood leren ons dat er van ons niets bij hoeft. 't Is alles Gods werk. Wat wordt Hij dan verheerlijkt. Mocht Pasen verkondigen dat de Heere zorgt voor het leven van Zijn Kerk, dit middagmaal verkondigt dat de Heere ook zorgt voor het levensonderhoud van Zijn Gemeente. Hij legde Zijn leven af, opdat de Zijnen het leven en overvloed zouden hebben. Dit middagmaal verkondigt, wat het Evangelie bij Woord en Sacrament predikt: Hij heeft een uitgewerkte zaligheid voor een uitgewerkt volk. Leerden we het verstaan? 'Dan weten we: het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods'. Dan gaat het goede van Gods woning verzaden reis op reis. Dan wordt het goed niet bij ons vandaan, maar bij de Heere vandaan. Zo werkt de Heere, zo ontvangt Hij Zijn volk, zo verrast Hij Zijn gelovigen.

Straks moeten de discipelen er op uit als vissers van mensen. Moeilijke en mooie opdracht. Hoe zal dat kunnen? Niet in eigen kracht, dan blijven de netten leeg. Maar op Gods Woord en mét dat Woord en de Heere Zelf zal het gaan. In deze maaltijd krijgen ze dan nog mee: vreesniet wat gij eten of drinken zult, of wie u bewaren zal. U blijft onder Mijn zorg en bescherming staan. Ik zorg voor uw leven en levensonderhoud, lichamelijk en geestelijk.

Toch zegt de Heere Jezus nog; Brengt van de vissen. Het middagmaal komt van de Heere, de toespijs mag van hen zijn. Duidelijk toont de Heere: Ik kan zonder het uwe, maar hoewel Ik het niet nodig heb, toch wil Ik het gebruiken. Dit is geen les in lijdelijkheid. Oneen, op Gods Woord hebben we het net uit te werpen! Maar als de Heere het u eens vroeg: brengt van de vissen die gij nu gevangen hebt, wat brengt u dan mee? Vissen van eigengerechtigheid, vissen met op elke schub het woord 'IK'? Dit is stinkende vis of vissen van uw Doop en belijdenis, zonder dat Christus u lief is en de zonde uw smart werd? Dat is dode vis. Of komt u met de vis van uw bekering, zonder een leven met Gods Woord in een dagelijkse bekering? Dit is vis beneden de maat.

Wat mag dan als toespijs dienen? Een verbroken en verslagen hart, uw lege handen, uw hunkerend hart. Dat is vis in de wateren van het Woord gevangen. Voelt u zich een onwaardige, bang dat u iets verkeerds mee zult brengen? U wijs ik op de vraag die de Heere later in dit hoofdstuk aan Petrus stelt: hebt gij Hem lief? Vóór Petrus naar zijn liefde gevraagd wordt, heeft de Heere hem in dit middagmaal Zijn liefde getoond. Zo kwam het goed met hem, niet omdat Petrus zoveel liefde had, maar omdat Hij eerst liefgehad. Nog liefgehad. Nog nodigt de Heere hongerigen en dorstigen, vermoeiden en belasten: komt herwaarts houdt het middagmaal. En die hun volle netten laten liggen en komen, zullen hem kennen en zeggen: het is de Heere!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Alle dingen zijn gereed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's